[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. het Verslag Raad Algemene Zaken van 17 november 2025 (Kamerstuk 21501-02-3292)

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D51936, datum: 2025-12-12, bijgewerkt: 2025-12-15 09:45, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-3312 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .

Onderdeel van zaak 2025Z21961:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


21501-02 Raad Algemene Zaken

Nr. VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld d.d. .. 2025

Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 21 november 2025 inzake het Verslag Raad Algemene Zaken van 17 november 2025 (Kamerstuk 21501-02, nr. 3292) en de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 3 december 2025 inzake de Geannoteerde Agenda Raad Algemene Zaken 16 december 2025 (Kamerstuk 21501-02, nr. 3298).

Bij brief van ... heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Erkens

De griffier van de commissie,

Blom

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-PvdA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de FVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie


II Reactie van de minister van Buitenlandse Zaken

  1. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken (RAZ) . Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de D66-fractie lezen in de agenda dat de bijeenkomst in Lviv mede wordt georganiseerd omdat door de blokkade van één lidstaat geen formele stappen kunnen worden gezet in het toetredingsproces van Oekraïne. Deze leden waarderen de houding van het kabinet en onderstrepen het grote belang van een voorspoedige toetreding van Oekraïne tot de Unie, maar wijzen de minister erop dat inmiddels in meerdere lidstaten sprake is van een anti-Oekraïne agenda.

De leden van de D66-fractie vragen de minister wat de verwachte houding is van lidstaten zoals Hongarije, Slowakije en Tsjechië ten aanzien van de voortgang van het Oekraïense toetredingsproces tijdens de RAZ en de Europese Raad, maar ook tijdens de bijeenkomst in Lviv. Welke inzet kiest Nederland richting lidstaten waar de steun voor de Oekraïense toetreding en steun voor Oekraïne in bredere zin onder druk staat?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het toetredingsproces is een op merites gebaseerd proces. De voortgang van elke kandidaat-lidstaat wordt door lidstaten beoordeeld, met als uitgangspunt de voortgangsrapportages van de Commissie. De Raad stelt de gemeenschappelijke positie van de EU vast voor bepaalde aspecten van de toetredingsonderhandelingen, zoals het openen van een Cluster. De Raad beslist daarbij met unanimiteit. Het kabinet kan niet ingaan op de positie van individuele lidstaten zoals Slowakije en Tsjechië. Van Hongarije is bekend dat het de opening van Cluster 1 met Oekraïne blokkeert. Dergelijke oneigenlijke bilaterale blokkades zijn onwenselijk en schaden de geloofwaardigheid van het uitbreidingsproces. Deze boodschap heeft het kabinet meerdere malen in EU-verband overgebracht. Het kabinet stelt zich constructief op in de discussies binnen de Raad en tussen lidstaten over manieren waarop met de Hongaarse blokkade kan worden omgegaan. Tegelijkertijd benadrukt het kabinet dat de uitbreidingsmethodologie en besluitvormingsprocedures in stand moeten worden gehouden. Dit betekent dat er geen formele besluitvormingsstappen overgeslagen kunnen worden en dat unanimiteit bij besluitvorming een vereiste blijft.

Het kabinetsstandpunt is gericht op het onderstrepen van het EU-perspectief van Oekraïne en tegelijkertijd aangeven dat concrete resultaten van onder andere rechtsstaathervormingen en anti-corruptiemaatregelen essentieel zijn voor voortgang op het EU-pad. De leden van de D66-fractie hebben hier begrip voor en benadrukken het belang van een democratische rechtsstaat. Deze leden vragen of de minister, met het oog op de Europese vrede en veiligheid, van plan is om te kijken naar opties voor versnelde toetreding van Oekraïne op bepaalde beleidsgebieden of in specifieke sectoren van de Unie.

  1. Antwoord van het kabinet:

De positie van het kabinet ten aanzien van geleidelijke integratie is dat dit overwogen kan worden als dit in het belang is van Nederland, de EU en de kandidaat-lidstaat, en als de integriteit van de interne markt en interne veiligheid gewaarborgd blijven. Integratie in delen van de interne markt dient vooraf te worden gegaan door overname, implementatie en handhaving van relevante onderdelen van het EU-acquis en moet gepaard gaan met hervormingen en respect voor de rechtsstaat. Geleidelijke integratie kan (potentiële) kandidaat-lidstaten perspectief bieden voorafgaand aan EU-lidmaatschap en deze belangrijke buurlanden sterker aan de EU binden. Dit geldt ook voor Oekraïne.

Daarnaast wijzen de leden van de D66-fractie op het MATRA-programma dat (potentiële) kandidaat-lidstaten en landen van het Oostelijk Partnerschap ondersteunt bij de versterking van hun rechtsstaat en democratie. Dit is een cruciaal instrument om de gevraagde hervormingen in Oekraïne te faciliteren. Deze leden benadrukken het belang van dit programma en maken zich zorgen over de forse bezuinigingen. Deze leden vragen de minister wat het huidige budget is dat naar dit programma gaat, en beoordeelt de minister dit als voldoende gezien de urgentie en het belang van de EU-toetreding van Oekraïne en andere kandidaat-lidstaten in die regio?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderschrijft het grote belang van het Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen (NFRP) MATRA-programma. Het is al jarenlang een waardevol instrument voor de versterking van democratie en rechtsstaat in (potentieel) kandidaat-lidstaten en landen van het Oostelijk Partnerschap. Tegelijkertijd is er ook uitvoering gegeven aan de bezuinigingen op non-ODA middelen: het totale MATRA-budget zal aanzienlijk dalen van circa EUR 13.4 mln. in 2025 naar EUR 7.4 mln. in 2027. Conform motie Piri c.s.1 is onderzocht of er ruimte is op de begrotingsposten waar vaak onderuitputting is om het NFRP, inclusief MATRA en het Politieke Partijen Programma in 2026 en 2027 budgettair onverminderd ten opzichte van 2025 voort te zetten. Dit is niet het geval. De taakstellingen volgend uit het hoofdlijnenakkoord dwingen het ministerie om scherpe keuzes te maken. Bij de invulling van de bezuinigingen zijn alle non-ODA programmabudgetten gekort. Voor MATRA, net als het Mensenrechtenfonds, is geprobeerd deze deels te ontzien maar gezien de omvang van deze budgetten in het totaalbeeld van non-ODA bleek het niet mogelijk om deze ongemoeid te laten. Daarnaast is er gesneden in budgetten waar historisch gezien vaak onderuitputting was om aan de taakstellingen te voldoen. Hierdoor is er op dit moment geen extra ruimte om uitvoering te geven aan deze motie door gebruik te maken van onderuitputting. Mocht uw Kamer het wenselijk achten om toch de bezuiniging op het NFRP terug te draaien, dan zal dit ten koste gaan van een ander programmabudget binnen de BZ-begroting, en dan zullen we het gesprek hierover met de Kamer aangaan.

Aan Oekraïne biedt Nederland, in overeenstemming met de motie Paternotte/Veldkamp2 en Van Campen/Paternotte3, bilaterale steun bij het voldoen aan de Kopenhagencriteria en het EU-acquis. Deze steun wordt onder meer via het NFRP MATRA-programma gegeven en richt zich met name op hervormingen van de rechtsstaat. Het MATRA-budget voor Oekraïne is bij de bezuinigingen zoveel mogelijk ontzien en waar mogelijk zelfs opgehoogd. Daarnaast heeft het kabinet EUR 3 mln. extra vrijgemaakt voor projecten in Oekraïne op het gebied van democratie en rechtsstaat voor 2026. Nederland blijft zich zodoende inzetten voor het versterken van de democratie en rechtsstaat in kandidaat-lidstaten, waaronder Oekraïne.

De leden van de D66-fractie onderstrepen het belang van de herstelinvesteringsleningen aan Oekraïne en zijn positief over de doorbraak over het gebruik van de opbrengsten van de bevroren Russische tegoeden. Is de minister bereid om tijdens de aanstaande RAZ en de Europese Raad geen enkele financieringsmogelijkheid voor de steun aan Oekraïne te blokkeren?

  1. Antwoord van het kabinet:

Duidelijk is dat Oekraïne op korte termijn meer steun nodig heeft, zowel militair als financieel om maatschappelijk en economisch op de been te blijven. Het IMF schat deze noden op EUR 135 mld. voor 2026-2027. De Commissie heeft op 3 december jl. wetsvoorstellen gedeeld voor twee opties: de herstellening op basis van de geïmmobiliseerde Russische Centrale Banktegoeden; en EU-leningen op basis van gemeenschappelijke uitgifte van schuld door de EU. Het is van belang dat de Europese Raad in december een politiek akkoord op hoofdlijnen bereikt over de financiering van steun, ook met oog op de definitieve besluitvorming over het nieuwe IMF-programma. Dit vindt uiterlijk in januari plaats en vereist overtuigend zicht op financiële steun vanuit de EU. Het kabinet acht het Commissievoorstel voor herstelleningen de meest kansrijke optie en geeft hieraan de voorkeur. Echter sluit het kabinet, gezien de urgente noden van Oekraïne, ook de andere door de Commissie voorgestelde opties niet op voorhand uit. Uw Kamer zal op korte termijn nader worden geïnformeerd over de appreciatie van de Commissievoorstellen.

In de geannoteerde agenda hebben de leden van de D66-fractie kennisgenomen van de derde bespreking over het volgend Meerjarig Financieel Kader (MFK) tijdens de aanstaande RAZ.

De leden van de D66-fractie benadrukken, gegeven de huidige situatie van een demissionair kabinet en de veranderde politieke samenstelling van de Tweede Kamer, dat het van belang is dat het kabinet terughoudendheid betracht bij het vastleggen van lange termijnposities. Deze leden vragen de minister wat de concrete, inhoudelijke positie van het kabinet over het volgende MFK is, en is de minister het met deze leden eens dat het kabinet zich in deze fase van de onderhandelingen een constructieve, neutrale positie moet aanmeten die alle onderhandelingsopties openhoudt voor de nieuw te vormen coalitie?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zet in op een moderne en toekomstbestendige EU-begroting. Dit betekent dat de nieuwe begroting meer gericht moet worden op het versterken van het Europese concurrentievermogen met als fundament een sterke, interne markt en inzet op onderzoek en innovatie, een stevig asiel en migratiebeleid, en veiligheid en defensie. Daarnaast zet het kabinet in op een beperking van de stijging van de Nederlandse afdrachten aan de EU in lijn met de budgettaire afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord.

Het kabinet heeft in de kabinetsappreciatie van de Commissievoorstellen inzake het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het Eigenmiddelenbesluit (EMB)4 aangegeven dat het MFK een essentieel onderdeel vormt van het instrumentarium van de EU om Europese doelstellingen te verwezenlijken en aan Europees beleid uitvoering te geven. Bovendien zijn het MFK en het EMB niet controversieel verklaard door de Kamer. Daarom zet het kabinet zich actief in tijdens de onderhandelingen over het MFK, in nauwe afstemming met uw Kamer. Tegelijkertijd zijn de onderhandelingen over het volgend MFK een lang proces waarbij naar verwachting pas laat in het proces de belangrijkste knopen doorgehakt zullen worden.

Bij eerdere RAZ-vergaderingen bleek Nederland aan te schuiven bij een informele bijeenkomst met een duidelijke politieke signatuur die gevolgen heeft voor de diplomatieke positie en perceptie van Nederland voor de komende jaren. De leden vragen de minister of hij kan toezeggen dit niet opnieuw te doen.

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet probeert altijd op Europese dossiers zo nauw mogelijk op te trekken met andere lidstaten ten behoeve van een zo goed mogelijk onderhandelingsresultaat. Dit geldt ook voor het MFK waar het kabinet samenkomt met andere lidstaten in wisselende samenstellingen om de hierboven genoemde inzet te bereiken.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de bespreking van het herfstpakket van het Europees Semester, dat onder meer de beoordeling van de ontwerp-begrotingsplannen van de eurolanden voor 2026 en de beoordeling van buitensporige tekorten omvat. Met het oog op het toezicht op de overheidsfinanciën vragen deze leden de minister wat de huidige inschatting van het kabinet is over de budgettaire positie van Nederland in relatie tot de criteria van het Stabiliteits- en Groeipact. Verwacht het kabinet dat de beoordeling in het kader van het Europees Semester op de lange termijn ertoe zal leiden dat Nederland zelf te maken krijgt met aangescherpt toezicht vanuit de Europese Commissie en/of de Raad?

  1. Antwoord van het kabinet:

Elk jaar dienen de lidstaten van de eurozone uiterlijk op 15 oktober hun ontwerpbegroting (draft budgetary plan, DBP) in bij de Commissie. In dit document leggen lidstaten uit hoe zij, binnen de Europese begrotingsregels, hun nationale begrotingsdoelen willen realiseren. De Europese Commissie constateert op basis van deze ontwerpbegroting dat Nederland in 2025 en 2026 zowel het jaarlijkse als het cumulatieve uitgavenplafond overschrijdt. Deze overschrijding betekent dat Nederland op de middellange termijn het risico loopt de normen van 3% voor het tekort en 60% voor de overheidsschuld te overschrijden. Zolang Nederland onder deze referentiewaarden blijft, kunnen geen handhavingsmaatregelen worden opgelegd. Nederland voldoet op dit moment aan deze Europese normen, met een schuld ruim onder de 60% en een tekort onder de 3%.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie constateren dat op de agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 16 december 2025 ter bespreking het Meerjarig Financieel Kader (MFK) staat. Lidstaten krijgen straks via nieuwe Nationale en Regionale Partnerschap Plannen (NRPP) geld, mits ze doen wat de Commissie wil ("alignment with EU priorities"), en de Europese Commissie wil een flexibiliteitspercentage van 25% waardoor (democratische) controle op de uitgaven wordt bemoeilijkt, terwijl er al geen positief rapport van de Europese Rekenkamer te vinden is.

De leden van de PVV-fractie constateren voorts dat het Eigenmiddelenbesluit (EMB) onderdeel is van de MFK-onderhandelingen. De Europese Commissie wil nieuwe belastingen gaan heffen ter hoogte van 58 miljard per jaar: ETS1, CBAM, e-waste, tabak, CORE, en die gaan – als ze worden ingevoerd - per 1 januari 2028 uiteraard de prijzen opdrijven voor de Nederlandse consument. Ondertussen doet de Europese Commissie niets, maar dan ook helemaal niets, om migratie te beperken en duidt het Werkprogramma van de Europese Commissie voor 2026 niet op enig gevoel van urgentie om de buitengrenzen daadwerkelijk te bewaken en te zorgen dat de massa-immigratie wordt gestopt. Waar de Europese Commissie dan weer wél prioriteringsruimte voor heeft, is het EU-Uitbreidingsprogramma en rechtsstaatdialogen met lidstaten.

De leden van de PVV-fractie hebben de volgende vragen aan de minister:

  1. Deelt de minister de analyse van de leden van de PVV-fractie dat de NRPP’s buitensporig veel invloed en macht bij de Europese Commissie leggen? Zo nee, hoe ziet de minister dat?

  1. Antwoord van het kabinet:

In het voorstel voor de NRPP’s ligt de hoofdverantwoordelijkheid bij de lidstaten zelf. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de opzet, financiële uitwerking en uitvoering van het plan, inclusief de monitoring daarvan. Daarnaast is er ruimte om te sturen op inhoudelijke prioriteiten door inzet van de niet-gealloceerde middelen in de nationale NRP-enveloppen. Binnen de NRPP’s richt de Commissie zich voornamelijk op het doen van aanbevelingen, het toetsen aan de wettelijke kaders, de monitoring van de voortgang op in de plannen gestelde doelen (onder andere ten aanzien van landspecifieke aanbevelingen) en het bewaken van de aansluiting op bredere EU-doelstellingen. Het kabinet is daarom niet van mening dat te veel invloed en macht bij de Europese Commissie komt te liggen bij de NRPP’s.

  1. Deelt de minister de analyse van de leden van de PVV-fractie dat het flexibiliteitspercentage van 25% de toch al lekke EU-geldmand nóg oncontroleerbaarder maakt en vindt de minister ook dat Nederland nooit akkoord moet gaan met het verder verbloemen van de financiële onkunde van de Europese Commissie?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het voorgestelde flexibiliteitspercentage van 25% is primair bedoeld om te voorkomen dat alle middelen al aan het begin van het MFK worden toebedeeld, waardoor er geen middelen meer beschikbaar zijn op het moment dat nieuwe prioriteiten opkomen. Het creëren van meer flexibiliteit in het MFK, onder meer met dit flexibiliteitspercentage, draagt daarom juist bij aan een meer doelmatige besteding van het geld en maakt de begroting niet oncontroleerbaar. Daarnaast blijft de Europese Rekenkamer de uitgaven onder het MFK controleren, waaronder ook de uitgaven die onder het flexibiliteitspercentage gebruikt worden.

  1. Kan de minister toezeggen dat Nederland niet akkoord zal gaan met (nieuwe) Europese belastingen en zo nodig daarover haar veto zal uitspreken?

  1. Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in de Kamerbrieven van 28 maart jl. en van 12 september jl. zal het kabinet voorstellen voor nieuwe eigen middelen niet bij voorbaat omarmen en zal het deze voorstellen op eigen merites beoordelen. Daarnaast heeft het kabinet een zeer kritische houding ten aanzien van het voorgestelde nieuwe eigen middel dat gebaseerd is op een afdracht die lidstaten zouden innen bij ondernemingen met een jaaromzet van meer dan 100 miljoen euro, als bijdrage voor het mogen opereren op de interne markt (CORE). Verder verwijst het kabinet naar het beoordelingskader voor nieuwe eigen middelen dat is opgenomen in de brief van 12 september jl. waarbij wordt gekeken naar het (netto)-effect op de Nederlandse afdrachten, de voorspelbaarheid, stabiliteit en uitvoerbaarheid, en in hoeverre het nieuwe eigen middel aansluit bij Europese en nationale beleidsdoelstellingen.

  1. Wat is de minister bereid te doen om de Europese Commissie ertoe te bewegen de buitengrenzen eindelijk eens fatsoenlijk te dichten en de massa-immigratie te stoppen?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet blijft benadrukken dat de volledige implementatie van het Asiel- en Migratiepact (hierna: Pact) essentieel is. Het Pact bevat belangrijke elementen om de buitengrenzen te versterken. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de invoering van de verplichte asielgrensprocedure, de Eurodac-registratie en screening. Daarnaast zet het kabinet zich er in Europees verband voor in, dat tekortkomingen in de implementatie van het Schengen-acquis met betrekking tot de buitengrenzen geadresseerd worden.

  1. Constaterende dat het uitbreidingsprogramma wordt geagendeerd voor een apart commissiedebat over EU-uitbreiding, is de minister bereid in aanloop daar naartoe een (uitgebreide) kosten/baten-analyse te maken van EU-uitbreiding voor Nederland? Wat hebben eerdere uitbreidingsbesluiten Nederland opgeleverd en wat hebben ze gekost, wat zijn de ramingen voor nieuwe toetredingen en wat is het te verwachten effect op migratiestromen naar Nederland vanuit nieuw toetredende landen?

  1. Antwoord van het kabinet:

Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de mogelijke gevolgen van EU-uitbreiding voor Nederland. Zo heeft SEO Amsterdam Economics in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken onderzoek gedaan naar de economische effecten van uitbreiding. De conclusie van het in februari 2025 gepubliceerde rapport luidt dat de economische impact voor Nederland en de EU positief, maar macro-economisch beperkt is.5 Het CPB publiceert naar verwachting op 11 december in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een studie, waarin de mogelijke effecten van verdere EU-uitbreiding op de migratie van toetredende landen naar Nederland wordt onderzocht. Verder publiceert de Commissie naar verwachting begin 2026 een mededeling waarin ze de gevolgen van uitbreiding voor belangrijke beleidsterreinen evalueert. Op basis daarvan zullen lidstaten analyseren welke hervormingen nodig zijn om nieuwe lidstaten succesvol te absorberen, zonder dat dit ten koste gaat van het handelingsvermogen van de Unie. Uw Kamer ontvangt een kabinetsappreciatie van deze mededeling volgens de reguliere informatie-afspraken.

  1. De Europese Commissie voert rechtsstaatdialogen met lidstaten van de Unie. Is het, gezien de recente publicaties over wéér een corruptieschandaal bij de Europese instituties, een idee om die gesprekken eens om te draaien? Wil de minister namens Nederland daar het voortouw in nemen? Zo nee, waarom niet?

  1. Antwoord van het kabinet:

De berichtgeving rondom de European Diplomatic Academy (EUDA) is zorgwekkend. Het onderzoek door het Europees Openbaar Ministerie (EPPO) in samenwerking met het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) naar mogelijke belangenverstrengeling en corruptie met betrekking tot de aanbesteding rondom EUDA loopt. Het kabinet onderstreept het belang van het waarborgen van integriteit, ook om het vertrouwen van burgers in de EU-instellingen te behouden. Het is belangrijk om daarover afspraken te maken tussen EU-instellingen. Het kabinet is dan ook voorstander van het snel voltooien van het interinstitutioneel orgaan voor ethiek (Ethics Body). Het kabinet zet zich in om dit orgaan zo effectief mogelijk te maken, bijvoorbeeld door te onderzoeken hoe het instellingen kan aansporen om anti-corruptietrainingen aan te bieden.

  1. Volgens de voorzitter van de Europese Commissie wordt tijdens deze Raad ook gesproken over garantstelling voor de Russische tegoeden. Kan de minister toezeggen dat Nederland niet garant zal staan voor de terugbetaling van Russische tegoeden, in welke vorm dan ook?

  1. Antwoord van het kabinet:

In EU-verband wordt op dit moment gesproken over twee mogelijke financieringsopties voor steun aan Oekraïne, waarvan een de herstellening betreft op basis van de geïmmobiliseerde Russische Centrale Banktegoeden. Hierbij stelt de Commissie een constructie voor waarbij de relevante financiële instellingen de kasgelden op hun balans investeren in een speciaal EU-schuldinstrument. De claim van de Russische centrale bank op de tegoeden blijft daarbij in stand. EU-lidstaten geven in dit voorstel bilaterale garanties af om zeker te stellen dat de Unie de financiële instellingen op elk moment kan terugbetalen om aan verplichtingen jegens de Russische centrale bank te kunnen voldoen. Het kabinet heeft begrip voor de noodzaak voor EU-lidstaten om bilaterale garanties af te geven, zodat de Europese Unie de leningen aan de financiële instellingen altijd kan afbetalen. Dit is van belang voor een technisch en financieel houdbare constructie. Uitgebreidere appreciatie van de voorstellen komt uw Kamer op korte termijn toe.

Het kabinet acht het van groot belang dat tijdens de aankomende Europese Raad een politiek akkoord wordt bereikt over een financieringsconstructie voor Oekraïne, gezien de urgente noden van Oekraïne. Nederland ziet het voorstel van de Commissie voor herstelleningen als de voorkeursoptie. Daarnaast is het politieke commitment van de Europese Raad dat de tegoeden geïmmobiliseerd blijven tot Rusland de agressieoorlog beëindigt en herstelbetalingen voldoet nog steeds van kracht.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 16 december 2025. Deze leden constateren dat Europa zich bevindt in het meest onzekere geopolitieke klimaat van de afgelopen decennia. De veiligheid van ons continent en ons land, onze economische weerbaarheid en de stabiliteit van de orde staan onder druk. Tegen deze achtergrond achten deze leden het van groot belang dat Nederland in Brussel consistent inzet op een sterke EU die daadwerkelijk levert op veiligheid, groei, concurrentiekracht en het beschermen van onze strategische belangen.

De leden van de VVD-fractie benadrukken dat het nieuwe MFK moet inspelen op het meest onzekere geopolitieke klimaat in decennia. Dat betekent een duidelijke herprioritering: meer middelen voor defensie, veiligheid, innovatie en economische concurrentiekracht, en minder voor uitgaven die beperkt bijdragen aan Europese weerbaarheid. Zij vragen het kabinet hoe zij deze verschuiving actief borgt in de onderhandelingen en welke concrete Nederlandse voorstellen hiervoor worden ingebracht.

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zet in op een moderne en toekomstbestendige EU-begroting, en steunt daarom het voorstel van de Commissie om een groter deel van de EU-begroting te besteden aan thema’s zoals concurrentievermogen, veiligheid en defensie, en asiel en migratie. In de huidige fase van de onderhandelingen over het volgend MFK wordt echter nog niet gesproken over de omvang van de verschillende pijlers en de verdeling van middelen.

Daarnaast hechten deze leden groot belang aan het continueren van de Nederlandse korting. Zij vragen hoe het kabinet ervoor zorgt dat deze behouden blijft en wat de impact voor de Nederlandse schatkist de komende jaren is indien dat niet lukt.

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zet tijdens de onderhandelingen in op de samenwerking met de andere lidstaten die in het huidige MFK een korting krijgen op de afdrachten (Duitsland, Oostenrijk, Denemarken en Zweden) om opnieuw een korting op te nemen in het eigenmiddelenbesluit voor de periode van het volgende MFK. Zoals ook is aangegeven in de brief van 12 september jl. zou het geheel wegvallen van de Nederlandse korting leiden tot een tegenvaller van ca. EUR 2 miljard per jaar voor de Nederlandse begroting, ingaande vanaf 2028.

De leden van de VVD-fractie constateren dat er tijdens deze Raad nader in wordt gegaan op pijler 3 van het MFK (Global Europe). Deze leden erkennen dat een robuust extern beleid noodzakelijk is om de strategische belangen van de EU te beschermen. Tegelijkertijd moet een fonds van € 182,9 miljard wel gepaard gaan met duidelijke strategische doelstellingen. Hoe beoordeelt het kabinet het ontbreken van zo’n bredere strategie? Erkent het kabinet het risico dat de huidige inrichting van Global Europa ertoe kan leiden dat de Commissie haar bevoegdheden met betrekking tot Europees Extern Beleid vergroot ten opzichte van de lidstaten? Welke onderhandelingsruimte ziet het kabinet om de Commissie te bewegen om geen extra bevoegdheden naar zich toe te trekken, en om de Commissie te bewegen om strategische doelstellingen te koppelen aan pijler 3?

  1. Antwoord van het kabinet:

De Commissie presenteert het Global Europe voorstel als een instrument ter bescherming en bevordering van de strategische belangen van de EU in een context van toenemende geopolitieke spanningen en geo-economische concurrentie. Het kabinet onderschrijft het belang van een strategisch EU extern beleid. Het kabinet zet zich dan ook in om tijdens de onderhandelingen duidelijke strategische kaders en doelstellingen voor het instrument te verankeren. Daarbij hecht het kabinet aan een sterke rol voor de Raad en lidstaten bij het bepalen van deze EU inzet. Daarom zet het kabinet tijdens de onderhandelingen in op het verzekeren van een sterke rol voor de Raad en lidstaten, onder meer via politieke sturing vooraf, zodat Nederland en overige lidstaten een centrale rol krijgen bij de strategische prioritering van Global Europe.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de noodzaak om zowel in Europees als in nationaal verband grip te krijgen op migratie. Hierbij werkt de Europese pijler het best als alle EU-lidstaten meedoen. Hoe beoordeelt het kabinet in dat kader de uitspraken van regeringsleiders en ministers van o.a. Polen, Hongarije en Slowakije dat zij (een deel van) het Migratiepact niet uit zullen voeren? Welke stappen onderneemt het kabinet om deze landen toch mee te laten doen aan het Migratiepact?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt dat het van groot belang is dat alle EU-lidstaten het Pact implementeren om meer grip te krijgen op migratie. Het is een wettelijke verplichting voor lidstaten om het Pact te implementeren. Het kabinet steunt de Commissie in haar monitorende rol en blijft in gesprek met de Commissie en lidstaten over de volledige implementatie van het Pact. Het kabinet benadrukt dat naleving door alle lidstaten noodzakelijk is om de effectiviteit van het Pact te waarborgen.

De leden van de VVD-fractie constateren voorts dat er gesproken zal worden over het Pact for the Mediterranean. Deze leden ondersteunen de noodzaak van strategische samenwerkingsverbanden met landen rond de Middellandse Zee, maar maken zich wel zorgen om de extra mogelijkheden die worden gecreëerd voor migranten om onder het Erasmus+ programma naar Europa te komen als studiemigrant. Wat is het oordeel van het kabinet over deze uitbreiding van het Erasmus+ programma?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet staat positief tegenover het EU Pact for the Mediterranean (MedPact), zoals aan uw Kamer is toegelicht in het BNC-fiche.6 Het Erasmus + programma faciliteert nu al mobiliteit van studenten, docenten en onderzoekers met landen uit de Middellandse Zeeregio. Wat betreft studenten aan hbo- of wo-instellingen gaat dit met name om studiepuntmobiliteit (en niet om diplomamobiliteit), die van tijdelijke aard is. In dat geval blijft een student ingeschreven staan aan de eigen onderwijsinstelling. Dit neemt niet weg dat het voor Nederland belangrijk is dat EU-lidstaten ruimte behouden voor een eigen invulling van deze aspecten van migratiebeleid. Daar zal Nederland zich voor inzetten bij de uitwerking van het MedPact tot een actieplan. In dat kader zal het kabinet aan de Europese Commissie vragen wat het versterken van deze mobiliteit inhoudt en welke waarborgen gelden.

Acht het kabinet de kans reëel dat het Pact for the Mediterranean ertoe zal leiden dat het aantal asielaanvragen van studiemigranten in Nederland zal toenemen? Indien ja, welke stappen onderneemt het kabinet om de uitbreiding van het Erasmus+ programma als onderdeel van het Pact for the Mediterranean zoveel mogelijk te voorkomen?

  1. Antwoord van het kabinet:

Mobiliteit van studenten, docenten en onderzoekers met landen uit de Middellandse Zeeregio wordt door het huidige Erasmus+ programma reeds gefaciliteerd. Allereerst is het zo dat, wanneer een persoon een verblijfsvergunning op grond van een studiedoel wil verkrijgen in Nederland, deze moet voldoen aan de gestelde voorwaarden. Wanneer iemand daar aan voldoet, wordt daarmee aannemelijk dat iemand daadwerkelijk voor dit doel – en dus niet voor een asielaanvraag – verblijf in Nederland wenst. Het kabinet acht de kans daarom beperkt dat het Pact for the Mediterranean (MedPact) op zichzelf zal leiden tot een (sterke) toename van asielaanvragen van (voormalige) studiemigranten in Nederland. Tegelijkertijd is het nog onvoldoende duidelijk wat de Europese Commissie bedoelt met het versterken van deze mobiliteit. Het kabinet zal de Europese Commissie dan ook vragen wat het versterken hiervan inhoudt. Het kabinet zal zich er binnen de EU voor inzetten dat EU-lidstaten hun eigen ruimte behouden voor invulling van migratie-gerelateerde aspecten van de uitvoering van het Pact for the Mediterranean. Zie verder het antwoord op vraag 19.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van het terugdringen van regeldruk in de EU en steunen de inzet van het kabinet om onnodige verplichtingen te reduceren en de implementatie van wetgeving te vereenvoudigen. Zij vragen echter hoe structureel wordt voorkomen dat de Europese wetgevingscyclus, zowel bij de Commissie als bij het Europees Parlement, blijft leiden tot een continue stapeling van nieuwe regels. Is het kabinet bereid bespreekbaar te maken of instrumenten zoals sunset clauses, strengere proportionaliteits- en effectiviteitstoetsen, systematische ex-ante impactanalyses of “one in, one out”-mechanismen kunnen bijdragen aan het permanent beheersen van regeldruk en het versterken van de concurrentiekracht van de EU? Is het kabinet dan ook bereid concrete voorstellen op dit vlak in te brengen en hierop een coalition of the willing te vormen met andere lidstaten?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet bepleit in Brussel dat er bij de vermindering van regeldruk niet alleen gekeken wordt naar bestaande regelgeving, maar ook naar de totstandkoming van nieuwe regelgeving. Instrumenten zoals horizonbepalingen, proportionaliteits- en effectiviteitstoetsen, ex-ante impactanalyses en “one in, one out”-mechanismen kunnen hierbij helpen. Het kabinet vindt het positief dat deze instrumenten reeds onderdeel zijn van de Betere Regelgeving Toolbox7 van de Commissie omdat deze kunnen bijdragen aan het permanent beheersen van regeldruk en het versterken van de concurrentiekracht van de EU. Zowel in de Raadswerkgroep Betere Regelgeving als tijdens besprekingen over concrete voorstellen voor EU-regelgeving, zet Nederland zich er - waar mogelijk samen met andere lidstaten - voor in dat de instrumenten daadwerkelijk worden ingezet.

De leden van de VVD-fractie hebben tevens kennisgenomen van het manifest The Constitution of Innovation, dat pleit voor een heroriëntatie van de EU op haar kerntaken: minder regelgeving en bureaucratie, en meer focus op de interne markt, innovatie en economische groei. Gezien het belang dat deze leden hechten aan concurrentiekracht en innovatie, vragen zij het kabinet of zij bekend is met dit manifest en in hoeverre zij elementen daarvan onderschrijft. Zo ja, welke onderdelen acht het kabinet toepasbaar of de moeite waard om verder te verkennen?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het manifest bevat een groot aantal vernieuwende ideeën voor het hervormen van de EU. Een deel van deze ideeën maakt reeds onderdeel uit van de inzet van het kabinet voor betere regelgeving en minder regeldruk. Andere voorstellen kunnen worden meegewogen in de discussie over de toekomst van Europa en hervormingen die nodig zijn om de EU slagvaardig, concurrerend en weerbaar te houden, ook in het licht van mogelijke EU-uitbreiding.

De leden van de VVD-fractie benadrukken dat het uitbreidingsproces geloofwaardig moet blijven en dat toetreding tot de Europese Unie alleen mogelijk is wanneer kandidaat-lidstaten voldoen aan de fundamentele Europese waarden, waaronder onafhankelijke rechtspraak, persvrijheid en effectieve bestrijding van corruptie.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre bij beoordeling van kandidaat-lidstaten expliciet wordt getoetst op kwetsbaarheid voor buitenlandse beïnvloeding, in het bijzonder Russische politieke, economische of veiligheidsinvloeden. Kan het kabinet toelichten welke instrumenten de EU inzet om dergelijke risico’s vroegtijdig te identificeren en te mitigeren, zodat toekomstige lidstaten niet bijdragen aan verdere geopolitieke instabiliteit en strategische besluiteloosheid binnen de Unie?

  1. Antwoord van het kabinet:

EU-toetreding is een lang en complex proces, waarbij het overnemen van het EU-acquis en voldoen aan alle vereisten, inclusief de Kopenhagencriteria, centraal staat. Er zijn verschillende onderdelen van het EU-acquis die raken aan weerbaarheid en buitenlandse beïnvloeding, en waarin gedurende het toetredingsproces aandacht voor is. Zo gaat Cluster 6 (Externe betrekkingen) over de strategische oriëntatie van kandidaat-lidstaten, en hun handels- en investeringsbeleid, waaronder de screening van buitenlandse directe investeringen. De horizontale aandacht die uitgaat naar corruptiebestrijding bij EU-toetreding is eveneens relevant. Uiteindelijke toetreding is pas aan de orde wanneer aan alle gestelde vereisten en normen is voldaan. De EU en Nederland kunnen ook buiten de context van EU-toetreding ondersteuning bieden, zoals bijvoorbeeld het geval is voor Moldavië om zich tegen Russische inmenging te beschermen.

Tot slot constateren de leden van de VVD-fractie dat de voortgang van met name Oekraïne wordt belemmerd door de blokkade van één lidstaat. Zij vragen het kabinet welke diplomatieke en institutionele opties worden verkend om deze specifieke blokkade minder ontwrichtend te maken. Kan de blokkade van Hongarije bijvoorbeeld worden omzeild door Oekraïne dezelfde rechten en plichten te geven als landen aangesloten bij de Europese Vrijhandelsassociatie, en hoe beoordeelt het kabinet zo'n constructie?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat de huidige blokkade van Hongarije op het EU toetredingsproces van Oekraïne niet op merites is gebaseerd. Een dergelijke blokkade is zeer onwenselijk aangezien dit de geloofwaardigheid van het uitbreidingsproces aantast. Het is belangrijk hiervoor een oplossing te vinden zonder dat dit ten koste gaat van unanimiteitsbesluitvorming. Conform de motie van Van Campen/Piri8 zet Nederland zich daarom zowel bilateraal als in EU verband in voor het opvoeren van de druk op Hongarije. EU-toetreding is een lang en zorgvuldig proces van hervormen en overname van EU-acquis. Voor mogelijkheden voor geleidelijke integratie, zie het antwoord op vraag 1.

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de schuldhoudbaarheid van een aanzienlijk aantal Europese lidstaten, zeker nu hogere rentes de kwetsbaarheden in nationale begrotingen zichtbaar maken. Zij vragen het kabinet hoe het Europees Semester kan worden versterkt om ervoor te zorgen dat lidstaten hun begrotingsdiscipline daadwerkelijk verbeteren en structurele hervormingen doorvoeren. In dit licht vragen deze leden het kabinet of zij het eens zijn met de stelling dat instrumenten zoals Eurobonds de tucht van de markt wegnemen die juist nodig is om lidstaten aan te zetten tot prudent begrotingsbeleid.

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet acht het van belang dat de schuldhoudbaarheid van Europese lidstaten wordt gewaarborgd. Het voeren van goed begrotingsbeleid en het doorvoeren van structurele hervormingen ter bevordering van economische groei is daarbij essentieel. Het Europees Semester vervult hierbij een centrale rol. De naleving van de Europese begrotingsregels, evenals de implementatie van hervormingen en investeringen, wordt door de Europese Commissie gemonitord. Daartoe dienen alle lidstaten onder de herziene Europese begrotingsregels een budgettair-structureel plan voor de middellange termijn (medium term fiscal structural plan, FSP) in. Ook dienen lidstaten binnen de eurozone elk jaar de ontwerpbegroting (draft budgetary plan) en een voortgangsrapportage (annual progress report) in bij de Europese Commissie. Bovendien onderzoekt de Europese Commissie elk half jaar of lidstaten met een buitensporig tekort, effectief gevolg hebben gegeven aan de Raadsaanbeveling om het buitensporig tekort te corrigeren. Deze systematische monitoring stimuleert dat lidstaten tijdig maatregelen nemen als dat nodig is. Nederland blijft zich inzetten op gedegen implementatie en effectieve handhaving van de Europese begrotingsregels. Daarnaast is dit kabinet geen voorstander van het aangaan van gemeenschappelijke schulden voor nieuwe Europese instrumenten.

De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet in hoeverre bij het toetredingsproces van Montenegro expliciet wordt getoetst op de aanwezigheid van buitenlandse invloeden, waaronder Chinese investeringen en schuldfinanciering, Amerikaanse strategische belangen en mogelijke Russische politieke of economische beïnvloeding. Kan het kabinet toelichten welke instrumenten de Europese Commissie inzet om dergelijke risico’s systematisch in kaart te brengen en te mitigeren?

  1. Antwoord van het kabinet:

Zie ook het antwoord op vraag 23. Er zijn verschillende onderdelen van het EU-acquis die raken aan weerbaarheid en buitenlandse beïnvloeding, en waar gedurende het toetredingsproces aandacht voor is. Dat is ook het geval bij Montenegro. De Commissie en ook het kabinet zien hier nauw op toe. Ook nadat hoofdstukken onder voorbehoud gesloten zijn, blijft de Commissie de situatie monitoren.

Daarnaast vragen deze leden hoe de voortgang van Montenegro op het gebied van corruptiebestrijding, rechtsstatelijke hervormingen en bestuurlijke integriteit wordt beoordeeld, en welke voorwaarden Nederland noodzakelijk acht voordat hoofdstukken definitief kunnen worden gesloten.

  1. Antwoord van het kabinet:

Een hoofdstuk kan onder voorbehoud gesloten worden als er voldoende voortgang is in de bredere rechtsstaatsituatie en een kandidaat-lidstaat voldoet aan de beleidsinhoudelijke closing benchmarks. De Commissie apprecieert de hervormingsvoortgang in Montenegro via het reguliere uitbreidingsrapport. Hoewel het hervormingstempo op rechtsstaatsgebied het afgelopen jaar wat is afgenomen, blijft Montenegro stappen zetten en is de Commissie ook dit jaar positief. Van alle kandidaat-lidstaten heeft Montenegro de hoogste mate van voorbereiding op het EU-lidmaatschap. Zo is er enige voortgang op corruptiebestrijding en het functioneren van de rechtspraak. Implementatie en bestendiging van hervormingen blijft van belang, zoals ook aangegeven in de kabinetsappreciatie. Het kabinet heeft gezien de bredere rechtsstaatsituatie een kritisch-constructieve grondhouding ten aanzien van voorstellen van de Commissie voor het onder voorbehoud sluiten van hoofdstukken. Wanneer de Commissie vaststelt dat Montenegro ook aan de closing benchmarks voldoet en het kabinet zich in die beoordeling kan vinden, steunt het kabinet het onder voorbehoud sluiten van hoofdstukken. Dit is nu het geval voor de hoofdstukken over vrij verkeer van kapitaal; recht van vestiging en vrij verrichten van diensten; vennootschapsrecht; landbouw en plattelandsontwikkeling; en visserij. Met het onder voorbehoud sluiten van deze hoofdstukken is het niet afgelopen. Definitieve sluiting vindt pas plaats op het moment van toetreding. De Commissie blijft stappen monitoren en bij achteruitgang is het besluit omkeerbaar.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 16 november. Zij hebben hier nog vragen en opmerkingen bij.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Europese Raad tijdens de RAZ zal worden voorbereid. Oekraïne wordt hier als eerste agendapunt genoemd. Deze leden hebben in de brief van de minister van Financiën (Kamerstuk 36045-261) vernomen dat er aan de motie-Klaver c.s. om 2 miljard extra steun aan Oekraïne te verwezenlijken deels dit jaar invulling wordt gegeven door aanspraak te maken op onderuitputting op de begroting van het ministerie van Defensie en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze leden zijn positief over het feit dat er op korte termijn stappen worden gezet zodat er in het eerste kwartaal van 2026 steun gerealiseerd kan worden. Tegelijkertijd willen deze leden benadrukken dat het financieringsgat dat voor Oekraïne dreigt, groot is en dat er met de toegezegde 700 miljoen nog geen recht wordt gedaan aan de motie Klaver c.s., welke brede steun van de Kamer geniet. Op welke termijn kunnen zij verdere invulling van deze motie verwachten? Is het kabinet het eens dat er op zo kort mogelijke termijn extra steun nodig is? Wat is de omvang van het financieringsgat van Oekraïne van volgend jaar?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet wil voldoen aan de motie Klaver c.s.9 om geen ongewenste gaten te laten vallen in de militaire steun aan Oekraïne. Daarom wil het kabinet in 2025 EUR 700 mln. aanvullende steun vrijmaken voor Oekraïne, zodat in 2026 een constante stroom aan militair materieel richting Oekraïne kan blijven gaan. Het is aan een volgend kabinet om te bezien of er aanvullende middelen gevonden kunnen worden voor zowel militaire als niet-militaire steun aan Oekraïne. Indien er nog geen nieuw kabinet is aangetreden, zal het huidige demissionaire kabinet bij de voorjaarsnota besluitvorming bezien hoe verdere invulling aan de motie kan worden gegeven. Nieuwe contracten zullen zich niet direct in nieuwe leveringen vertalen. Wel in een direct effect op het voortzetten van productielijnen. Duidelijk is dat Oekraïne op korte termijn meer steun nodig heeft, zowel militair als financieel om maatschappelijk en economisch op de been te blijven. Het IMF schat de noden op EUR 135 mld. voor 2026-2027.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat er ook in Europees verband voorstellen zijn gedaan om te zorgen voor meer steun aan Oekraïne. Voorzitter Von der Leyen deed in de afgelopen dagen een voorstel om ofwel de Russische bevroren tegoeden in te zetten ofwel zelf 90 miljard euro voor Oekraïne te lenen. Deze leden zijn benieuwd of het Nederlandse kabinet al een positie heeft ingenomen ten opzichte van dit voorstel van Von der Leyen. Hoe schat de minister de kans in dat een van deze plannen wordt voortgezet? In België kon het plan niet rekenen op steun, hoe is het voorstel bij andere lidstaten geland?

  1. Antwoord van het kabinet:

De appreciatie van de voorstellen komt uw Kamer op korte termijn toe. Het kabinet geeft de voorkeur aan de optie van herstelleningen op basis van de geïmmobiliseerde Russische Centrale Banktegoeden. De optie van EU-leningen tegen gemeenschappelijke schulduitgifte sluit het kabinet niet op voorhand uit, vanwege de huidige terughoudendheid van een aantal lidstaten ten aanzien van de eerstgenoemde optie en de noden van Oekraïne. Gezien de urgente noden van Oekraïne is het is cruciaal dat de EU tijdens de Europese Raad van 18 december tot politieke besluitvorming op hoofdlijnen komt over financiering van de steun.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat er tijdens de Raad Algemene Zaken van 16 december gesproken zal worden over het Meerjarig Financieel Kader. Deze leden lezen in het verslag van de Raad Algemene Zaken van 17 november dat de inzet van het kabinet onder andere is om niet tot gezamenlijke schulden voor nieuwe EU-instrumenten te komen. Op hoeveel steun kan dit voorstel rekenen in de Raad? Vindt het kabinet niet ook dat, aangezien er altijd een stemming in de Raad zal plaatsvinden over het gebruik van deze instrumenten, het juist verstandig zou zijn om deze mogelijkheden wel in te bouwen?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft reeds aangegeven geen voorstander te zijn van het aangaan van gemeenschappelijke schuld voor nieuwe Europese instrumenten. Dat geldt ook voor het verstrekken van NRPP leningen aan lidstaten (Catalyst Europe). Het kabinet is van mening dat er in dit geval geen noodzaak is om middelen te lenen op de kapitaalmarkt voor uitgaven onder het NRPP. De EU verdragen bieden reeds mogelijkheden om in geval van moeilijkheden of de dreiging van grote moeilijkheden financiële bijstand te verlenen zonder daarvoor een apart instrument te hebben ingesteld. De posities in de Raad op de voorstellen voor Catalyst Europe en een crisisleeninstrument zijn verdeeld.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat de EU voor grote uitdagingen staat en dat daar sinds het vorige MFK geen uitdagingen af, maar alleen maar uitdagingen bij zijn gekomen, zoals de veiligheid van de EU en onze concurrentiepositie. Daarom is het logisch om een groter MFK te hebben. Hoewel het volgende MFK de facto een groter bedrag is, betekent dit niet dat er ook veel meer geld beschikbaar is voor de aanpak van deze uitdagingen. Ook omdat in het volgende MFK de terugbetalingen van NextGenerationEU en steun aan Oekraïne wordt meegenomen. Is er volgens het kabinet in het volgende MFK voldoende budget om de uitdagingen waar de EU voor staat – zoals het veilig houden van de EU, ons concurrentievermogen en de energietransitie – het hoofd te bieden?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat er voldoende middelen in het MFK beschikbaar zijn voor de prioriteiten waar de Europese Unie de komende jaren haar focus op moet richten. Dit vereist echter wel dat de EU, net als de lidstaten in hun nationale begrotingen, scherpe keuzes maakt. Daar dringt het kabinet dan ook op aan.

De Raad zal stil staan bij de ‘vereenvoudiging’ van EU-wetgeving, lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie. In de geannoteerde agenda spreekt het kabinet van onnodige regeldruk. Deze leden zijn het eens dat onnodige regels moeten worden vereenvoudigd, maar vragen wat het kabinet onder ‘onnodig’ schaart. Vindt het kabinet regels die werknemers en arbeidsomstandigheden beschermen, zorgen voor een beter klimaat of een gezondere natuur ‘onnodig’, zoals bij de afbraak van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD)-wetgeving bleek? Hoe gaat het kabinet er juist voor zorgen dat als regels vereenvoudigd worden, arbeidsomstandigheden en regels die zorgen voor een gezonde natuur en schone lucht juist geborgd blijven?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet benadrukt dat de vermindering van onnodige regeldruk in balans moet zijn met het behoud van de beleidsdoelstellingen. Bij het terugdringen van regeldruk wordt er daarom op ingezet dat de effectiviteit van de regelgeving niet wordt aangetast. Nederland blijft de Europese Commissie daarom wijzen op het belang van onder meer gedegen impact assessments, zodat duidelijk is welke werkelijke gevolgen wetgeving heeft voor bedrijven en de maatschappij. Ook wordt bij de beoordeling van voorstellen de verwachte impact op regeldruk en de effectiviteit van de regelgeving meegenomen in de standpuntbepaling. In de onderhandelingen over de aanpassingen van de Corporate Sustainability Due Dilligence Directive (CSDDD) onder Omnibus I heeft het kabinet ervoor gepleit dat bedrijven nog steeds verplicht worden om mensenrechten- en milieurisico’s in hun waardenketens te identificeren en aan te pakken, maar met vermindering van de regeldruk. Zo behouden we de centrale doelstelling van risicobeheersing, terwijl we de regeldruk waar mogelijk verminderen.

Tijdens de Raad zal worden stilgestaan bij EU-uitbreiding De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het van groot belang dat er stappen gezet worden in de toetreding van Oekraïne en Moldavië. De blokkade van Hongarije blijft echter bestaan. Op welke manier wordt de druk op Hongarije opgevoerd? Gaat de minister zich ervoor inzetten dat het toetredingsproces op merites gebaseerd blijft en er niet voortdurend politiek-gemotiveerde blokkades opgeworpen blijven worden? Zo ja, hoe, zo nee, waarom niet? Zal het voorstel van Voorzitter van de Europese Raad Costa ter tafel worden gebracht?

  1. Antwoord van het kabinet:

Zie het antwoord op vraag 1.

Vragen en opmerkingen van de leden van de FVD-fractie

De leden van de FVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 16 december 2025. Deze leden hebben hierover enkele vragen.

De leden van de FVD-fractie vragen of de onderhandelingspositie van het Nederlandse kabinet met betrekking tot het volgend Meerjarig Financieel Kader (MFK) al bekend is. Tijdens de technische briefing die de Kamer hierover onlangs heeft ontvangen werd duidelijk dat het nieuwe MFK mogelijk zal leiden tot 6 miljard euro per jaar (!) aan extra afdrachten voor Nederland. Klopt dit? En is dit voor het Nederlandse kabinet acceptabel? Kan het kabinet de Tweede Kamer laten weten, waar, voor Nederland, wat de toename van de EU-afdrachten betreft, de grens ligt? Is het kabinet bereid een veto over het nieuwe MFK uit te spreken indien er straks een positie wordt bereikt die voor Nederland onacceptabel is? Heeft Nederland ooit eerder, tijdens de onderhandelingen over het MFK, gedreigd met een veto?

  1. Antwoord van het kabinet:

Zoals reeds aangegeven in beantwoording op 10 november jl. van vragen van uw Kamer over de kabinetsappreciatie van de Commissievoorstellen voor het volgend MFK en het eigenmiddelenbesluit (EMB) is het voorstel van de Commissie het startschot voor de onderhandelingen die naar verwachting tot in 2027 zullen duren.10 In de kabinetsappreciatie van 12 september jl. heeft het kabinet haar positie met betrekking tot het voorstel van de Europese Commissie uiteengezet en dat vormt de basis voor de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen.11 Voorafgaand aan de laatste besprekingen in de Europese Raad en de uiteindelijke stemming in de Raad over het MFK en het EMB, zal het kabinet haar positie bepalen op basis van het onderhandelingsresultaat. Gelet op de verwachte tijdslijn van de MFK-onderhandelingen zal het mogelijk aan een volgend kabinet zijn om deze positie te bepalen.

De leden van de FVD-fractie vragen voorts of het correct is dat het toetreden van Montenegro tot de Europese Unie een verdragswijziging vereist. Is het correct dat een dergelijke verdragswijziging kan worden gebruikt door Nederland voor het bewerkstelligen van een opt-out op het gebied van bijvoorbeeld het immigratiebeleid aangezien een opt-out immers een verdragswijziging vereist?

  1. Antwoord van het kabinet:


De toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU wordt vastgelegd in een toetredingsverdrag. Een toetredingsverdrag bevat de voorwaarden voor toetreding en de aanpassingen aan de bestaande EU-verdragen die voortvloeien uit de toelating (denk aan de toevoeging van de taal van de nieuwe lidstaat aan de talenregeling, zie artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie). Het is niet mogelijk om in een toetredingsverdrag een opt-out op het gebied van migratiebeleid voor een bestaande lidstaat te bewerkstelligen.

Is het correct dat Nederland een veto heeft met betrekking tot het toetreden van nieuwe landen (zoals Montenegro) tot de Europese Unie?

  1. Antwoord van het kabinet:

Ja.

Is het Nederlandse kabinet, in het belang van Nederland, bereid tijdens de Raad Algemene Zaken andere EU-landen te laten weten dat Nederland niet akkoord zal gaan met de toetreding van Montenegro en gebruik zal maken van het vetorecht als in de verdragswijziging die nodig is voor de toetreding van Montenegro Nederland niet, net zoals Denemarken, een opt-out krijgt met betrekking tot immigratie? Zo nee, waarom is het Nederlandse kabinet daartoe niet bereid?

  1. Antwoord van het kabinet:

Zie het antwoord op vraag 36.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 16 december 2025. Zij danken de minister voor de stukken en hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de BBB-fractie constateren dat in het verslag van de vorige Raad Algemene Zaken staat dat er wederom gesproken is over het European Democracy Shield en Information Shield, en dat in publiek debat signalen zijn verschenen dat de Europese Commissie verkent of een Europese Inlichtingendienst of aanverwante uitvoeringsorganisatie zou moeten worden opgericht. Het kabinet gaf eerder aan, als antwoord op door BBB gestelde schriftelijke Kamervragen, dat er geen formeel voorstel is ingediend (Aanhangsel van de Handelingen II, vergaderjaar 2025-2026, nr. 525). Deze leden maken zich alsnog zorgen. Zij vragen daarom: kan de minister bevestigen dat Nederland zich actief zal verzetten tegen iedere vorm van het optuigen van een Europese Inlichtingendienst? En is de minister bereid deze inzet expliciet in te brengen tijdens de RAZ, ook preventief, zodat eventuele contourverkenningen van de Commissie direct (kunnen) worden gestaakt?

  1. Antwoord van het kabinet:

Nederland is voorstander van het intensiveren van inlichtingensamenwerking op Europees niveau. Het SIAC, de Single Intelligence Analysis Capacity, is voor het kabinet de centrale toegangspoort voor strategische inlichtingenbijdragen voor de Europese Unie. Het versterken van SIAC is daarbij een belangrijke doelstelling, zoals afgesproken in het EU Strategisch Kompas. Het beschermen van de nationale veiligheid is een taak van de lidstaten. Het delen van inlichtingen met SIAC gebeurt daarom op vrijwillige basis. Het delen van inlichtingen vindt plaats in het inlichtingendomein. De diensten maken daar een eigenstandige afweging in, binnen de daartoe vastgestelde (wettelijke) kaders. Het kabinet zal een eventueel voorstel van de Europese Commissie langs bovenstaande lijnen beoordelen.

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de passage in het verslag van de Raad Algemene Zaken van 17 november 2025 over de uitvoering van de motie-Dassen c.s. (Kamerstuk 21501-20, nr. 2299). Deze leden merken allereerst op dat zij tegen deze motie hebben gestemd. Desondanks is de motie met een Kamermeerderheid aangenomen, waarmee de minister is verzocht een formele klachtprocedure bij het Hof van Justitie tegen Slowakije te starten. Het kabinet is niet verplicht een motie uit te voeren, maar dient een beslissing hierover wel deugdelijk te motiveren én expliciet kenbaar te maken. Aan het eerste is volgens de leden volledig voldaan: de leden van de BBB-fractie vinden de toelichting van de minister overtuigend en terecht.

Aan het tweede onderdeel is volgens de leden van de BBB-fractie echter niet voldaan. In het verslag wordt, zij het impliciet, duidelijk dat de motie niet wordt uitgevoerd, maar het wordt nergens expliciet uitgesproken. Deze leden vinden het belangrijk dat zo'n mededeling wel explicieter wordt uitgesproken, en zijn van mening dat zo’n belangrijke mededeling niet slechts indirect uit een RAZ-verslag moet worden afgeleid.

De leden van de BBB-fractie lezen dat er in de geannoteerde agenda wordt gesproken over het jaarlijkse uitbreidingspakket waarin ook de stand van zaken rond Turkije wordt behandeld. Deze leden constateren dat Turkije al jaren de facto geen stappen zet in het toetredingsproces en dat de politieke realiteit in Turkije steeds verder afstaat van de Kopenhagencriteria. Deze leden vragen aan de minister hoe het kabinet de huidige status van Turkije als kandidaat-lidstaat beoordeelt, mede in het licht van het uitblijven van vooruitgang. Zijn er financiële of institutionele voordelen voor Turkije verbonden aan het behoud van de kandidaat-status? Zo ja, welke en wat kosten deze de EU?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de serieuze zorgen over het gebrek aan voortgang in Turkije op de rechtsstaat, democratie, rechterlijke onafhankelijkheid en fundamentele rechten. Dat geldt ook voor de backsliding die de Commissie signaleert bij het functioneren van de rechtsspraak en vrijheid van meningsuiting. Het EU-toetredingsproces met Turkije ligt feitelijk stil. Turkije komt – net als andere kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten – in aanmerking voor pre-accessiesteun onder het Instrument voor Pre-Accessie (IPA). Voor een overzicht van steun aan kandidaat-lidstaten verwijst het kabinet naar de data op de website van het IPA.12 Het kabinet is alleen voorstander van pre-accessiesteun aan Turkije op terreinen van wederzijds belang en draagt dat in EU-verband ook uit. Tevens wordt Turkije af en toe uitgenodigd voor informele besprekingen in de Raad met kandidaat-lidstaten en neemt Turkije deel aan enkele EU-programma’s en agentschappen, zoals Horizon Europe en Erasmus+.

En is het kabinet bereid om in de Raad het gesprek te openen over de vraag of het reëel en wenselijk is om Turkije nog langer als kandidaat-lidstaat aan te merken?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het EU-toetredingsproces met Turkije ligt feitelijk al tijden stil. Het kabinet onderschrijft dat Turkije een belangrijke partner van de EU is, ook op het gebied van Europese veiligheid, en een strategische NAVO-bondgenoot. Het kabinet hecht aan een goede relatie met Turkije, omdat Turkije een belangrijke partner is voor Nederland op terreinen als migratie, veiligheid, terrorismebestrijding, energie en economie. Daarom verwelkomt het kabinet ook de overeengekomen bestaande insteek van de EU om op een gefaseerde, proportionele en omkeerbare wijze samen te werken met Turkije op terreinen van wederzijds belang.13

De leden van de BBB-fractie merken op dat de geannoteerde agenda ook spreekt over mogelijke Intergouvernementele Conferenties (IGC’s) met Montenegro, en dat in eerdere RAZ-besprekingen brede steun bestond voor het onder voorwaarden sluiten van bepaalde hoofdstukken. Deze leden vragen hoe Nederland borgt dat het principe van merit-based uitbreiding leidend blijft en dat geopolitieke druk niet leidt tot het kunstmatig versnellen van toetredingsprocessen.

  1. Antwoord van het kabinet:


Zie ook het antwoord op vraag 28. Het kabinet ziet er nauw op toe dat het uitbreidingsproces gebaseerd blijft op merites. Een hoofdstuk kan onder voorbehoud gesloten worden als er voldoende voortgang is in de bredere rechtsstaatsituatie en Montenegro voldoet aan de beleidsinhoudelijke closing benchmarks. Het uitbreidingsrapport van de Commissie laat zien dat Montenegro op de rechtsstaat stappen blijft zetten. Zoals gemeld in de geannoteerde agenda heeft de Commissie vastgesteld dat Montenegro voor de vijf hoofdstukken aan de closing benchmarks heeft voldaan. Het kabinet deelt die analyse. Met het onder voorbehoud sluiten van deze hoofdstukken is het niet afgelopen. De Commissie blijft stappen monitoren en bij achteruitgang zijn de besluiten in principe omkeerbaar.

De leden van de BBB-fractie zien uit naar de beantwoording van bovenstaande vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben de stukken ten behoeve van de Raad Algemene Zaken d.d. 16 december 2025 met belangstelling gelezen, en hebben een aantal volgende vragen.

De leden van de SGP-fractie lezen in het verslag van de Raad Algemene Zaken van 17 november jl. dat het kabinet, in reactie op de Hongaarse oproep tot herziening van de EU-strategie tegen antisemitisme, voorkeur heeft voor volledige implementatie van de huidige strategie, met waar nodig aanscherping. Kan de minister aangeven wat het kabinet bedoeld met “whole-of-government en whole-of-society aanpak” en op welke punten deze verschilt van de Hongaarse zienswijze?

  1. Antwoord van het kabinet:

De door de Commissie gehanteerde whole-of-government en whole-of-society aanpak houdt in dat alle relevante overheidsinstanties gezamenlijk optrekken in de bestrijding van antisemitisme en dat daarnaast maatschappelijke organisaties, lokale overheden, onderwijsinstellingen en private actoren actief worden betrokken. Deze brede, geïntegreerde aanpak omvat zowel preventie en educatie als weerbaarheid, monitoring en handhaving. Hongarije legt in de discussie over de strategie van de Commissie vooral de nadruk op bescherming van burgers, door bijvoorbeeld zwaardere beveiliging van Joodse en Israëlische instellingen en het effectiever gebruik van de EU-terrorismelijst. Nederland ondersteunt de brede benadering van de Commissie, die inzet op zowel preventie als bescherming.

Is de minister het eens met Hongarije dat lidstaten zich moeten inzetten voor versterkte bescherming van Joodse en Israëlische instellingen, een steviger aanpak van ondermijnende fondsenwerving aanbeveling verdient en dat de EU-terrorismelijst effectiever benut kan worden?

  1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderschrijft het belang van adequate bescherming van Joodse instellingen en van een krachtige aanpak van organisaties die haat, discriminatie of radicalisering bevorderen. In het gezamenlijke non-paper van Nederland, Frankrijk en Oostenrijk wordt daarom benadrukt dat EU-middelen uitsluitend mogen worden verstrekt aan entiteiten die de waarden van artikel 2 VEU en het EU-Grondrechtenhandvest respecteren, waaronder de bestrijding van antisemitisme en alle andere vormen van haat en discriminatie.14 Hierbij zet het kabinet ook in op het beperken van de administratieve lasten.

Op welk vlak verwelkomt de minister “aanscherping” van de EU-strategie tegen antisemitisme?

  1. Antwoord van het kabinet:

Nederland richt zich op de uitvoering van de bestaande EU-strategie tegen antisemitisme (2021-2030), maar ziet ruimte voor gerichte aanscherpingen die zijn uitgewerkt in het gezamenlijke non-paper met Frankrijk en Oostenrijk, dat nadrukkelijk dient als aanvulling op de bestaande strategie en niet als herziening daarvan.15 De aanvullingen zien onder meer toe op: striktere waarborgen voor EU-financiering, zodat middelen niet terechtkomen bij entiteiten die haat of discriminatie bevorderen; intensievere samenwerking en monitoring, onder meer rond online antisemitisme; betere data- en kennisdeling; versterking van preventieve maatregelen, waaronder educatie en bewustwording. Hierbij zet het kabinet ook in op het beperken van de administratieve lasten.

Wat is de kabinetsinbreng tijdens de Europese Raad van 18-19 december op het terrein van strijd tegen antisemitisme?

  1. Antwoord van het kabinet:

Nederland zal tijdens de Europese Raad van 18 t/m 19 december blijvende aandacht vragen voor de strijd tegen antisemitisme, racisme en xenofobie, waarbij het verdedigen van fundamentele Europese waarden centraal staat. Nederland pleit voor volle implementatie van de huidige EU-strategie, aangevuld met de gerichte aanvullingen uit het non-paper, waarin wordt bepleit dat EU-financiering niet ten goede mag komen aan entiteiten die handelen in strijd met de waarden van artikel 2 VEU en het EU-Handvest, met aandacht voor de beperking van administratieve lasten.16 Nederland ziet tevens uit naar de presentatie van de nieuwe antiracismestrategie van de Commissie in januari 2026.

  1. Reactie van de minister van Buitenlandse Zaken


  1. Kamerstuk 32 735, nr. 406↩︎

  2. Kamerstuk 21 501-20, nr. 1983↩︎

  3. Kamerstuk 21 501-20 nr. 2309 ↩︎

  4. Zie Kamerstuk 22 112 nr. 4143↩︎

  5. Zie Kamerstuk (21501-30, nr. 671) voor een uitgebreidere appreciatie; en het rapport.↩︎

  6. Zie ook: Kamerstuk 22 112 nr. 4209 (EU Pact voor het Middellandse Zeegebied).↩︎

  7. Zie ook : Better Regulation Toolbox↩︎

  8. Kamerstuk 21 501-20 nr. 1983↩︎

  9. Zie Kamerstuk 36 045 nr. 243↩︎

  10. Zie Kamerstuk 21 501-20 nr. 2328↩︎

  11. Zie Kamerstuk 22 112 nr. 4143↩︎

  12. Zie enlargement.ec.europa.eu/enlargement-policy/overview-instrument-pre-accession-assistance_en↩︎

  13. Zie Kamerstuk 21 501-20, nr. 2066↩︎

  14. Zie ook het verslag van de Raad Algemene Zaken van 21 oktober 2025 en de bijlage, Kamerstuk 21501-02, nr. 3264.↩︎

  15. Zie ook het verslag van de Raad Algemene Zaken van 21 oktober 2025 en de bijlage, Kamerstuk 21501-02, nr. 3264↩︎

  16. Zie hiervoor ook Kamerstuk 21501-02, nr. 3264 en bijlage daarbij↩︎