[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2025-12-18. Laatste update: 2025-12-18 23:36
Plenaire zaal
Tussenpublicatie / Ongecorrigeerd

28e vergadering, donderdag 18 december 2025

Opening

Voorzitter: Van Campen

Aanwezig zijn 150 leden der Kamer, te weten:

Aartsen, El Abassi, Abdi, Van Ark, Armut, Van Asten, Van Baarle, Bamenga, Baudet, Becker, Beckerman, Belhirch, Van den Berg, Van Berkel, Bevers, Biekman, Bikker, Boelsma-Hoekstra, Bontenbal, Boomsma, Boon, Martin Bosma, Boswijk, El Boujdaini, Brekelmans, Van Brenk, Bart van den Brink, Tijs van den Brink, Bromet, Bühler, Van der Burg, Bushoff, Van Campen, Ceder, Ceulemans, Claassen, Clemminck, Coenradie, Dassen, Dekker, Tony van Dijck, Heera Dijk, Jimmy Dijk, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Dobbe, Van Duijvenvoorde, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Ergin, Erkens, Faber, Flach, Goudzwaard, Graus, Grinwis, Peter de Groot, Hamstra, Heinen, Heutink, Den Hollander, Hoogeveen, De Hoop, Van Houwelingen, Ten Hove, Huidekooper, Huizenga, Chris Jansen, Frederik Jansen, Jetten, Jumelet, Karremans, Kathmann, Keijzer, Kisteman, Klaver, Klos, Koorevaar, Kops, De Kort, Köse, Kostić, Kröger, Krul, Lahlah, Lammers, Van Lanschot, Van der Lee, Maeijer, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Michon-Derkzen, Mohandis, Moinat, Mooiman, Moorman, Edgar Mulder, Mutluer, Nanninga, Neijenhuis, Nobel, Van Oosterhout, Oosterhuis, Oualhadj, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Piri, Van der Plas, Podt, Prickaertz, Raijer, Rajkowski, Rooderkerk, De Roon, Schilder, Schoonis, Schutz, Sneller, Steen, Stoffer, Stöteler, Straatman, Struijs, Stultiens, Synhaeve, Teunissen, Tijmstra, Tseggai, Vellinga-Beemsterboer, Vermeer, Vervuurt, Vijlbrief, Vliegenthart, Vlottes, Vondeling, De Vos, Wendel, Van der Werf, Westerveld, Wiersma, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Zalinyan en Zwinkels,

en de heer Aartsen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, de heer Bruijn, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Heijnen, staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, mevrouw Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei, viceminister-president, de heer Van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de heer Nobel, staatssecretaris Participatie en Integratie, en mevrouw Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.

De voorzitter:

Ik open de vergadering van 18 december 2025.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

Termijn inbreng

De voorzitter:

We beginnen met het tweeminutendebat Onderhandelaarsakkoord Aanvullende Zorg- en Welzijnsakkoord en voortgang Integraal Zorgakkoord. Ik heet de minister van VWS van harte welkom in vak K. Ik wijs de leden erop dat het de laatste vergaderdag is voor het kerstreces; dat is u ongetwijfeld niet ontgaan. Dat betekent dat we vandaag in de plenaire zaal het kerstregime hanteren. Dat betekent dus dat u de ruimte krijgt voor één vervolgvraag over uw eigen moties in de richting van het kabinet.

We gaan eerst eens kijken of die er zijn, dus ik nodig als eerste spreker van de zijde van de Kamer de heer Bushoff uit namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Een tweetal punten van mij. In de eerste plaats staat er in het AZWA en in het IZA natuurlijk veel over de huisartsenzorg. Dat is terecht, want de huisartsenzorg is echt het fundament van ons zorgstelsel en dat piept en kraakt. Daarom staan er gelukkig een aantal verbetermaatregelen voor de huisartsenzorg in dat Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord, maar ik zou toch nog twee dingen aan deze minister willen vragen.

De eerste vraag is: hoe gaat hij om met de recente rechterlijke uitspraak over het feit dat de tarieven voor de huisartsenzorg te laag zijn? Deze minister heeft al toegezegd dat hij met de NZa in gesprek zou gaan over een betere bekostigingsmethodiek voor de huisartsen. Ik denk dat dat echt spoed heeft en dat daar druk achter zit. Ik ben benieuwd hoe de minister die rechterlijke uitspraak weegt en wat hij daarover meegeeft aan de NZa.

Dan de tweede vraag, voorzitter. Er is een motie aangenomen, de motie-Mohandis, om te komen tot een uitvoeringsagenda inzake de huisartsenzorg, ook naar aanleiding van een initiatiefnota van mijzelf. Ik vind eigenlijk dat de wijze waarop die motie is afgedaan, zwaar onvoldoende is; dat zeg ik er maar gelijk bij. Ik zou deze minister dus eigenlijk willen uitnodigen om daadwerkelijk met een uitvoeringsagenda te komen die ook jaarlijks terugkomt. De huisartsenzorg is namelijk te belangrijk om af te doen met één brief met een aantal halve maatregelen, zoals ik het toch las. Daar hoor ik dus graag een reflectie op.

Voorzitter. Dan heb ik nog één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er voor komend jaar maar liefst 59 polissen zijn en dat de NZa dit als een ongunstige ontwikkeling bestempelt omdat dit de transparantie van het polisaanbod in de weg zit;

overwegende dat dit woud aan polissen met amper verschillen voor verzekerden het nagenoeg onmogelijk maakt goed geïnformeerd de juiste zorgverzekeraar te kiezen;

verzoekt de regering met een plan van aanpak te komen om het aantal polissen terug te laten dringen en meer transparantie te creëren, zodat mensen een weloverwogen keuze kunnen maken bij hun zorgverzekering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bushoff en Bushoff.

Zij krijgt nr. 956 (31765).

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Van der Plas, van de fractie van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties, dus ik ga snel beginnen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de motie-Rikkers-Oosterkamp (34104, nr. 439) over een regionaal budget is overgenomen;

overwegende dat een regionaal budget kan bijdragen aan het betaalbaar en toegankelijk houden van de zorg voor alle inwoners in de regio, zoals ook bepleit door DSW;

verzoekt de regering om te komen met een brede uitwerking van een regionaal zorgbudget, waarbij zorgkantoren een coördinerende rol krijgen en samenwerking tussen gemeenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders wordt bevorderd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 957 (31765).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ambulancediensten op dit moment geen toegang hebben tot patiëntgegevens en ze deze informatie telkens moeten opvragen bij de patiënt;

constaterende dat er tussen ziekenhuizen aanzienlijke verschillen bestaan in de toegang tot patiëntengegevens;

overwegende dat het gelijktrekken van toegang tot patiëntgegevens essentieel is voor het verminderen van administratieve lasten en het verbeteren van de acute zorg;

verzoekt de regering in overleg te treden met ziekenhuizen, Ambulancezorg Nederland en relevante dataleveranciers om de toegang tot patiëntgegevens gelijk te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 958 (31765).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een aanzienlijk deel van de zorgmiddelen blijft hangen in papier, overlegstructuren en monitoring;

constaterende dat het op dit moment niet inzichtelijk is welk percentage van het zorgbudget daadwerkelijk terechtkomt bij zorgverleners en patiënten;

verzoekt de regering inzichtelijk te maken welk percentage van het zorgbudget op dit moment wordt besteed aan management, overlegtafels en administratie, en welk deel daadwerkelijk terechtkomt bij zorgverleners en patiënten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 959 (31765).

Dank u wel. Het woord is aan de heer Claassen namens de fractie van de PVV.

De heer Claassen (PVV):

Voorzitter. Vanwege het aankomende kerstreces heb ik geen motie, maar wel enkele vragen. Tijdens het tweeminutendebat Acute zorg, waar we spraken over spreiding van zorg en de volumenormen, gaf de minister aan — ik citeer — "op dit moment niet door het beeld te willen lopen". Ik sprak toen mijn zorgen uit, namelijk of we op deze manier wel het doel, toegankelijkheid van de zorg voor iedereen, kunnen garanderen. We zien dat de spreiding van zorg, dus ook de zorg die regionale ziekenhuizen kunnen blijven geven, nauwelijks van de grond komt. Ondertussen wordt de tweede tranche volumenormen doorgezet. Vindt de minister het verantwoord om zonder goede oplossingen voor de onwenselijke effecten van de eerste tranche het traject in dit tempo voort te zetten, als de huidige ontwikkeling afgezet wordt tegen de afspraken die nog in het IZA gemaakt zijn? Er zouden financiële afspraken gemaakt worden voor financieel comfort bij ziekenhuizen die zorg verliezen, mits ze meewerken aan spreiding en ze vrijgekomen capaciteit invullen met passende zorg. In hoeverre is deze aanpak succesvol? Wordt de vrijgekomen capaciteit, bijvoorbeeld de personeelsinzet bij spreiding en centralisatie, wel benut? Is het überhaupt wel te realiseren? Is de minister dus bereid om toch door het beeld te gaan lopen en de regie te pakken?

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Van Brenk, fractie 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank, voorzitter. Ik zou graag aan de minister willen vragen of er geleerd is van het Integraal Zorgakkoord. Daar was de afspraak: wie het eerst komt, die het eerst maalt. Dan begrijp je dat ziekenhuizen daar echt het grotere deel van het budget ophalen. We willen hier dat er aan de voorkant door zorgorganisaties samengewerkt wordt met informele zorg, met burgerinitiatieven en met sociaal werk. Dan snap je dat zij meer tijd nodig hebben. Ik hoop dus dat daarvan geleerd is en dat er bij dit aanvullende akkoord een ander regime geldt.

Ik zou ook graag aan de minister het volgende willen vragen. Het adagium "zelf als het kan, thuis als het kan en digitaal het kan" lijkt steeds meer te veranderen in "zelf, thuis, digitaal". De woordjes "als het kan" lijken te vervagen. Ik hoop dat deze minister wil toezeggen dat als het níet meer kan, er dan in ieder geval voor de mensen die dat nodig hebben, echt zorg beschikbaar is.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Brenk. Tot slot van de zijde van de Kamer mevrouw Wendel, namens de VVD.

Mevrouw Wendel (VVD):

Dank u, voorzitter. Ik vervang vandaag mijn collega Harry Bevers. Ik draag dus zogezegd voor uit andermans werk. Allereerst dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen en de reacties op de opmerkingen van de VVD-fractie. Wij zijn daar tevreden mee en dienen geen moties in. Ik heb nog wel een vraag aan de minister. Er is fraude met de zogenaamde evc's, de erkenning van eerder verworven competenties. De risico's zijn glashelder: niemand wil iemand aan het bed die niet over de juiste papieren beschikt. Evc's kunnen echter ook helpen in het optimaal benutten van kansen in relatie tot de krappe arbeidsmarkt. Voor de VVD is het van belang dat de minister inzet op duurzaam arbeidsmarktbeleid én op fraudebestrijding. Het lijkt nu of-of te zijn. Ik wil de minister vragen hoe hij de evc-fraude effectief tegen denkt te gaan zonder de arbeidsmarktvoordelen uit het oog te verliezen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik schors tot 10.35 uur voor de appreciatie van de ingediende moties en de beantwoording van de vragen.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister van VWS voor de appreciatie van de ingediende moties en de beantwoording van de gestelde vragen.

Termijn antwoord

Minister Bruijn:

Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen hoe enthousiast ik ben over het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord, afgekort het AZWA. Het geeft ons meer richting om samen echt stappen vooruit te zetten. Vanuit mijn eigen achtergrond als patholoog herken ik hoe belangrijk vernieuwing, samenwerking en technologie zijn om zorg en welzijn toekomstbestendig te houden. Wat mij betreft ligt de nadruk van dit aanvullende akkoord sterk op de beweging naar de voorkant. Dat is beter voor de mens en het systeem van passende zorg waarin de patiënt centraal staat.

In mijn eerste maanden als minister heb ik al veel inspirerende voorbeelden gezien. Een prachtig voorbeeld vind ik het BovenIJ, waar de huisartsenpost, spoedeisende hulp en partijen uit het sociale domein echt de handen ineenslaan. Daarnaast zie ik enorme kansen in technologie, digitalisering en AI. Ik weet hoe groot de impact daarvan kan zijn op arbeidsbesparing en op de kwaliteit van de zorg. Ik weet dat ook uit mijn eigen vak. Gegevensuitwisseling vind ik daarbij inderdaad cruciaal. Ook zie ik een doorbraak in het verkorten van wachttijden door actieve bemiddeling van patiënten. Dat vraagt lef en samenwerking, maar levert veel op voor mensen die nu te lang moeten wachten. Ja, voorzitter, ik ga zo naar de vragen.

De voorzitter:

Ja, het is geen debat.

Minister Bruijn:

Dat is mijn enthousiasme. Ik ben altijd nog korter dan de vragenstellers.

De voorzitter:

Ik zie het, maar we hebben ook een klok.

Minister Bruijn:

Tot slot mijn dank en bewondering voor in het bijzonder de professionals in zorg en welzijn, waarvan er gelukkig vandaag een aantal aanwezig zijn.

Voorzitter. De heer Bushoff heeft een vraag gesteld over de uitspraak inzake de tarieven voor de huisartsen. Het is een terechte vraag en een belangrijk onderwerp. De NZa bestudeert die afspraken en is in gesprek met de veldpartijen. De uitspraak van de rechter wordt daar dus bestudeerd. Primair is het niet aan VWS maar aan de NZa, die daar partij was, om opvolging te geven aan die uitspraak. Ik blijf daarover in contact met de heer Bushoff, en ik voel dit ook als steun in de rug van hem. Ik verneem het graag van de NZa als zij een besluit van mij nodig heeft in de opvolging van de uitspraken. Ik heb het signaal van de heer Bushoff goed begrepen: hij wenst dat ik daar goed oog voor heb. Dat zal ik doen.

De heer Bushoff heeft ook een vraag gesteld over de werkagenda van de huisartsenzorg en het afdoen van de motie-Mohandis. Eigenlijk vind ik het woord "afdoen" altijd disrespectvol naar moties, maar zo werkt het nou eenmaal. De werkagenda in het AZWA is ambitieus en in lijn met de motie van de heer Mohandis. Samen met partijen is volop gestart met de uitvoering. Ik houd uw Kamer op de hoogte van en via de IZA-monitor en via aparte brieven, met name over de huisartsenzorg. Ik zeg toe dat ik de motie-Mohandis daarin centraal stel. Als u daarop wilt reageren en het toch nog onvoldoende is, dan ga ik daar graag opnieuw met u over in gesprek.

De heer Bushoff heeft een motie ingediend over het aantal polissen. Ik deel natuurlijk het gevoel van de heer Bushoff dat er wel erg veel polissen zijn. Toch is het zo dat ik daar niet over ga. Het is op grond van Europese regelgeving, voornamelijk Solvency II, aan de zorgverzekeraars om polissen te genereren. Ik kan wel toezeggen dat ik het signaal van de heer Bushoff zal doorgeven aan de zorgverzekeraars, zodat zij dat ook te horen krijgen. Ik zal hen nog eens stimuleren om te kijken of ze niet kunnen ontdubbelen waar mogelijk.

De voorzitter:

En uw appreciatie?

Minister Bruijn:

De appreciatie is in die zin "ontraden".

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 957. O, meneer Bushoff. Heel kort.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Eén korte vraag. Uiteindelijk is dit natuurlijk primair aan de zorgverzekeraars. Feit is wel dat we door de bomen het bos niet meer zien als het gaat om het aantal polissen. Ook de Nederlandse Zorgautoriteit zegt dat dit niet meer kan en dat ze te weinig onderscheidend zijn.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Als dat zo is, is mijn vraag of VWS dan niet een actievere rol richting de zorgverzekeraars zou moeten hebben om hier echt iets aan te gaan doen.

Minister Bruijn:

Ik deel dat natuurlijk. Ik sta naast de heer Bushoff als het gaat om het gevoel bij het grote aantal polissen. Maar het is echt zo geregeld dat de zorgverzekeraars daarover gaan. Een eerste stap kan zijn dat ik, hier aangespoord door de heer Bushoff, dit signaal aan de zorgverzekeraars doorgeef. We houden daar natuurlijk wel zicht op.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 957.

Minister Bruijn:

Dan de motie van mevrouw Van der Plas over de uitwerking van een regionaal budget. De komende tijd worden met de uitvoering van het AZWA binnen het sociale domein en met de doorbraakmiddelen verdere stappen gezet in het beschikbaar maken van middelen in de regio. Dat sluit aan bij de regioplannen en transformatiemiddelen die al vanuit het AZWA zijn ingezet. Ik interpreteer deze motie als steun voor doorontwikkeling van dit beleid, waarbij we de middelen beschikbaar stellen, juist ook op het grensvlak van het medische en sociale domein, en niet als een verzoek om een nieuw stelsel in te richten. Dat zou ook niet bij de demissionaire status passen. Als ik de motie mag interpreteren als steun voor het beleid, dan kan ik die motie oordeel Kamer geven. Ik kijk even naar mevrouw Van der Plas. Ik zie haar geen nee schudden. Ik zie haar zelfs ja knikken.

De voorzitter:

Ja, ze knikt. Ik zie haar knikken, dus volgens mij gaan we 'm zo aan het oordeel van de Kamer laten.

De motie op stuk nr. 958.

Minister Bruijn:

De volgende motie van mevrouw Van der Plas verzoekt de regering in overleg te treden met ziekenhuizen, Ambulancezorg Nederland en dataleveranciers over toegang tot patiëntgegevens. Ik kan me volledig vinden in de oproep van deze motie. Ik wil zelf ook dat zorgverleners in de acute zorg in één oogopslag relevante medische gegevens van een patiënt kunnen inzien. Om dit te bereiken, werk ik met de gehele spoedzorgketen samen in het programma Met spoed beschikbaar 2.0. Het is essentieel dat alle relevante partijen, waaronder zorgaanbieders, brancheorganisaties en ICT-leveranciers zich binnen dit programma blijven inzetten om dit mogelijk te maken. Hiermee maken we de acute zorg veiliger, sneller en beter. Als ik de motie mag opvatten als ondersteuning van beleid, dan geef ik 'm graag oordeel Kamer.

De voorzitter:

Opnieuw zie ik mevrouw Van der Plas instemmend knikken. Daarmee krijgt de motie oordeel Kamer.

Tot slot de motie op stuk nr. 959.

Minister Bruijn:

De volgende motie van mevrouw Van der Plas gaat over het percentage van het zorgbudget dat wordt besteed aan management et cetera. Vooropgesteld is dat eenieder werkzaam in zorg en welzijn wil dat we middelen nuttig besteden en dat die worden ingezet voor goede zorg en ondersteuning voor wie dat nodig heeft. Daarover verschillen mevrouw Van der Plas en ik niet van mening. Zoals aangegeven in de schriftelijke beantwoording, kan ik niet aangeven welk percentage van het zorgbudget exact besteed wordt aan management, overlegtafels en administratie. Op de werkvloer zijn we vaak met meerdere van die taken belast. Dan kan je dat heel moeilijk nog ontrafelen. Wat we wel weten uit de CBS-monitoring, is dat zorgprofessionals ongeveer 50% besteden aan directe zorgverlening. Daarnaast besteden zorgprofessionals ongeveer 30% van de werktijd aan administratie. Voor het uitvoeren van de afspraken uit het AZWA die gaan over het terugdringen van de regeldruk, zijn inzichten zoals de motie die voorstelt niet nodig.

De voorzitter:

En uw appreciatie?

Minister Bruijn:

We hebben al afspraken gemaakt om dat terug te dringen naar 20%. Daarom zou ik de motie ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 959: ontraden.

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

Minister Bruijn:

Ik heb nog wel een paar vragen van mevrouw Van Brenk, voorzitter. Maar als u die ...

De voorzitter:

O, kunt u die met gezwinde spoed beantwoorden? We lopen namelijk alweer uit de tijd.

Minister Bruijn:

Mevrouw Van Brenk heeft het over "wie het eerst komt, die het eerst maalt" in het IZA. Ik vind dat een terecht punt. Dat heeft natuurlijk ook wat onduidelijkheid gegeven, al was het natuurlijk een heel mooi programma, dat dankzij alle veldpartijen ook is uitgerold. Bij de IZA-transformatiemiddelen gold: wie het eerst komt, die het eerst maalt. In het AZWA is opnieuw geld beschikbaar gesteld, namelijk twee keer 400 miljoen voor doorbraakmiddelen. We kijken nu, op dit moment, hoe dat wordt verdeeld. Lessen uit het IZA nemen we waar. Ik zal uw Kamer ook op de hoogte houden. Ik zou de motie dus willen ontraden. Ik kan natuurlijk op dit moment geen garanties geven, maar ik kan mevrouw Van Brenk wel toezeggen dat we hier bovenop zitten en dat ik u op de hoogte zal houden van de vorderingen met ook dit punt scherp op het netvlies.

De voorzitter:

Er is geen motie. Volgens mij is dit een toezegging.

Minister Bruijn:

Ja, maar naar aanleiding van de opmerking kan ik dit toezeggen.

De voorzitter:

Ja, oké. Helder.

Minister Bruijn:

Dan vraagt mevrouw Van Brenk: hoever gaan we wat betreft "thuis en digitaal als dat kan"? Ik kan natuurlijk toezeggen aan mevrouw Van Brenk dat de zorg beschikbaar moet zijn als het niet kan. Daar streven we naar. Dat kunnen we nooit honderd procent garanderen. De zorgplicht ligt bij de zorgverzekeraar. Ik zit er natuurlijk samen met uw Kamer bovenop, maar de kwaliteit van zorg staat altijd voorop. Het signaal van mevrouw Van Brenk om daarop te letten, is dus heel terecht.

Dan vraagt de VVD naar de evc-fraude versus de arbeidsmarktvoordelen. Dat is een terechte vraag. Ik zal kort antwoorden, voorzitter, want ik zie uw blik. Die ontgaat mij niet, dus ik zal de tekst die hier voor mij ligt, overslaan en tegen de VVD zeggen: arbeidsmarktuitdagingen gaan we natuurlijk niet te lijf door evc-fraude toe te staan. Dat is ook niet wat u vraagt. Wij zitten dus boven op de evc-fraude. De minister van Onderwijs zit er ook bovenop. Hij heeft concrete maatregelen genomen om daar iets aan te doen. De arbeidsmarktuitdagingen gaan we met een heel pakket in het AZWA te lijf. Als u het wenst, dan zal ik dat pakket nog even helemaal nalopen. Maar ik zie aan uw blik, voorzitter, dat u dat niet wenst.

Dan kijk ik even of ik hiermee aan het einde ben gekomen van de beantwoording van de vragen van de Kamer.

De voorzitter:

Oeh, meneer Claassen denkt daar anders over. Een korte interruptie.

De heer Claassen (PVV):

Hoe is het mogelijk? Ik heb een trits aan vragen gesteld over de volumenormen en de verdeling en die worden gewoon niet beantwoord. Dat zou toch gewoon heel raar zijn?

Minister Bruijn:

Ja, het is geheel juist dat meneer Claassen dat zegt. In de snelheid heb ik die overgeslagen. Dat is een onvergeeflijke fout. Om het medisch-specialistisch zorglandschap toekomstbestendig in te richten, werken aanbieders in de regio in netwerken samen, waarbij ziekenhuizen hun aanbod en hun huidige en toekomstige portfolio op elkaar afstemmen, opdat die ook in de toekomst aansluiten op de zorgbehoefte in de regio en er optimaal gebruik wordt gemaakt van regionaal beschikbare kennis, capaciteit en infrastructuur. Bij de afspraak in de eerste tranche om die beweging te stimuleren, hebben partijen in het IZA afgesproken om volumenormen voor een selectie van zeer complexe oncologische en vaatchirurgische interventies vast te stellen. Na een zorgvuldig proces zijn de volumenormen in maart 2025 door alle partijen vastgesteld, waarna er in de regio afspraken zijn gemaakt over de herverdeling van de zorg. Dat gebeurt tripartiet. Dat wil zeggen dat zorgaanbieders, zorgverzekeraars en met name patiënten daarbij betrokken zijn. Dat is inmiddels in alle regio's gebeurd. Daarnaast maken de regio's afspraken over de spreiding van laagcomplexe zorg, waarover de heer Claassen het specifiek heeft. Ik ben het met de heer Claassen volledig eens dat het belangrijk is dat concentratie en spreiding hand in hand gaan, maar de regie daarover ligt in de regio en niet bij mij. Zorgverzekeraars, aanbieders en patiënten brengen nu de stand van zaken rondom de afspraak over spreiding in kaart en halen die op in de regio. Ik houd dat natuurlijk volop in de gaten, want ik deel wel de visie van de heer Claassen, maar de regie ligt daar. Die kan ik niet nemen. In die zin zal ik ook niet door het beeld lopen.

De tweede tranche, de andere vraag. In het IZA is afgesproken dat na de interventies van de eerste tranche ook een tweede tranche volgt. Dat wil zeggen dat er opnieuw volumenormen worden ontwikkeld. Daar kom ik ook graag met u over te spreken voor een nader te bepalen selectie van volgende interventies. Op dit moment kijken partijen daarnaar. Ik zal uw Kamer daar in 2026 over informeren en ga daar t.z.t. ook graag met u over in gesprek.

De voorzitter:

Eén verhelderende vraag van meneer Claassen.

De heer Claassen (PVV):

Die valt namelijk nog in de orde van het kerstregime.

De voorzitter:

Zeker, zeker.

De heer Claassen (PVV):

Zou de minister wel iets kunnen zeggen, of na het reces op papier zetten, over de vraag in welke mate het lukt om die vrijgekomen capaciteiten in te vullen, als daar sprake van is, en over de vraag wat de belemmeringen zijn waardoor het niet lukt? Dat kan namelijk ook erg behulpzaam als we het gaan hebben over arbeidsmarktbeleid in de zorg, de arbeidsmarktkrapte.

Minister Bruijn:

Ik hoor de heer Claassen zeggen "na het reces". Dat haalt mij wel over de streep. Ik zal daarnaar kijken en ik zal kijken hoe ik daar schriftelijk op kan terugkomen.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn beantwoording.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat. Ik schors een enkel ogenblik, waarna we verdergaan met het debat over de toenemende uitbraken van vogelgriep.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering, verzoek de leden hun plaatsen in te nemen en heet de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van harte welkom. We gaan het debat voeren over de toenemende uitbraken van vogelgriep. Ik geef het woord aan het lid Kostić in de eerste termijn namens de fractie van de Partij voor de Dieren. Ik stel de leden voor geen maximumaantal interrupties vast te stellen, want er moet een debat gevoerd kunnen worden, maar ik wijs er wel nogmaals op dat interrupties echt kort moeten zijn en maximaal in drievoud. Als we echt uit de tijd lopen, moet ik strenger worden. Dat is niet omdat ik het debat niet interessant vind, maar omdat we met elkaar afspraken hebben over de ingeplande debatten vandaag.

Ik zie lid Kostić bij de interruptiemicrofoon. Gaat uw gang.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik sta hier omdat ik iemand níét zie, namelijk de minister van Volksgezondheid. De Kamer heeft gezegd dat juist hij belangrijk is bij dit debat. Ik zou dus heel graag met mijn bijdrage wachten tot hij terug is.

De voorzitter:

Hij is even een praktische plichtpleging aan het uitvoeren. We kunnen dus met elkaar afspreken dat we even wachten op zijn terugkomst. Ik zie dat daar behoefte aan is. Dan schors ik nog een enkel ogenblik.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en heet nu ook de minister van VWS welkom. Ik nodig het lid Kostić uit op het rostrum voor de inbreng in eerste termijn namens de Partij voor de Dieren.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank, voorzitter. De vogelgriep is een gevaar voor Nederland. Sinds oktober zijn er meer dan 1 miljoen vergast. Meer dan 1 miljoen! Wilde vogels sterven massaal en zelfs kittens zijn slachtoffer geworden. Dit is ook een groot gevaar voor de volksgezondheid. Vogelgriep kan namelijk overspringen van dier op mens en leiden tot een nieuwe pandemie. Dat is geen natuurramp. Gisteren ontvingen we een brief van topviroloog Thijs Kuiken, waarin hij ons wijst op de gevaarlijke variant van het vogelgriepvirus. In de natuur komt die normaal gesproken niet voor, maar die ontstaat in de bio-industrie. Hij roept de politiek op om in te grijpen.

Jaren geleden bracht commissie-Bekedam al een rapport uit met aanbevelingen. De conclusie was: Nederland is extra kwetsbaar voor de vogelgriep en een nieuwe pandemie door het grote aantal dieren dat we fokken en doden. We hebben in Nederland de grootste pluimveedichtheid van Europa, zes keer hoger dan het Europese gemiddelde. Bekedam adviseerde om het aantal veehouderijen en het aantal dieren in de veehouderij te verkleinen. Ook Europese instellingen adviseerden dat.

Het toenmalige kabinet kondigde aan te werken aan een verbod op uitbreiding en nieuwe vestiging van pluimveebedrijven in bepaalde gebieden. Inmiddels zijn we jaren verder, maar er zijn geen maatregelen genomen. Minister Wiersma is namelijk nog altijd bezig met onderzoek naar de gevolgen voor de sector. Ik heb geen enkele hoop dat deze minister bereid is om fatsoenlijke maatregelen te nemen. Zie dit dus vooral als een oproep aan de minister van Volksgezondheid, aan de Kamer en aan de formerende partijen: we hebben geen tijd te verliezen; krimp snel het aantal dieren in dat we fokken en doden, en zet gezondheid op één.

Voorzitter. Naar aanleiding van de Q-koortsepidemie werd in 2010 geadviseerd om de minister van Volksgezondheid doorzettingsmacht te geven bij de bestrijding van besmettelijke dierziekten. Die aanbeveling is nooit opgevolgd. In 2020 werd een motie van ons daarover bijna Kamerbreed aangenomen, maar die is nooit uitgevoerd. In 2022 adviseerde de Algemene Rekenkamer om dit alsnog te doen. Maar volgens het kabinet was het niet nodig, want "de ministers van Volksgezondheid en Landbouw werken o zo goed samen en gezondheid zal altijd op één staan". Ik denk dat de minister van Landbouw wel duidelijk heeft gemaakt dat volksgezondheid niet op één staat. Voor minister Wiersma staat de agro-industrie op één. Ik vraag de minister van Volksgezondheid of hij inmiddels wel de noodzaak ziet van het krijgen van doorzettingsmacht.

Voorzitter. Dan wil ik mijn diepe, diepe respect uiten voor de medewerkers en vrijwilligers van dierenhulporganisaties die dag en nacht zieke en dode dieren ophalen. Het kwalijke is dat ze onmisbaar werk doen om de vogelgriep in te dammen omdat het kabinet niets aan de bron doet, maar zelf opdraaien voor alle kosten. Kan de minister in ieder geval toezeggen dat ze nu eindelijk ruimhartig financieel gecompenseerd worden voor de gemaakte kosten? Ze zijn vandaag ook aanwezig bij het debat, op de publieke tribune. Ik hoop dat ze eindelijk de waardering krijgen die ze verdienen van dit kabinet.

Voorzitter. Uit onderzoek blijkt dat zo'n een op de vier wilde eenden op dit moment besmet is met vogelgriep. Dat is zorgwekkend voor de staat van de eendenpopulatie, waar het al heel slecht mee gaat. Maar ondertussen is het jachtseizoen geopend en mogen mensen voor hun plezier wilde eenden doodschieten.

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Ik zou het lid Kostić even opheldering willen vragen, want ik weet niet of ik het net goed hoorde. U vraagt de minister om iets te doen aan de bron. Is de bron in uw optiek de pluimveehouderij? Of is de bron de wilde vogelpopulatie die hier in Nederland komt?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Zoals ik al in het begin toelichtte toen ik topvirologen en het rapport-Bekedam citeerde: de gevaarlijke, zeer besmettelijke variant van de vogelgriep komt niet in de natuur voor. Die is ontstaan in de pluimveehouderij. Ik heb hier een brief van de heer Thijs Kuiken van de Erasmus Universiteit voor u. Hij heeft ook meegeschreven aan het rapport-Bekedam. Ik verzoek ook de VVD hier echt goed naar de wetenschap te luisteren, maar daar ga ik gewoon van uit.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Kan het lid Kostić definiëren wat het lid Kostić bedoelt met: vogelgriep is ontstaan in de pluimveehouderij?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Jazeker. En nogmaals, ik zal de brief waarin topviroloog Thijs Kuiken dit uitlegt straks aan de minister geven, maar ik heb ook een exemplaar voor de BBB. Een laagpathogene, dus niet zeer besmettelijke en niet gevaarlijke variant bestond altijd in de vogelpopulatie, miljoenen jaren. Er was geen probleem totdat wij in de wereld hadden bedacht: laten we lekker veel dieren op elkaar proppen in de pluimveehouderij. Dat is een heerlijke situatie voor zo'n virus om te gaan muteren, dus te gaan veranderen, overspringen en verspreiden. Dan kan er een gevaarlijkere variant ontstaan, en zo is dat ook gebeurd. Daarom waarschuwen virologen dat Nederland met zijn pluimveedichtheid een perfecte broedplek voor zo'n gevaarlijk virus is en dus een tikkende tijdbom voor een nieuwe pandemie.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De Nederlandse pluimveehouderij heeft de bioveiligheid juist heel goed op orde. Daardoor komt het ook dat hier niet of nauwelijks vogelgriepvirussen overspringen van bedrijf tot bedrijf. Als je in Nederland op een pluimveehouderij komt, dan zijn er zoveel hygiënemaatregelen, ook voor de medewerkers en voor de boer en de boerin zelf, voordat je iets in een stal kan doen. Maar ik begrijp dus goed van het lid Kostić dat ... Er wordt toch een beetje de suggestie gewekt alsof de vogelgriep hier in Nederland in de pluimveehouderij ontstaat. Maar het vogelgriepvirus H5N1, een hoogpathogeen virus, is ontstaan op kleine boerderijtjes in Azië.

De voorzitter:

En uw vraag?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Klopt mijn waarneming dat misschien onbedoeld de suggestie gewekt is dat vogelgriep in de Nederlandse pluimveehouderij in de stallen zou ontstaan, maar dat het lid Kostić ook erkent dat dat niet het geval is?

Kamerlid Kostić (PvdD):

BBB probeert de hele tijd eromheen te draaien, maar het is ook goed voor het publiek om te weten dat wetenschappers hier heel duidelijk schrijven: "Hoogpathogeen vogelgriepvirus, de oorzaak van vogelgriep, komt in de natuur normaliter niet voor, maar ontstaat in door mensen gehouden pluimvee. Door het houden van grote aantallen kippen dicht op elkaar worden namelijk omstandigheden gecreëerd waaronder een onschuldig virus kan veranderen in een hoogpathogeen vogelgriepvirus", et cetera, et cetera. Dus ja, het is ooit in Azië ontstaan, maar we hebben in meer landen pluimveehouderijen, en wetenschappers wijzen erop dat Nederland een extra gevaar vormt voor de gezondheid van mensen en ook in het kader van een mogelijke pandemie, juist omdat onze pluimveedichtheid zo enorm hoog is. Die is zes keer hoger dan het gemiddelde van Europa. Wetenschappers schrikken ervan, gezondheidsdeskundigen schrikken ervan. Ik snap dat de BBB niet zo van de feiten is en wetenschap maar een mening vindt. Voor de BBB geldt dat de enige feiten komen van de agro-industrie en de jagers, maar voor ons weegt dit heel zwaar. Ik ga dit rapport straks dus ook aan de BBB geven.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, kort en afrondend.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De waardeoordelen over wat BBB wel of niet zou vinden, laat ik bij lid Kostić.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Zeker.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Maar ik begrijp dus goed dat lid Kostić hiermee eigenlijk zegt: nee, het vogelgriepvirus ontstaat niet in de Nederlandse pluimveestallen. Want dat is wel wat er eerder een beetje werd gesuggereerd en daar gaan dan gewoon misverstanden over ontstaan. Nederlandse pluimveehouderijen zijn eigenlijk helemaal koploper in het veilig houden van de pluimveebedrijven. Maar het is fijn om te horen dat lid Kostić erkent dat het niet in de Nederlandse pluimveestallen ontstaat.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Nee. Ik daag de BBB toch uit om met de virologen te gaan praten. Het probleem zit hem bij de pluimveedichtheid specifiek in Nederland; we wonen nu in Nederland en willen onze bevolking gezond houden. Ik heb net geschetst wat de virologen zeggen. Door het aantal dieren dat we in Nederland op elkaar houden, creëren we een perfecte situatie voor het virus om zich snel te verspreiden om nog gevaarlijker te worden. Dat is de situatie in Nederland. Daarom zeggen wetenschappers — dat was ook het rapport van Bekedam — dat een structuurmaatregel, een maatregel die de problemen bij de bron kan oplossen, het krimpen van het aantal dieren in de veehouderij is. Dat is gewoon klip-en-klaar.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Voorzitter. Ondertussen is het jachtseizoen geopend en mogen mensen voor hun plezier wilde eenden doodschieten. Dat zorgt voor een snellere verspreiding van de vogelgriep en betekent een groot risico voor de volksgezondheid. Is de minister van Volksgezondheid bereid om de plezierjacht stil te leggen totdat we zeker weten dat de vogelpopulaties niet afnemen door de dodelijke combinatie van vogelgriep en jacht, en we zeker weten dat de volksgezondheid hierdoor niet in gevaar komt?

Voorzitter. Ik rond af. Volksgezondheid mag niet ondergeschikt blijven aan de belangen van de agro-industrie. Zolang we in Nederland zo veel dieren op een kluitje blijven houden, zijn we een tikkende tijdbom voor een nieuwe pandemie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Podt voor …

Kamerlid Kostić (PvdD):

En ik heb nog een brief voor de minister van Volksgezondheid.

De voorzitter:

Ja, dat klopt. Ik zou de bode willen vragen om die in ontvangst te nemen en aan de minister aan te bieden, en die ook onderdeel te laten uitmaken van de beraadslaging, zodat iedereen er ook kennis van kan nemen. Zo is dat zorgvuldig.

Het woord is dus aan mevrouw Podt voor haar inbreng namens D66.

Mevrouw Podt (D66):

Dank u wel, voorzitter. Veel boeren lopen dit jaar door een lege stal. Er zijn in Nederland alleen al 1 miljoen dieren gedood vanwege de vogelgriep. Daar komt het verlies van leven van wilde vogels nog bovenop. De ziekte is een veelkoppig monster, waarbij we alles uit de kast moeten trekken om hem te bedwingen. Dat is lastig met een dubbeldemissionaire minister en een dubbeldemissionair kabinet. Daarom zullen we een aantal zaken voorstellen die onmiddellijk wat moeten oplossen en een aantal meer structurele zaken in gang zetten waar een nieuw kabinet mee aan de slag kan.

Voorzitter. Het volgende moet onmiddellijk. Het is voor iedereen cruciaal dat de bioveiligheidsprotocollen op bedrijven streng worden nageleefd. Recent onderzoek liet nog zien dat deze protocollen op zes van de zeven bedrijven niet werden nageleefd. Bedrijven hebben de plicht om hun dieren goed te beschermen. Dit gedrag zorgt voor grote maatschappelijke en financiële schade en potentieel nog veel grotere gezondheidsschade. Graag een reactie met concrete stappen die de minister van LVVN zet om hiertegen op te treden.

Voorzitter. De vrijwilligers op de dierenambulances werken zich een slag in de rondte. Zelfs het secretariaat, konden we lezen, rijdt mee om dieren te helpen of om dode vogels op te halen, veelal zonder de juiste beschermingsmiddelen, griepprikken of voldoende financiering. Kortheidshalve sluit ik mij aan bij de vragen van de Partij voor de Dieren hierover.

Voorzitter. Het ruimen van dieren is niet alleen een vrij cynische manier om zoönose te bestrijden, maar in het geval van de vogelgriep is het ook een volkomen achterhaalde manier. Stallen ruimen was wellicht in de jaren zeventig en tachtig een helpende manier om te voorkomen dat het virus zich verder zou verspreiden, maar toen het virus in de jaren negentig door het steeds intensiever houden van pluimvee muteerde en zich verspreidde, was het geen zeldzame ziekte meer. Veel dieren op een boerderij en veel boerderijen bij elkaar dicht bij waterrijke gebieden, maken dat een ziekte zoals de vogelgriep kan muteren en zich razendsnel kan verspreiden. Om te voorkomen dat er nieuwe virussen ontstaan die dieren zieker maken en die zich mogelijk, net als in de Verenigde Staten, ook onder zoogdieren en mensen kunnen verspreiden, is het cruciaal dat de pluimveehouderij extensiveert. Overigens zijn er nog heel veel andere goede redenen om minder dieren zo dicht op elkaar te houden, maar dat terzijde.

De vorige minister zette onder meer in op de meekoppelende structurerende keuze dierziekten en zoönosen in het NPLG, oftewel: hoe kunnen we via de gebiedsplannen inzetten op minder bedrijfs- en dierdichtheid en minder uitbraken? Dat is weer een reden waarom het ontzettend zonde is dat er wordt gestopt met het NPLG. Gelukkig zijn sommige provincies doorgegaan met hun eigen gebiedsplannen. Mijn vraag aan de minister is: kan zij ervoor zorgen dat er eind januari een overzicht ligt van de stappen die de provincies hierop wellicht al gezet hebben, zodat een nieuw kabinet hier samen met de provincies mee verder kan?

Voorzitter. Helaas is de H5N1-variant van de vogelgriep endemisch geworden en zal alleen werken aan de pluimveedichtheid dus niet genoeg zijn. In jaren als deze raast het virus zo erg rond in wilde vogels dat zij snel bedrijven besmetten, ook als deze niet in de buurt van waterdichte gebieden staan. We hebben van corona geleerd dat grootschalig en preventief vaccineren de meest effectieve manier is om een virus onder controle te krijgen. De eerste vaccinatieresultaten zijn veelbelovend en laten zien dat grootschalige vaccinatie mogelijk is. We kunnen niet langer wachten. Het voorkomt ook economische schade. Daarom vraag ik de minister om uiterlijk in februari in kaart te brengen wat nodig is om binnen een jaar daadwerkelijk te starten met grootschalige vaccinatie. Welke middelen, logistiek, regelgeving en EU-afstemming zijn vereist? Kan zij daarbij ook ingaan op de te verwachten aantallen dode vogels en de financiële en maatschappelijke gevolgen als we langer wachten? Want door nu te investeren, kunnen we toekomstige uitbraken beperken en kunnen we zorgen voor een veerkrachtige pluimveehouderij. Het is tijd om te handelen.

De heer Graus (PVV):

Ik zou ambtsgenoot Podt iets willen vragen. De vaccinatieonderzoeken lijken op zich positief op de korte termijn, maar de bijwerkingen op de lange termijn zijn onbekend. Dat was hetzelfde bij het humane covidvirus. Ik zou het lid Podt willen vragen of in het onderzoek kan worden meegenomen of er een resistentie kan ontstaan, net zoals er bij het overmatig toedienen van antibiotica een soort antibioticaresistente bacterie kan ontstaan. Sommige wetenschappers zeggen dat als je te veel vaccineert, er een soort virusresistentie of een snellere mutatie van virussen kan ontstaan. Toen de voorzitter nog in mijn commissie zat, heeft het ministerie toegegeven dat dat onderzocht moest worden. Kan dat worden meegenomen?

Mevrouw Podt (D66):

Ik ben zelf niet van zins om mij hier in de Kamer te gaan bemoeien met het onderzoek dat gebeurt.

De heer Graus (PVV):

Mevrouw Podt vroeg om grootschalige vaccinatie. Daarom vraag ik mijn collega of dit kan worden meegenomen. Als je dat te veel doet, net als bij antibiotica, dan kunnen er sneller mutaties ontstaan. Bepaalde wetenschappers zeggen dat virussen zich sneller gaan muteren als er gevaccineerd wordt. Anderen zeggen dat dat allemaal bullshit is. Ik mag eigenlijk geen Engelse taal gebruiken.

De voorzitter:

Nou ...

De heer Graus (PVV):

Ik moet eigenlijk "stierenpoep" zeggen.

De voorzitter:

... ik haak niet zozeer aan op het Engels.

De heer Graus (PVV):

Ik vraag haar of dat meegenomen kan worden. Zij vraagt om een grootschalige vaccinatie, dus dan moet je ook de mogelijke nadelen en negatieve bijwerkingen meenemen.

Mevrouw Podt (D66):

Ik begrijp wat de heer Graus bedoelt. Volgens mij spelen er twee dingen. Ik heb er allereerst het volste vertrouwen in dat de wetenschappers heel zorgvuldig met het onderzoek zullen omgaan. De rapporten die er nu over deze pilot liggen, zijn heel veelbelovend. Ten tweede geldt natuurlijk altijd dat als je middelen in gebruik neemt, je zal moeten blijven monitoren en je heel zorgvuldig zal moeten kijken wat de daadwerkelijke effecten zijn als je het grootschalig gaat implementeren. Dat ben ik zeer met de heer Graus eens.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Om de vogelgriep de baas te worden heb je maatregelen op de korte termijn nodig en maatregelen op de lange termijn, die wat ingrijpender zijn. Ik hoor mevrouw Podt nu over de kortetermijnmaatregelen, wat logisch is, maar ik zou ook meer willen weten over wat ze de "extensivering van de veehouderij" noemt. Heeft ze het dan over het stoppen met de eendenhouderij in Nederland? Heeft ze het dan over het sluiten van kippenboerderijen in waterrijke gebieden? Heeft ze het dan over grotere afstanden tussen varkensboerderijen en kippenboerderijen? Waar heeft ze het over als ze spreekt over extensieve veehouderij?

Mevrouw Podt (D66):

Goede vragen. Ik denk dat het lastig is om dat zo in zijn algemeenheid te beantwoorden. Over pluimveehouderij in waterrijke gebieden heeft u mij al vaker gehoord. "Een einde eraan maken" zijn grote woorden in dit verband, maar ik pleit er vaker voor om dat zeer, zeer streng te verminderen. Ik heb in mijn tekst opgeschreven dat we eens moeten kijken naar wat de bedoeling was, namelijk dat als de provincies stappen zetten in die gebiedsprocessen ze gelijk ook kunnen kijken hoe ze die extensivering vorm kunnen geven. Dan kun je ook gaan kijken in welke gebieden het minder moet, want het hoeft misschien niet in alle gebieden minder, en in sommige gebieden zal het drástisch minder moeten. Dus ik denk dat je heel goed op gebiedsniveau kunt kijken hoe je dat op een goede manier zou kunnen doen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik vraag het omdat D66 natuurlijk aan de formatietafel zit. Uit haar antwoord kan ik wel opmaken dat de gebiedsprocessen weer terugkomen. Dat is ook de inzet van D66 voor de aanpak van een heleboel problemen die we in de landbouw hebben. Maar het klinkt ook een beetje als het over de schutting naar de provincies gooien, want je kunt ook gewoon als Rijk maatregelen nemen. Neemt D66 nu alvast een voorschot op een compromis dat ze gaan sluiten met de andere partijen, door geen rijksmaatregelen te willen nemen?

Mevrouw Podt (D66):

Nee. Volgens mij kent mevrouw Bromet onze inzet uitstekend. Ik denk dat het belangrijk is dat die gebiedsprocessen terugkomen. Dat is ook onze inzet geweest in de positieve agenda die we samen met het CDA hebben gemaakt. Ik denk dat iedereen er ook van overtuigd is dat dat een slimme manier is om het te doen. Ik ben helemaal niet van zins om dingen over de heg naar provincies te gooien. Ik vind het wel verstandig om goed te kijken wat lokaal verstandig is. Wij weten allemaal dat er bepaalde gebieden in Nederland zijn waar die pluimveedichtheid echt insane is, en daar moeten we heel snel wat aan doen.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Tot slot één ding over de pluimveedichtheid en de nabijheid van varkensbedrijven. Er is namelijk een groot gevaar dat de vogelgriep overslaat op zoogdieren en daarna ook op de mens. Is dat dan een van de maatregelen waarvan D66 zegt: oké, daar gaan we korte metten mee maken; we willen geen varkensbedrijven meer in de buurt van pluimveehouderijen?

Mevrouw Podt (D66):

Nou, ik vind dat zelf als D66 een heel goed idee. Ik hoop dat mevrouw Bromet het mij vergeeft dat ik niet in deze zaal de formatie ga doen. Maar dat zou best eens een inzet van D66 kunnen zijn, zeker.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Podt. Het woord is aan de heer Koorevaar voor zijn inbreng namens het CDA.

De heer Koorevaar (CDA):

Dank u wel, voorzitter. "Je hoort al over vogelgriep in het nieuws en dan gaan mijn voelsprieten uit. Als de trekvogels over de boerderij overvliegen, krijg je angst." Dat zei een pluimveehoudster tegen mij die ik vorige week sprak. Haar angst bleek dit keer niet onterecht. Bij een eerste controlerondje in de schuur — is er genoeg drinken, is er genoeg voer? — viel haar een aantal knikkebollende kippen op, en in de tweede afdeling lagen onder de luchtinlaat enkele dode dieren. Ze zei: "Ik heb in overleg met mijn man de dierenarts gebeld, die direct de Gezondheidsdienst en de NVWA waarschuwde. Ze kwamen meteen. Die middag bleek uit een sneltest vogelgriep. Die avond om 22.30 uur volgde de definitieve uitslag van een labtest en kregen we de bevestiging: morgenochtend wordt jullie bedrijf geruimd." Ze sloot ons telefoongesprek af met de woorden: dit, de vogelgriep, heeft wel echt impact.

Voorzitter. De reactie van de professionele houderijen en de overheid bij een uitbraak is snel en duidelijk. De dertien protocollen en twee handleidingen die ik online vond, zijn helder, en de monitoring is op orde. De meldingsbereidheid is groot en informatie wordt snel gedeeld. Iets waarvan Marjon Koopmans vorige week zondag nog in Buitenhof zei dat dit in de Verenigde Staten juist niet op orde was, waardoor vogelgriep zich daar van bedrijf tot bedrijf kon verplaatsen. In Nederland is dat dankzij aangescherpte protocollen en goede samenwerking tussen het ministerie en de sector gelukkig wél op orde. Als er hier een besmetting bij komt, dan is dat door besmetting via de lucht.

Voorzitter. Allereerst een vraag over het vogelgriepvirus dat is vastgesteld bij kittens en een vos. Zorgwekkend is dat door deze besmettingen virusvarianten kunnen ontstaan die beter aangepast zijn aan zoogdieren. Dat vergroot mogelijk ook het risico voor mensen. Hoe groot is dat risico en welke maatregelen neemt de minister om te voorkomen dat zulke varianten een hoog risico vormen voor de volksgezondheid? De tweede vraag gaat over dierenhulpverleners die hulp verlenen aan wilde vogels en kadavers ruimen. Ik heb begrepen dat terreineigenaren verplicht zijn om kadavers te ruimen. Ik constateer dat er een protocol is over hoe om te gaan met kadavers. Wat moet u doen om deze hulpverleners te beschermen en wat dóét u om hulpverleners te beschermen?

Voorzitter. Het is goed dat er in Nederland door het bedrijfsleven en de overheid goed wordt samengewerkt. Ook willen we grootschalige ruimingen zo veel mogelijk voorkomen. Dat wat pluimveehouders zelf kunnen doen, moeten ze ook doen. Het positieve is dat in het bedrijfsgezondheidsplan sinds kort ook het bioveiligheidsplan is opgenomen om ook op het punt van de bioveiligheid de puntjes op de i te zetten. Kippen worden nu al breed gevaccineerd. Uitbreiding met een vaccin tegen vogelgriep is gewenst. Om besmettingen van pluimvee door wilde vogels te kunnen voorkomen is dat uiteindelijk toch de beste oplossing. In het lab zijn enkele vogelgriepvaccins succesvol getest. Begin volgend jaar komen de resultaten van een veldproef, maar de grote klapper is wanneer in het buitenland kip en kipproducten van gevaccineerd pluimvee worden geaccepteerd door landen en supermarkten. Dat helpt alle pluimveehouders én alle dieren. Daarom is het goed dat er in Nederland een pilot loopt waarbij effectiviteit en vermarkting worden getest en dat er wordt gewerkt aan verbreding naar allerlei andere pluimveecategorieën.

Voorzitter. Er is werk aan de winkel. Ons werk ligt in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, andere Europese landen en Japan om handelsbelemmeringen met die landen op te heffen en om met supermarktketens in gesprek te gaan over de acceptatie van producten van gevaccineerd pluimvee. Daarom heb ik nog één vraag aan de minister: heeft het voor u prioriteit om Europese collega's en belangrijke handelslanden mee te krijgen in een Europese vaccinatiestrategie? Zo ja, waar blijkt dit uit?

Voorzitter, tot slot. Dat de pluimveesector goed samenwerkt met dierenartsen en overheid komt de monitoring, vroege detectie en bestrijding ten goede. Een wereld zonder vogelgriep is misschien een utopie; een wereld waarin we de risico's zo veel mogelijk indammen, is dat niet.

Dank u wel.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik had net ook een interruptie bij D66. Toen hadden we het over kortetermijnmaatregelen en langetermijnmaatregelen of eigenlijk structurele maatregelen. Ik hoor de heer Koorevaar van het CDA alleen maar over maatregelen die in het huidige systeem best nuttig kunnen zijn, zoals vaccineren. Maar alle adviezen die er liggen, schrijven over een herstructurering van de veehouderij en over Nederland als de mestvaalt van Europa. Wat zijn nou de ideeën van het CDA daarover?

De heer Koorevaar (CDA):

De ideeën van het CDA zijn als volgt. Ik heb me ook verdiept in het hele vogelgriepverhaal. Mij valt op dat er sinds 2003, toen er echt een grootschalige uitbraak was, echt wel iets veranderd is. Dit is een iets langere inleiding; excuses daarvoor. Ik zag, ook in de documenten die ik doorlas, dat je toen met name bedrijf-op-bedrijfbesmettingen zag. Het virus werd dus versleept. Eigenlijk zei Marion Koopmans vorige week zondag bij Buitenhof hetzelfde: het virus wordt versleept van bedrijf naar bedrijf. Dat ging toen over runderen in Californië. Wat heeft Nederland daarvan geleerd? Dat je dat dus niet moet doen en dat die bioveiligheid superbelangrijk is. Ik ben regelmatig op pluimveebedrijven geweest, maar ik heb alleen maar door een raam gekeken, want anders had je moeten douchen. Daar zijn hele protocollen voor. Dat komt gewoon niet voor. Ik denk dus dat de sector dat best goed op orde heeft. Anders had je ook van-bedrijf-naar-bedrijfbesmettingen gezien.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Er is een heleboel veranderd sinds 2003, want we hebben nu koeien met vogelgriep en we hebben ook katten met vogelgriep. Het gaat dus van kwaad tot erger en alle deskundigen waarschuwen voor een moment waarop het ook op mensen overslaat. Er liggen allerlei adviezen om dat te voorkomen. Die heb ik net genoemd bij mijn vraag aan D66: geen varkensbedrijven in de buurt van kippenhouderijen, geen kippenhouderijen in waterrijke gebieden, veel minder veedichtheid of veel minder boerderijen vlak bij elkaar. Ik hoor het CDA daar helemaal niet over. Is dat iets wat het CDA niet wil of is dat iets waarvan het CDA zegt dat dat eigenlijk helemaal niet nodig is?

De heer Koorevaar (CDA):

Ik heb daarover een vraag gesteld aan de minister. We hebben gezien dat het vogelgriepvirus bijvoorbeeld ook bij kittens en bij een vos is vastgesteld. Neem mij daar eens in mee: wat gebeurt daar nu precies? Het is dus niet zo dat ik dat veronachtzaam. Maar de uitbraken die er bijvoorbeeld dit jaar zijn — als ik het goed heb, zijn het er ongeveer 35 — zijn allemaal besmettingen die via de lucht zijn gekomen, misschien op een enkele uitzondering na. Dat ondersteunt dus wat ik zojuist zei: het komt uiteindelijk via een luchtinlaat. Ook in het voorbeeld dat ik aanhaal, is het zeer waarschijnlijk dat dit via een luchtinlaat in de stal komt.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik vind het echt zorgwekkend. Het CDA had namelijk een nieuwe cultuur beloofd, waarbij het zei: we gaan het totaal anders doen en we gaan leren van het verleden. Dan zie ik hier toch weer cherrypicking. We hebben al een aantal jaar het rapport-Bekedam, waarin duidelijke adviezen staan. Je kan op korte termijn dingen doen. Die heeft het CDA net genoemd. Dat kan allemaal. Maar je moet, je móét, iets doen aan die pluimveedichtheid: minder pluimveebedrijven dicht op elkaar, en vooral ook minder dieren dicht op elkaar.

De voorzitter:

En uw vraag?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Mijn vraag is: staat het CDA achter die maatregelen van het rapport-Bekedam?

De heer Koorevaar (CDA):

Ik sta erachter dat we vaccineren. Ik denk — dit zeg ik ook richting het lid Kostić — dat dat een hele goede strategie is, want het helpt niet alleen het Nederlandse pluimvee, maar ook het Europese en het wereldwijde pluimvee. Ik ben van mening dat als we als Nederland de kennis hebben, we die ook moeten verspreiden. Daar zit wat mij betreft de grote doorbraak. Op dit moment krijgen kippen al vijftien vaccinaties, geloof ik. Waarom krijgen ze dan ook niet die tegen de vogelgriep?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik snap dat mijn collega nieuw is, maar kom op! Ik snap dat hij voor vaccinatie is, maar mijn vraag was: is hij ook voor die structuurmaatregelen van het rapport-Bekedam? Dat is gewoon wetenschappelijke consensus. Is hij daar ook voor?

De heer Koorevaar (CDA):

Ik ben voor een vaccinatiestrategie. Daar moet u het dus echt even mee doen.

De voorzitter:

Tot slot.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Oké, nou, dat is gênant. Tegelijkertijd denk je: het is tenminste goed dat hij niet ontkent dat wat het rapport-Bekedam zegt nodig is. Ik lees hier in de tekst van de wetenschappers: een zorg is dat in pluimveedichte gebieden, met name in de Gelderse Vallei en Noord-Limburg, met soms meer dan 200 andere pluimveehouderijen in een straal van 10 kilometer, een verhoogd risico bestaat op verdere virusverspreiding van bedrijf naar bedrijf, waarbij de NVWA door kwetsbaarheden in de bestrijdingscapaciteit de controle kan verliezen.

De voorzitter:

En uw vraag?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ziet het CDA dit risico waar de wetenschappers op wijzen ook?

De heer Koorevaar (CDA):

Ik blijf echt even bij wat ik hiervoor heb gezegd. U citeert nu uit rapporten die deze week ook in mijn e-mailbox zijn binnengekomen. Ik heb het net ook nog uitgedeeld gekregen door de bode. Uiteraard moet je altijd goed nadenken over hoe je kan voorkomen dat vogelgriep zich verder verspreidt. We zien nu dat de verspreiding via de lucht komt. Daar werkt de sector dan ook aan met een bioveiligheidsplan: hoe voorkom je dat mest bijvoorbeeld via zo'n luchtinlaat in een stal komt en zich dan verder verspreidt? We zien op dit moment aan de besmettingen die we hebben ... Wij vinden het ook erg dat die besmettingen er zijn, zowel voor mensen als voor dieren. De meest effectieve manier is dus om samen te werken met andere landen om vogelgriep op die manier uit te bannen. Daar ligt mijn prioriteit.

De heer Graus (PVV):

Ik ben heel blij dat mijn collega die verwaaiing, die verplaatsing via de lucht, aanhaalt, want ik ga daar binnenkort op terugkomen bij een ander debat, over het blauwtongvirus. Het werd namelijk ook vaak ontkend, hè. Ik heb wel een vraag. Dat vaccinatieprogramma gaat natuurlijk ook gevolgen hebben voor de sector. Ik ben van mening, net als mijn fractie, dat volksgezondheid en diergezondheid altijd bovenaan moeten staan, maar we moeten ook weten wat de gevolgen voor de sector zijn. Om een voorbeeld te noemen: wij hebben ooit een einde gemaakt aan de nertsenhouderij, maar we hebben toen als fractie wel, als eersten, gevraagd hoe we dat financieel zouden gaan dekken.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Graus (PVV):

Dat wil ik dus wel meegenomen hebben. Ik weet namelijk niet wat de financieel-economische gevolgen ervan zijn, hoewel volksgezondheid en diergezondheid bovenaan moeten staan. Ik had die vraag dus van het CDA verwacht. Het gaat enorme financieel-economische gevolgen hebben. Dat moet wel worden meegenomen.

De heer Koorevaar (CDA):

Dank u wel voor uw vraag. Daarom denk ik dat de volgorde ook heel belangrijk is. Er loopt nu een proef, een veldproef. Er is al een oud vaccin beschikbaar en er zijn een aantal nieuwe vaccins, die op dit moment getest worden. Het is van het allergrootste belang dat er eerst consensus is, met name tussen de handelslanden van Nederland als het gaat om pluimvee. Ik geloof dat 50% van de tafeleieren naar Duitsland gaat. Begin daar dus, maar niet alleen in Duitsland, want dat is eigenlijk al georganiseerd via Europese regelgeving bij de registratie van het vaccin. Begin dus met name bij de ketens daar, dus de supermarkten; laten we het zo maar zeggen. Zorg dat zij die producten ook accepteren. Daarom is mijn vraag aan de minister ook: doet u daar voldoende aan? Als je dat regelt, is er namelijk in de handel geen belemmering. Dan hebben we daar voor de pluimveesector, denk ik, ook geen belemmering, want ze zijn het al gewend om te vaccineren. Ja, het wordt er iets duurder van, is mijn informatie, maar als we dat doen, doen we het ook goed voor de vogels in Duitsland.

De heer Graus (PVV):

Het gaat mij meer om het volgende. Onze fractie zegt dat volks- en diergezondheid altijd bovenaan moeten staan, eigenlijk ongeacht de kosten, zo zou je moeten zeggen. Het gaat heel veel financieel-economische gevolgen hebben. Nu wordt er al van uitgegaan dat er toch gewoon doorgehandeld kan worden, maar mogelijk wordt die handel totaal stilgelegd. Dan zegt het buitenland: bekijk het allemaal maar! Mensen die daar de dupe van worden, zoals bij de nertshouderijen ook is gebeurd toen die moesten stoppen vanwege een besluit van de Kamer, moeten wel financieel-economisch gecompenseerd worden. Daar moet je dan wel eerlijk in zijn. Daar gaat het om. Je mag het echter niet ten koste laten gaan van de volks- en diergezondheid. Je mag niet zeggen: als het de handel schaadt, gaan we niks aan de volks- en diergezondheid doen.

De heer Koorevaar (CDA):

Nogmaals, ik ben benieuwd naar het antwoord van de minister. Ik heb ook een motie in voorbereiding. Ik had die eigenlijk ook met uw collega gedeeld, de heer Jansen. Dat is natuurlijk ook mijn collega, maar hij is van uw partij. Ik wist niet dat u namens de PVV het woord zou voeren. Ik zou daar graag zo meteen nog een moment op terug willen komen bij u, want ik denk wel dat het belangrijk is dat we daar juist op inzetten. We moeten er niet mee wachten om daarop in te zetten, want anders duurt het te lang. Daarmee sluit ik af.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Graus (PVV):

Sorry, meneer de voorzitter, ik had me even moeten voorstellen.

De voorzitter:

Nee, hoor, prima.

De heer Graus (PVV):

Ik ben Dion Graus. Ik ben al sinds november 2006 woordvoerder dierenwelzijn en diergezondheid. Ik behoor tot de langstzittende Kamerleden hier. Ik ben de op één na langstzittende. Ik heb me nu even voorgesteld. Mijn e-mailadres is d.graus@tweedekamer.nl. Alstublieft.

De voorzitter:

Waarvan akte. Het staat opgenomen in de Handelingen, meneer Graus.

De heer Koorevaar (CDA):

Laten we dan in ieder geval even koffie gaan drinken. Dat is dan een afspraak! Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koorevaar. Het woord is aan mevrouw Bromet voor haar inbreng in eerste termijn namens GroenLinks-Partij voor de Arbeid.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Zoönosen en dierziekten, we hebben het er naar mijn idee de laatste tijd echt heel vaak over. Allereerst ga ik in op vaccinaties. De Tweede Kamer heeft de wens om vaart te maken met de vaccinaties. Het gaat nog maanden duren voor we weten hoe het werkt in het veld. Hoe kan hier nog altijd onduidelijkheid over zijn?

Dan kom ik op de structuurmaatregelen. Al in het advies van Bekedam uit 2020 is gezegd dat de hoge concentraties dieren per bedrijf, de hoge concentraties bedrijven in sommige regio's, de intensieve veehouderij en de nabijheid van de concentraties van andere dieren, varkens en mensen leidt tot grote extra risico's: meer risico op uitbraak en meer risico op gevaarlijke mutaties. De Kamer vroeg meermaals om actie. De minister wil weer gaan onderzoeken of het mogelijk is om nieuwe bedrijven in de buurt van water tegen te houden, maar waarom niet gewoon handelen? Als er onderzoeken liggen die zeggen dat het niet handig is om pluimveehouderijen in waterrijke gebieden te hebben, waarom zou je daar dan nog vergunningen toestaan? Er worden hele populaties aangetast door de vogelgriep, vooral van trekvogels en watervogels. Wordt er, zoals het deskundigenberaad vraagt, een langetermijnonderzoek gedaan naar de ecologische effecten van deze grootschalige sterfte?

Voorzitter. Ik heb grote zorgen over de vogelgriep bij zoogdieren. De kans op besmetting van mensen is vooralsnog klein, maar er heerst een verhoogd risico voor mensen die professioneel met pluimvee werken. Wat doen we aan communicatie, bescherming en monitoring van deze mensen? In Nederland is er een zoönosestructuur. Het is goed dat wij die hebben, maar als gaat over de economie en de volksgezondheid is er altijd een tegenstelling in belangen. De minister doet in de impactanalyse net alsof het belangen zijn die tegen elkaar afgewogen worden, namelijk de impact op de sector en de impact op de gezondheid. Als de gezondheid, de volksgezondheid, leidend is, waarom zou je dan niet gewoon stoppen met die bedrijven in waterrijke gebieden?

Voorzitter. Ik heb gisteravond een motie van wantrouwen ingediend tegen deze minister. We gaan daar straks over stemmen. Ze gaat geen actie ondernemen. Ik heb alle deskundigen, ambtenaren en rechters aan mijn zijde als ik zeg dat deze minister enkel vertraging ambieert. Dat blijkt uit de bijdrage die ik net voorlas. Deze bijdrage is namelijk mijn bijdrage, een-op-een voorgelezen, uit het debat van 2023 over dierziektebeleid. We zijn twee ministers verder en er is helemaal niets veranderd. We wachten nu op de derde minister. Om dit probleem op te lossen, moeten er grote veranderingen plaatsvinden. Daarom pleegde ik net die interrupties bij D66 en het CDA. Ik maak me grote, grote zorgen over de antwoorden die het CDA gaf op mijn vragen. Het CDA is weer helemaal op de tour van het oude CDA, waarbij vaccinaties de grote oplossing waren en er verder niks aan de hand was: iedereen doorlopen, ziektes voor mensen … Ik hoor geen woord over de deskundigen die ik hier allemaal noem. Zij vragen om structurele maatregelen. Ik hoop dat die maatregelen in het nieuwe coalitieakkoord terechtkomen. Er moet inderdaad een einde komen aan vogelbedrijven in waterrijke gebieden. Er moet een einde komen aan de korte afstanden tussen varkensbedrijven en pluimveehouderijen. Als we dat niet doen, luisteren we niet naar deskundigen en nemen we hele grote risico's voor de volksgezondheid. Ik wil de formerende partijen op het hart drukken ons land dat niet aan te doen.

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Ik hoor mevrouw Bromet praten over structuurmaatregelen. Ik snap dat ook vanuit haar positie. Ik heb de afgelopen weken begrepen dat de uitbraken van dit jaar eigenlijk geen verband meer hebben met waterrijke gebieden. Er zijn namelijk uitbraken door heel Nederland en deze zijn niet gerelateerd aan waterrijke gebieden. Tegelijkertijd zien we ook dat er geen transmissie van bedrijf naar bedrijf plaatsvindt. Dat is dus ook geen argument meer om te zeggen dat het nodig is om fors in te grijpen.

De voorzitter:

En uw vraag?

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Deelt mevrouw Bromet deze waarneming met mij?

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Misschien is de VVD dan bereid om samen met GroenLinks-PvdA een voorstel te steunen om onderzoek te laten doen naar de vraag of deze gevaren, die in 2023 nog wel manifest waren, nu allemaal buiten de orde zijn. Dan zijn er namelijk heel veel andere goede redenen om de veehouderij in Nederland te herstructureren. Maar ik wil dan graag van deskundigen horen dat het niet meer nodig is, en niet van een CDA-woordvoerder of iemand die nooit een onderzoek leest.

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Ik wil geen normering hangen aan de deskundigheid van de CDA-woordvoerder. Dat ga ik ook zeker niet doen. Ik deel met u dat het goed is om de ervaringen van dit jaar te betrekken bij de impactanalyse. Daarvoor vindt u mij aan uw zijde.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Dan gaan we zo een voorstel maken.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik mag hopen dat ik mijn collega Bromet net niet heb horen zeggen dat er nog meer onderzoek moet komen voordat we maatregelen treffen. Volgens mij staan we namelijk zij aan zij en luisteren we naar de virologen die gisteren nog een brief naar de Kamer hebben gestuurd. Er is niets veranderd aan het rapport-Bekedam en de adviezen. We moeten nu handelen om de veedichtheid omlaag te brengen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Die brief heb ik niet gelezen. Als de brief van de virologen is die de vorige keer in het advies van Bekedam zeiden dat er allerlei structuurmaatregelen genomen moeten worden en als dat advies nog steeds geldt, hoef ik ook geen voorstel met de VVD in te dienen. Dan stuur ik die brief even door naar de VVD.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dat komt goed uit, want ik heb de brief laten uitdelen. Deze ligt op uw tafel en ook op die van de VVD. Dus alstublieft, geen vertraging.

De voorzitter:

De brief maakt inmiddels deel uit van de beraadslaging. Dank u wel, mevrouw Bromet. Het woord is aan mevrouw Den Hollander voor haar inbreng in de eerste termijn namens de VVD.

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Voorzitter. Vogelgriep zorgt voor enorm veel leed onder dieren: dieren worden ziek en worden op grote schaal geruimd. Daarnaast is vogelgriep een potentieel risico voor de gezondheid van de mens. Ook voor de dierhouder die het betreft heeft het een enorme impact wanneer zijn stallen worden geruimd. De ziekte wordt aangemerkt als een zoönose: een ziekte die kan overgaan van dier op mens, en vice versa. In de inbreng van de VVD wil ik vandaag ingaan op drie aspecten: het risico voor de mens, de inzet van vaccinatie ter voorkoming van ziekte en verspreiding van het virus, en de inzet van structurerende maatregelen om verspreiding tegen te gaan.

Vogelgriep is een influenzavirus. Het is goed om te weten dat alle griepvarianten die we kennen in de wereld afkomstig zijn van wilde vogels. Op dit moment is het risico om ziek te worden van vogelgriep voor mensen zeer laag. Alleen voor professionals die met besmette vogels in aanraking komen, is het risico recent verhoogd van laaggemiddeld naar gemiddeld. Dierenhulpverleners worden dagelijks meermaals geconfronteerd met de gevolgen van de grootschalige uitbraak van vogelgriep in Nederland. In veel gemeenten worden dierenambulances, die afhankelijk zijn van vrijwilligers, overspoeld met verzoeken om dode vogels op te ruimen of zieke vogels te behandelen of te euthanaseren. Dit belemmert hen bij andere werkzaamheden. Bovendien moet het afvoeren van zieke of dode vogels op verantwoorde wijze plaatsvinden. Anders vormt het een risico voor andere dieren of voor de vrijwilligers zelf. Kan de minister laten weten op welke wijze de dierenhulpverleners ondersteund worden bij hun werkzaamheden?

De wijze waarop we in Nederland invulling geven aan het omgaan met de bestrijding van vogelgriep is bijzonder goed ingericht. Naast de basismonitoring is er een meldplicht voor dierhouders, dierenartsen en laboratoria. Mogelijke besmettingen worden hierdoor snel onderkend. Benodigde maatregelen worden binnen 24 uur doorgevoerd. Hierdoor blijft het aantal besmettingen op commerciële bedrijven vooralsnog beperkt, ondanks de enorm hoge besmettingsgraad bij wilde vogels.

Het Intensiveringsplan preventie vogelgriep, dat sinds de zomer van 2023 van kracht is, kent drie doelstellingen. De eerste is gericht op de volksgezondheid, de tweede op de omgang met wilde dieren en de derde op het verkleinen van de kans op uitbraak bij pluimvee door vaccineren. De VVD-fractie pleit al jaren voor grootschalige vaccinatie binnen de pluimveehouderij. Nederland is samen met Frankrijk koploper in de wereld als het gaat om de inzet van vaccinatie. Een veldproef heeft laten zien dat de effectiviteit van de vaccins zeer goed is. Er loopt nu een pilot op een legbedrijf met als doel inzicht te krijgen in effecten op de handel.

Daar zit exact de beperking. Zowel door de Europese markt als door derde landen wordt met belangstelling gekeken naar de Nederlandse pilotstrategie, maar er is veel terughoudendheid voor het afnemen van producten van gevaccineerde dieren. De VVD vindt het moeilijk te verkroppen dat miljoenen dieren worden geruimd wegens handelsbeperkingen. Kan de minister toelichten wat de inzet is van zowel het ministerie als de sector om niet alleen de overheden maar ook de markt te overtuigen van het belang van vaccinatie tegen vogelgriep? Er wordt al jaren gevaccineerd tegen een groot aantal andere ziektes bij pluimvee zonder dat dit handelsbelemmeringen geeft. Kan de minister uitleggen waarom er nu bij dit specifieke vaccin zo veel weerstand zit in de handel?

Tot slot wil ik ingaan op de structurerende maatregelen. In het intensiveringsplan wordt gesproken over streven naar een verbod op nieuwvestigingen en over verkenning van het verbod op uitbreiding van pluimveebedrijven in pluimveedichte gebieden en waterrijke gebieden. Wanneer kan de Kamer de impactanalyse ontvangen die al lange tijd is toegezegd? Zoals ik in mijn interruptie bij mevrouw Bromet net ook al zei, zien we dit jaar dat er in tegenstelling tot eerdere uitbraken geen sprake is van een concentratie van uitbraken in waterrijke gebieden. In heel Nederland worden namelijk uitbraken gezien. Ook zijn er geen aanwijzingen van overdracht tussen bedrijven. Hebben deze constateringen invloed op de nog te ontvangen impactanalyse?

Voorzitter. We wachten de beantwoording van de zijde van het kabinet af.

De voorzitter:

Bent u daarmee aan het einde gekomen van uw inbreng?

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Dat ben ik.

Mevrouw Podt (D66):

Ik wil even iets checken bij mevrouw Den Hollander. Volgens mij zijn er namelijk twee punten van zorg waar het de vogelgriep aangaat. Het ene is de verspreiding, de snelle verspreiding. Het andere is het optreden van mutaties. Dat moet u als dierenarts ook aan het hart gaan, denk ik. Nou maakt mevrouw Den Hollander terecht het punt dat de verspreiding nu veelal via wilde vogels gebeurt. Maar dat geldt natuurlijk niet voor mutaties. Daar ben ik even benieuwd naar. Is zij het met mij eens dat die mutaties natuurlijk juist vooral in de intensieve pluimveehouderij optreden?

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Een mutatie in een virus treedt gewoon op bij iedere deling. Dus iedere keer dat een virus deelt, ontstaat een risico op mutatie omdat de receptoren die aan het virus vastzitten en waarmee dat virus bijvoorbeeld kan aanhechten op menselijke cellen, kunnen veranderen. Om een mutatie te krijgen die van mens op mens besmettelijk is, zijn een aantal stappen nodig, die ook te maken hebben met de zuurgraad in de luchtwegen van mensen, met de temperatuur van delen en met die receptoren die aanhechten. Gelukkig zien we op dit moment nog niet dat al die mutaties hebben plaatsgevonden waardoor je daadwerkelijk verspreiding van mens op mens kunt krijgen. Dat stemt gerust, maar het neemt niet weg dat het risico natuurlijk bestaat dat die mutaties op een gegeven moment wel gaan optreden.

Mevrouw Podt (D66):

Ik vind dit dus heel leuk. Ik zie de minister van Volksgezondheid ook heel erg knikken.

De voorzitter:

Als hij maar niet gaat reageren.

Mevrouw Podt (D66):

Het is een soort college. Is mevrouw Den Hollander het dan wel met mij eens dat de kans op het optreden van die deling natuurlijk veel groter is op het moment dat je duizenden kippen boven op elkaar zet?

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Het is mooi dat u dat vraagt, want dat geeft mij nog even de gelegenheid om in te gaan op de reactie van het lid Bromet en vooral op het onderzoek waar zij net mee kwam. Ook wij hebben die mail gekregen, maar die brief van die viroloog geeft mij toch een andere afdronk dan het lid Bromet als het gaat om de bron van de besmettingen. Onder aan de eerste pagina staat namelijk letterlijk dat het virus afkomstig is van uitbraken in Azië, niet in de Nederlandse pluimveehouderij. Dus het beeld dat net geschetst werd, kan ik aan de hand van deze brief niet delen. Daarbij vind ik het heel verstandig om inderdaad alle inbreng in deze Kamer te baseren op wetenschappelijk advies, maar dan wel op basis van meerdere inspraken, dus niet op basis van één viroloog maar van een breed beeld, waarover we in gesprek kunnen gaan.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Podt (D66):

Dat is mooi. Dat kan. Ik ben het op zich ook helemaal niet per se met alles oneens, maar ik vroeg natuurlijk iets anders. Mijn vraag was: is de kans op mutaties volgens mevrouw Den Hollander inderdaad groter op het moment dat je duizenden kippen bij elkaar zet in een heel groot hok?

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Ik ben dierenarts, maar ik ben geen viroloog. Ik heb u net uitgelegd wat voor mutatie er nodig is voor mens-op-mensoverdracht. Die vindt niet plaats in die pluimveehouderij; die vindt plaats in de combinatie tussen mens en dier.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Mevrouw Den Hollander is dierenarts en geen viroloog, maar de brief die we kregen, was wel van een viroloog, en niet zomaar eentje. Die was van Thijs Kuiken, hoogleraar vergelijkende pathologie. Die brief, waar het nu al een paar keer over is gegaan, heeft nog andere pagina's, die mevrouw Den Hollander dan misschien niet gelezen heeft. Op de laatste pagina staat bij de langetermijnmaatregelen echt heel duidelijk: "Streef ernaar dat zich geen pluimveehouderijen bevinden in gebieden waar veel watervogels voorkomen." Daar ligt ook onderzoek aan ten grondslag. Zegt mevrouw Den Hollander nou: we moeten er ook andere onderzoekers naar laten kijken, want ik weet niet zeker of het klopt wat de heer Kuiken beweert?

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Ik heb geprobeerd aan te geven dat we zien dat er dit jaar geen sprake is van een concentratie van uitbraken in waterrijke gebieden. Dat heb ik zojuist in mijn inbreng ook gezegd. Ik vind het belangrijk om dat mee te nemen bij de impactanalyse die gedaan wordt.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Maar bij zo'n groot probleem als de vogelgriep kan je je toch niet laten geruststellen door één jaar, terwijl het griepvirus elk jaar weer om zich heen grijpt en er wetenschappelijke adviezen liggen om geen pluimveehouderijen in waterrijke gebieden te hebben? Is dan het belang van de pluimveehouderij in die waterrijke gebieden zo groot dat de VVD het risico wil nemen dat het volgend jaar wel tot ellende leidt?

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Wij nemen wetenschappelijke adviezen bijzonder serieus. Ik denk ook dat het heel belangrijk is om heel goed af te wegen wat de wetenschappelijke adviezen zijn. U zult ook met mij delen dat wetenschappelijke adviezen continu vernieuwd en herzien worden. Het lijkt me heel belangrijk om continu bij de laatste staat van de wetenschap te blijven. Ik heb deze brief gelezen en gezien. Ik zie ook de adviezen daarin. Mijn vraag aan de minister is dan ook geweest om te komen met een impactanalyse.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik zou niet weten waarom je, als je gisteren een advies hebt gekregen van een gerenommeerde viroloog of een — wat is ie? — hoogleraar vergelijkende pathologie, nog een impactanalyse aan deze minister moet vragen. Dan kan je toch gewoon luisteren naar die viroloog en denken: ik zit met D66 en het CDA aan tafel en we gaan goede plannen maken om een einde te maken aan die pluimveehouderijen in waterrijke gebieden? Het is toch heel simpel? Je moet toch handelen als politicus, en niet wachten?

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Ik hoor wat mevrouw Bromet zegt, maar volgens mij ben ik helder geweest in mijn inbreng.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Het is toch goed om te benadrukken dat ik snap dat mijn collega hier nieuw is, maar dat ik wel verwacht dat zij haar huiswerk doet. Wat de heer Thijs Kuiken zegt, is namelijk niet nieuw. Hij vertegenwoordigt hier de wetenschappelijke consensus. Met een beetje inleeswerk weet je dat voor dit debat. Het rapport-Bekedam was duidelijk en de heer Thijs Kuiken bevestigt dat nog eens. Mijn oproep aan de VVD is dus vooral om niet nog meer te vertragen. We kennen dat namelijk van de politiek; dat weten de mensen op de tribune ook. Nog meer onderzoeken, nog meer wachten en ondertussen niks doen aan de bron: iedereen wordt daar gewoon doodmoe van en het bedreigt de volksgezondheid. Kan de VVD daar dus gewoon mee ophouden?

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Ik werp verre van mij dat ik mijn huiswerk niet zou doen voordat ik hier in debat ga. Dat ten eerste. Ten tweede verschillen wij volgens mij enigszins van mening over het woord "bron". Ik lees de brief anders dan u die leest. Het lijkt me prima om daarover verder te praten, maar niet nu op dit moment in dit debat. Daarmee heb ik verder geen antwoord.

De voorzitter:

Lid Kostić, en we gaan elkaar hier niet de maat nemen wat betreft elkaars voorbereiding.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Prima, voorzitter. Het is inderdaad een stukje persoonlijke frustratie. Excuus. Maar ik vind het wel echt vervelend, omdat ik ook op de tribune de mensen zie die het vuile werk voor ons doen omdat wij in de politiek steeds niet durven te handelen. Dit probleem speelt zich al jaren af. Virologen waarschuwen eigenlijk al 25 jaar dat de intensieve pluimveehouderij niet houdbaar is. Ik roep de VVD dus op om actie te ondernemen.

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Ik hoor geen vraag.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw bijdrage. Het woord is aan de heer Boomsma voor zijn inbreng namens de fractie van JA21.

De heer Boomsma (JA21):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Virussen zijn onderdeel van de natuur. Met vooral griepvirussen moeten wij dus leven in een voortdurende biochemische wapenwedloop tussen het virus en de immuunsystemen van kippen, vogels, zoogdieren en dus ook mensen. De kans op mutatie is natuurlijk veel groter op een plek waar pluimvee met duizenden bij elkaar zit, maar virussen komen ook gewoon voor in de natuur. Ook heel pathologische varianten komen voor in de natuur.

Nu is er dan weer een uitbraak. Het is natuurlijk altijd een vreselijke tragedie als er weer honderdduizenden dieren moeten worden gedood, maar die griepvirussen gaan dus ook nooit meer weg. Het enige wat we kunnen doen, is dus proberen het risico op besmetting zo klein mogelijk te maken, zo snel mogelijk optreden als het wel gebeurt en steeds heel goed blijven monitoren. Uiteindelijk is dit allemaal risico's afwegen en risicomanagement. De vraag is dus: doen we dat nu goed genoeg of kunnen we nog meer doen? Het risico dat het virus muteert tot een gevaarlijke ziekte voor de mens is natuurlijk heel erg klein, maar als het gebeurt, heeft het natuurlijk wel enorm grote gevolgen. Het is dus: kleine kans, grote gevolgen. Dat is in ieder geval reden om heel erg waakzaam te blijven.

Daarover hebben we nog een aantal vragen, ten eerste over de preventieve kant. Er is dus nog geen besmetting geconstateerd van bedrijf tot bedrijf. Verloopt het nu nog alleen via wilde dieren? Hebben alle bedrijven nou een bioveiligheidsplan? Hoe worden die plannen nageleefd? Hygiënemaatregelen, goede afdichting van de stallen en zorgen dat je weinig ratten en muizen binnen krijgt: dat helpt toch allemaal. Iedereen moet dat sowieso op orde hebben. Ik lees inderdaad in het rapport dat net is rondgedeeld door het lid Kostić, dat is geconstateerd dat die maatregelen in zes van de zeven gevallen slecht worden nageleefd. Klopt dat? Herkent het kabinet dat? Hoe kijkt de minister naar zo'n jaarlijkse check-up?

Ten tweede. Op dit moment zie je geen enkele correlatie tussen waterrijke gebieden en besmettingen. Daar ben ik toch wel benieuwd naar. Ik ben ook wel benieuwd waarom dat onderzoek naar de sociaal-maatschappelijke gevolgen van die structuurmaatregelen dan is uitgesteld. Ik hoor steeds wat velen ook constateren, namelijk dat Nederland de hoogste pluimveedichtheid van Europa heeft. Die gemiddelden kunnen echter soms ook misleidend zijn, want andere landen hebben gewoon ergens anders enorm grote bossen. Zijn er dus ook andere regio's in Europa waar vergelijkbare dichtheden bestaan?

Voorzitter. Dan de situatie waarin wilde vogels voortdurend immuniteit opbouwen, waardoor het virus muteert. Dat gebeurt bij gehouden pluimvee niet. Uiteindelijk maakt dat ons natuurlijk blijvend kwetsbaar. Daarom steunt JA21 in principe ook het idee van vaccinatie. Wat is nou de stand van zaken rond de onderhandelingen in Europa over de handel? Er zijn toch sowieso allerlei andere vaccins voor kippen, dus wat is nou precies het probleem met dit vaccin? Welke andere landen overwegen die vaccinaties? Klopt het dat als je kippen vaccineert, je volgens EU-regelgeving ze dan elke week moet monitoren? Hoe verhoudt zich dat tot de kosteneffectiviteit van zo'n vaccinatieprogramma? Vindt de minister dat die Europese regels over het monitoren na een week, moeten worden aangepast?

Dan een andere vraag. Hebben we nou voor alle zekerheid voldoende van dat humane vogelgriepvaccin Aflunov? Is er nu voldoende financiering voor het opruimen van dode vogels? Er is inderdaad aangegeven dat er geen reden was voor een structurele financiering voor de dierenhulporganisaties die dat doen, maar hoe gaat dat nu? Er is nu een uitbraak; zijn ze daar nu volop bezig? Is daar een behoefte aan financiering?

Tot slot, voorzitter. Mensen lijken natuurlijk ontzettend op varkens, in zijn algemeenheid. Het is dus extra opletten bij griepvirussen die varkens besmetten. Ik las ook dat daar in 2022 onderzoek naar is gestart: de pilot monitoring influenzastammen varkenshouderij. Dan moet je dus voortdurend informatie verzamelen over de aanwezigheid van die virussen bij varkensbedrijven. Ik begreep dat dit jaar zou worden bezien of die surveillance wordt voortgezet. Ik denk dat het heel verstandig is om die voort te zetten. Misschien kan de minister dat aangeven.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Boomsma. Het woord is aan mevrouw Van der Plas voor haar inbreng namens de BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Zou dit tafeltje ietsje hoger mogen? Ja, ietsje hoger. Dank u wel. Allereerst ook een welkom aan de mensen van de dierenambulance die hier op de tribune aanwezig zijn.

Voorzitter. "Vogelgriep" is een woord dat bijna technocratisch klinkt, maar achter dat woord zit een drama. Dat is niet in de laatste plaats een drama voor de dieren zelf, want afgelopen week zijn er meerdere bedrijven geruimd. "Geruimd" is dan ook weer een bureaucratisch woord dat niet de lading dekt. Los van het feit dat het erg is voor de dieren, is het namelijk ook voor een boerengezin dramatisch. Het betekent dat je in één dag al je dieren, waar je elke ochtend mee opstaat en waar je verantwoordelijkheid voor voelt, verliest. De stal is in één klap stil. Het is een grote nachtmerrie voor boeren en boerinnen, en een doembeeld van iedere veehouder en iedere familie in deze sector.

Juist daarom wil ik vandaag beginnen met een dankwoord. De teams van de NVWA die dit moeilijke werk moeten doen, doen dat namelijk met veel zorg, met respect en op de meest veilige manier die we kennen. We horen uit de sector opmerkelijk veel positieve geluiden over hoe deze teams werken en hoe nazorg geregeld wordt. Dat is indrukwekkend en hartverwarmend. Ook dank aan de mensen van het ministerie van LVVN, Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, want ook voor hen is dit geen makkelijke tijd. Ze moeten snel beslissen en scherpe maatregelen nemen, ook als niemand daar vrolijk van wordt. Maar het is wel noodzakelijk. Deze keer gaat dat snel, zorgvuldig en op basis van de meest actuele kennis. Ook dank aan de vrijwilligers van de dierenambulances en anderen die dode en zieke vogels uit de natuur opruimen.

Voorzitter. Wat valt op aan deze uitbraak? Dit jaar circuleert vogelgriep ongebruikelijk veel bij wilde vogels. Opvallend is dat het virus in Nederland minder snel om zich heen grijpt dan in Duitsland. Het beperkt zich niet tot waterrijke gebieden. Het lijkt erop dat er nauwelijks besmettingen van bedrijf naar bedrijf plaatsvinden.

Dan mijn vragen aan de minister. Klopt het beeld dat ik zojuist schetste? Als het klopt, mogen we daaruit dan ook concluderen dat de bioveiligheidsmaatregelen van de Nederlandse pluimveehouders gewoon heel goed werken?

Voorzitter. Er wordt weleens gedaan alsof vogelgriep een probleem is van de bio-industrie. Laten we dat eens proberen recht te zetten. De Spaanse griep in 1918 was oorspronkelijk een vogelvirus. De grote grieppandemieën van 1957 en 1968 waren ook afkomstig uit vogels. Waar ontstaan de meeste menselijke besmettingen? Niet in Nederland, maar in Aziatische landen waar veel mensen direct en soms onbeschermd in contact leven met kleine aantallen gevogelte. De commissie-Bekedam zei het in 2022 al: door schaalvergroting in Nederland zijn er minder mensen die rechtstreeks en intensief met dieren werken. Minder blootstelling dus. Ze zeiden nog iets cruciaals: de grootste kans op een nieuwe zoönose ontstaat niet in Nederland. Dat is iets waar we als land trots op mogen zijn. De Nederlandse professionele veehouderij en alles daaromheen werkt namelijk wél zorgvuldig. Dat ziet iedereen die de feiten volgt.

Dan een enorme stap vooruit: de start van het enten van pluimvee tegen vogelgriep. Nederland kon starten met de enting op onderzoeksniveau dankzij goed internationaal overleg, zodat de handel niet wordt belemmerd. Dat is een topprestatie. Daarin zie je de kracht van een innovatieve sector en van een ministerie dat meedenkt. Mijn vragen aan de minister zijn hoelang de pilot nog loopt voordat de eerste resultaten verwacht worden, en of er ook tussenrapportages komen. Hoe groot is de interesse in andere landen om ook te gaan enten? Hoe lopen de internationale gesprekken om handelsbelemmeringen structureel te voorkomen wanneer we straks grootschalig gaan vaccineren?

Voorzitter, ik ben door mijn tijd heen. Ik heb nog een paar kleine vragen. Zou dat nog mogen? Anders bewaar ik die even voor een andere termijn in dit debat.

De voorzitter:

Als u ze voor de tweede termijn wil bewaren, zou dat mooi zijn.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, ik ga ze even voor de tweede termijn bewaren. Dank u wel.

De voorzitter:

Mooi. Dank voor uw medewerking, mevrouw Van der Plas. Het woord is aan mevrouw Beckerman voor haar bijdrage namens de SP. Gaat uw gang.

Mevrouw Beckerman (SP):

Goedemorgen. De situatie wordt nijpender. Al 1 miljoen dieren zijn gedood vanwege het vogelgriepvirus. De vogelgriepuitbraak van 2021 en 2022 was de grootste ooit in Europa, maar nooit eerder dan nu werden er meer besmette wilde vogels aangetroffen. Wetenschapper Kuiken leert ons dat er dit jaar vier keer meer vogelgriep is aangetoond bij dode wilde vogels dan in het recordjaar. Voor het eerst zijn kittens overleden in Nederland. Mijn eerste punt in dit debat is de steun voor de dierenhulpverleners, die acuut nodig is. Zij doen nu het cruciale werk. Zij lopen nu de risico's en zij worden nog onvoldoende gesteund. Ik zou hen vanaf deze plek willen danken voor wat ze doen. Zij hebben geen geld voor beschermingsmiddelen en griepprikken, en ze maken hoge kosten voor dierenartsrekeningen. In 2023 — voorzitter, weet u nog? — diende ik een motie in die werd aangenomen met daarin drie verzoeken. Eén: om een voorlichtingscampagne te starten, zodat breed bekend wordt hoe om te gaan met wilde besmette dieren. Twee: om te komen tot een structurele vergoeding voor dierenhulpverleners. Drie: om de veiligheid van dierenhulpverleners te verbeteren. Hoe voert het kabinet die motie nu uit? Wat gaat het kabinet nu direct doen om deze dierenhulpverleners te beschermen en te steunen? Is het kabinet bereid om direct geld vrij te maken voor ondersteuning en om verantwoordelijkheid te nemen voor de veiligheid van deze hulpverleners?

Voorzitter. De situatie is urgent en dus zijn er meer maatregelen nodig op de korte termijn. De SP wil dat er zo snel mogelijk wordt gestart met het vaccineren van alle kippen, eenden en kalkoenen. Deze oproep wordt ook gedaan door onder anderen Wakker Dier en professor Thijs Kuiken. 2027 is wel heel erg laat. Dat lijkt ons ook erg veel ingegeven door financiële exportbelangen en te weinig door wat nodig is voor de gezondheid van mens en dier. We vragen het kabinet om het griepvaccin ook beschikbaar te stellen voor veehouders en anderen die beroepsmatig in aanraking komen met besmette dieren.

We vragen het kabinet voor de korte termijn ook: zijn er niet meer maatregelen nodig voor de stallen? Professor Kuiken haalt een studie van dit jaar aan waarin staat dat bioveiligheidsmaatregelen in zes van de zeven onderzochte pluimveebedrijven nog niet voldoende worden nageleefd. Herkent de minister dat? Is het kabinet ook bereid om met bijvoorbeeld fokbeperkingen te komen zolang deze pandemie duurt en stallen langer leeg te houden?

Voorzitter. Wat echt nodig is op de lange termijn, is de oorzaken aanpakken. Wat we nu meemaken met vogelgriep is geen natuurramp die ons overkomt. Jaar in, jaar uit wordt hetzelfde recept toegepast: ophokken, ruimen, vervoersverboden en daarna weer doorgaan alsof er niets fundamenteels hoeft te veranderen. Dat is geen beleid; dat is symptoombestrijding. De kern van het probleem ligt in een sector die is ingericht op maximale productie voor de export. Nederland telt bijna 90 miljoen kippen en heeft de hoogste pluimveedichtheid van Europa. In de eendensector gaat zelfs 98% van het vlees de grens over. Die exportgerichtheid werkt noodzakelijke maatregelen tegen. Vaccinatie wordt vertraagd uit angst voor handelsbelemmeringen. Inkrimping is taboe omdat het de concurrentiepositie zou schaden. Uiteindelijk is het noodzakelijk dat het aantal dieren in de vee-industrie verlaagd wordt. Ook het verminderen van het aantal pluimveehouderijen dicht op elkaar is noodzakelijk. We weten dit allang. We werden in 2021 met het rapport van de commissie-Bekedam nog eens extra met onze neuzen op de feiten gedrukt: we kunnen niet wachten.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Beckerman. Het woord is aan de heer Graus voor zijn inbreng namens de PVV.

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Het aantal uitbraken van aviaire influenza neemt zorgwekkend toe. Vogelgriep is niet alleen een besmettelijke ziekte die alle vogelsoorten kan treffen. Er worden ook kittens aangehaald, en een vos, maar bij mijn weten — ik had dit ook verwacht te horen van de collega die dierenarts is — is er een hele tijd geleden zelfs een dierenarts overleden aan vogelgriep. Dat is mij tenminste door dierenartsen zo verteld, voorafgaande aan dit debat. Dat moeten we dus allemaal niet vergeten. Er bestaat ook echt een groot gevaar voor de volksgezondheid.

In het najaar van 2023 is door het toenmalige ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de veldproef met de vaccins gestart. Dat mag allemaal positief zijn, maar ik maak me er toch zorgen over, zeker na de covidvaccins, dat er heel veel bijwerkingen zijn. Volgens een patholoog-anatoom waar ik persoonlijk contact mee heb, is er toch duidelijk oversterfte ontstaan. Dat zijn toch echt mensen die alleen maar de hele dag in lijken zitten te snijden. Van hen moeten we ook iets aannemen. Ik vind dat we de gevolgen en de bijwerkingen op de lange termijn moeten meenemen. Daarop had ik graag een reactie gehad.

Nederland is naast een vaccinatieland ook een exportland. Ik heb gevraagd naar de financieel-economische gevolgen. Of je het nou eens bent met de sector of niet, als er wordt ingegrepen dan heeft dat gevolgen en dan moet dat gecompenseerd worden, gelijk we dat met de nertsenhouderij hebben gedaan. Dat was een sector waar we vanaf wilden. Dat moet wel allemaal netjes geregeld worden. Dat is dus iets wat mijn fractie ook graag wilde weten.

De PVV, en ik in persoon, waarschuwen op veterinair gebied al jarenlang voor de onoverzienbare gevolgen van overmatig ingrijpen middels chemische middelen en antibiotica maar ook vaccinaties. Het ministerie moest mij er vorig jaar dan eindelijk een beetje gelijk in geven dat de kans bestaat dat een virus sneller muteert dan de veterinaire regie en wetenschap met de ontwikkeling van tijdelijke vaccins kunnen bijhouden. Tegelijk is het ook zo dat er antibioticaresistentie bij bacteriën ontstaat door overmatige of onjuiste inzet van antibiotica. Toch zijn er steeds meer wetenschappers die de opvatting delen dat dit toch wel kan. Het is niet uitgesloten; laat ik het zo zeggen.

Onze fractie vraagt al bijna negentien jaar om aan de voorkant van de veterinaire regie meer gebruik te maken van pre- en probiotica en fytotherapeutica, preventief en/of curatief. Dit is misschien ook ter voorkoming of vermindering van het gebruik van antibiotica en/of vaccins in het geval van bacteriële en/of virale aanvallen. Daar had ik graag een reactie op gehad.

Toen ik in 2006 over kurkuma begon, werd ik uitgelachen. Dat geldt ook voor resveratrol. Onlangs is resveratrol grootschalig humaan ingezet. Van kurkuma wordt gewoon door het Nederlands kankerfonds erkend dat het zowel preventief als curatief voor bepaalde vormen van kanker wel degelijk een geneeskrachtige werking heeft. Wie zijn wij nou om dat te gaan ontkennen als zo veel mensen dat wel erkennen?

Dan de bemanningen van de dierenambulance. Ze zitten hier op de tribune. Bedankt voor uw inzet, zeg ik via de voorzitter. Ik mag eigenlijk de tribune niet toespreken, maar in dit geval doe ik dat bij hoge uitzondering wel. Ik ben onlangs nog mee geweest met de dierenambulance. De bemanningen maken alleen maar ellende mee, in weer en wind. Ze ruimen kadavers, ook dode dieren. Ze zijn onbeschermd. Ze worden daar niet goed in gesteund. Ze hebben natuurlijk ook beperkte financiële middelen. Ik wil aan de minister vragen als herder van de schapen, die nu ook op de tribune zitten, om over het hart te strijken en geld vrij te maken. Dan krijgen die mensen vanuit de nationale overheid betere voorlichting over en begeleiding in hoe ze beschermd kunnen worden. Het gaat niet om miljoenen, maar het gaat vaak om kleinere bedragen. Die mensen moeten gewoon geholpen worden.

Er blijft ook nog ellende uit Azië komen, zoals ook door iedereen is aangehaald. Die wordt ook ingevlogen. We moeten ons net als bij de Q-koortsellende met geiten niet op de vlakte blijven houden. Geef de veterinaire regie dus in handen van ter zake deskundigen.

Ik had in verband met de impactanalyse ook graag een reactie gehad op de bevindingen van professor Kuiken, die ook de VVD aanhaalde. Het is grappig dat hij "Kuiken" heet. Bij de vorige Griffier was dat altijd heel grappig. Op de bevindingen van professor Kuiken had ik ook graag een reactie gehad. Ik vraag ook of zijn bevindingen kunnen worden meegenomen in de impactanalyse.

De voorzitter:

U bent wel door uw spreektijd heen.

De heer Graus (PVV):

Is goed. Dan doe ik de rest in de tweede termijn.

De voorzitter:

Dat is prima, meneer Graus. Ik zie ook dat mevrouw Den Hollander een interruptie heeft. Misschien kunt u daar nog wat in kwijt.

De heer Graus (PVV):

Is goed.

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Ik ben wat laat met mijn interruptie, maar ik was toch nog even aan het nadenken over de preventieve middelen, de probiotica en prebiotica waar de heer Graus over spreekt. Die wil ik absoluut niet ter discussie stellen. Ik vraag mij wel het volgende af. Wilt u de indruk wekken dat het in plaats van antibiotica en vaccinatie zou kunnen komen? Dat zou mij dan namelijk toch wel zorgen baren.

De heer Graus (PVV):

Ik ben een van de pioniers geweest als het gaat om dierenartsenbezoeken. Ik ben dierenartsen heel erg gaan voorlichten op het gebruik van pre- en probiotica en fytotherapeutica. Heel veel dierenartsen kenden indertijd bijvoorbeeld niet de woorden "prebiotica" en "probiotica". Dat is heel raar, maar daar werd indertijd totaal geen aandacht aan geschonken op de faculteit voor diergeneeskunde. Een middel als harpagophytum, duivelsklauw, werd bij paarden ingezet als ontstekingsremmer en pijnstiller. Je zag in de grafieken inderdaad — daar doelt u op — dat chemische middelen eerder en harder ingrijpen en dat de fytotherapeutische middelen wat later inzetten. Laten we beginnen met ondersteuning; dat deel ik met u. Je kan niet zomaar alles vervangen; dat hebt u mij ook nooit horen zeggen. Kijk naar preventie van kanker. Ik heb twee jaar geleden mijn eigen broer verloren. Hij kreeg alvleesklierkanker en werd al zeven jaar voor zijn dood opgegeven door twee ziekenhuizen. Ik had veel contact met Johan de Vos, een veterinair oncoloog. Ik zei tegen mijn broer: ga overmatig hoge doseringen kurkuma slikken met piperine; ga dat doen, want wat bij dieren werkt — die kunnen niet suggestief denken — gaat zeker ook bij jou helpen. Mijn broer heeft nog zeven jaar geleefd. De artsen stonden echt voor raadsels. Ook bij een collega van mij die kanker kreeg, verdwenen op een gegeven moment verdachte vlekken op de lever. Het Nederlands kankerfonds neemt het al mee in de onderzoeken. We kunnen er niet meer voor weglopen dat bepaalde … Denk ook resveratrol; dat is zelfs ingezet tijdens covid. Ik was daar al 20 of 25 jaar geleden … Toen werd ik door iedereen uitgelachen. Ze noemden mij Dion Quichot. Ik was geen wetenschapper en geen arts, maar ik heb wel gelijk gekregen. Soms kun je putten uit een gemeenschappelijke energiebron en moet je vertrouwen hebben in … Ik heb altijd een grote denktank om mij heen verzameld van wel ter zake deskundige mensen.

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Als de heer Graus was langsgekomen bij mij in de praktijk, had hij goede punten gescoord. U weet het namelijk bijzonder overtuigend te brengen. Mijn medeleven voor het overlijden van uw broer.

De heer Graus (PVV):

Dank u wel.

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Maar mooi dat hij nog zeven jaar langer heeft mogen leven. Yakult kennen we allemaal. Mensen gebruiken dat inderdaad als prebiotica. Maar het is wel heel belangrijk om niet een verkeerd beeld te scheppen en twijfel te zaaien over het nut van vaccineren. Ik hoor natuurlijk ook weleens in den lande dat mensen daar twijfels over hebben. Het zou mij plezieren als de heer Graus duidelijk zou aangeven dat vaccinatie van levensbelang is voor heel veel heel belangrijke ziekten. Kan meneer Graus dat doen?

De voorzitter:

Een beknopte reactie van de heer Graus.

De heer Graus (PVV):

Dat zal ik beknopt doen, maar ik wilde ook nog even reageren wat de vaccinatie betreft. Mijn fractie is voorstander van vaccinatie. Ik zal mij nooit, never nooit laten vaccineren en ook mijn dieren niet, en mijn dieren worden teringoud.

De voorzitter:

Let een béétje op uw woorden, meneer Graus.

De heer Graus (PVV):

Ik heb een Dobermann gehad die 15 jaar is geworden, terwijl ze gemiddeld maar 7, 8 jaar worden. Konijnen worden bij mij ouder dan 11, 12 jaar terwijl konijnen normaal maar … Bij kromsnaveltjes grijp ik ook nooit in. Parkietjes worden gemiddeld tussen … Bij mij worden ze allemaal ruim het dubbele, dubbel zo oud. Ik grijp nooit naar antibiotica, nooit naar chemische rotzooi. Ik laat mijn dieren nooit vaccineren en ik laat mijzelf nooit vaccineren. Ik zal dat nooit doen. Maar ik sta hier nu even namens mijn fractie, en die zijn voor vaccinatie. Maar er is één ding wat ik wel wilde zeggen. Ik wil toch ook even een college teruggeven, want ik ben geen dierenarts. Ik ben niet zo ter zake deskundig als mijn collega van de VVD, maar ik wil ook even een college geven. Yakult is geen prebioticum zoals mijn collega zei, maar een probioticum. Het gaat om melkzuurbacteriën en daarvan is veterinair aangetoond dat ze vrijwel niks doen. Je kan het doen als je antibiotica aan een dier of een mens hebt gegeven, zodat je ook wat goede bacteriën toevoegt om diarree en zo sneller over te laten gaan. Maar ik heb het echt over de probiotica, soil-based organisms, echte grondorganismen, micro-organismen …

De voorzitter:

Het debat wordt nu wel wat breder.

De heer Graus (PVV):

Melkzuurbacteriën, dat is wel een heel gemakkelijke weg. Die kant wilde ik niet eens opgaan. Er waren ook heel veel dierenartsen het met mij eens dat dat niet altijd goed hielp.

De voorzitter:

Ik dank u wel voor uw bijdrage en uw passie, meneer Graus.

De heer Graus (PVV):

U ziet me dadelijk nog terug, hè. Want ik ben nog niet klaar.

De voorzitter:

Daar twijfel ik niet aan, eerlijk gezegd. Het woord is aan de heer Flach voor zijn inbreng namens de SGP, als laatste spreker van de zijde van de Kamer in eerste termijn.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter. Als voormalig drogist heb ik genoten van dit college van de heer Graus, dus dank daarvoor.

Voorzitter. Het vogelgriepvirus heeft weer toegeslagen, met veel dode ganzen en eenden in de natuur en pijnlijke beelden van de ruiming van besmette pluimveebedrijven. Niet eerder heeft het virus zich zo verspreid onder wilde vogels. Het ziet er niet goed uit. We hopen en bidden dat het virus zich niet verder verspreidt en buiten de stalmuren blijft. Het is goed dat iedereen in staat van hoogste paraatheid is.

Cruciaal is dat pluimveehouders alle hygiëneregels naleven en er alles aan doen om het virus buiten het erf te houden. Per 1 januari moeten alle pluimveebedrijven een bioveiligheidsplan opgesteld hebben. Mijn vraag aan de minister is hoe hierop wordt toegezien. Krijgen pluimveehouders ook meer ruimte voor de bestrijding van ratten, die het virus naar binnen kunnen brengen? Ze zijn nu aan handen en voeten gebonden. Dat zorgt voor onnodige insleeprisico's. Is er een tijdelijke ontheffing voor de inzet van rattenbestrijdingsmiddelen mogelijk?

Belangrijk om op te merken is dat tot nu toe en ook bij de vorige uitbraken nauwelijks sprake is geweest van onderlinge besmetting van pluimveebedrijven. Het is belangrijker om dit zo te houden dan om ons heen te slaan met ingrijpende structuurmaatregelen. Een vraag die ik heb, is of de veronderstelling juist is dat de huidige besmettingen ook weinig verband laten zien met de waterrijkheid en pluimveedichtheid van gebieden. De verspreiding van het virus heeft niet te maken met pluimveehouderijen. Overigens doen al tientallen pluimveehouders mee aan opkoopregelingen. Dat slaat ook neer in pluimveedichte gebieden.

Voorzitter. Er loopt een vaccinatieproef waar vanuit het buitenland met belangstelling naar wordt gekeken. We zijn op weg naar een vaccinatiestrategie. We zullen andere landen hier wel in moeten meenemen. Het moet heel zorgvuldig gebeuren. Hoe pakken de bewindslieden dit op? Ziet het kabinet beweging op dit punt, ook wat betreft versoepeling van nu onwerkbare controleregels bij vaccinatie?

In een terugblik op de vogelgriepuitbraken in 2021 en '22 heeft de Algemene Rekenkamer enkele kritische noten gekraakt. Er is een tekort aan ruimingscapaciteit als er veel ruimingen in korte tijd moeten worden gedaan en als er een tweede dierziekte zou uitbreken. Naar aanleiding hiervan heeft de landbouwminister stappen gezet. Welke slag is inmiddels gemaakt? Kan in nood daadwerkelijk een beroep worden gedaan op meer capaciteit? En hoe wordt samengewerkt met omliggende landen?

Voorzitter. Er worden meer zoogdieren besmet met vogelgriep dan gedacht. Twee jaar geleden deden onderzoekers van onder meer het Erasmus MC de aanbeveling om de surveillance bij dieren die gevoelig zijn voor vogelgriep te verhogen, dus meer structureel en bij meer diersoorten. Hoe is dit opgepakt?

Om verspreiding van het virus te beperken is het goed als dode vogels in het wild snel afgevoerd worden, maar alleen als dat zorgvuldig gebeurt. Anders werkt het juist averechts. De Kamer heeft eerder aangedrongen op een vergoeding voor onder meer terreinbeheerders en vrijwilligers hiervoor. Hoe beoordelen de bewindslieden de noodzaak van afvoer van besmette wilde vogels en ondersteuning hiervoor? Ook jagers zijn hierbij ogen en oren in het veld. Ik begrijp dat het voor hen onduidelijk is wat ze mogen en moeten doen. Het zou goed zijn als van hun inzet gebruikgemaakt wordt. De bevoegdheden zijn echter onduidelijk en de afgifte is niet goed geregeld omdat gemeenten niet verplicht zijn om te zorgen voor de inname van kadavers. Wil de landbouwminister in overleg met sectorpartijen om afspraken hierover te maken?

Tot slot, voorzitter. Het kabinet zoekt naar structureel budget voor onze zogenaamde pandemische paraatheid. De SGP hoort graag wat de stand van zaken is. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Een deel van de inbreng van de heer Flach zag op wat ik in mijn eigen inbreng ook nog had willen vragen. Dat gaat inderdaad om vogelgriep bij koeien. In Amerika is er nauwelijks structurele monitoring. Wij hebben die hier wel, bijvoorbeeld via tankmelkonderzoek. Zou de heer Flach ook voor tankmelkonderzoek zijn om eventueel vogelgriep te constateren in de melk die in de tank zit? Wij hebben namelijk een perfect systeem in Nederland met het tankmelkonderzoek.

De heer Flach (SGP):

Dat lijkt me een uitstekende suggestie van mevrouw Van der Plas. In die zin wil ik best mijn rol pakken en die vraag doorgeleiden naar de minister.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Zou u dan ook aan de minister willen vragen of deze infrastructuur actief door het ministerie gebruikt wordt voor vogelgriepmonitoring, of de tankmelkmonsters inmiddels ook getest worden op vogelgriep en, zo nee, waarom niet en wanneer wel? Zou u dat willen doorgeleiden naar de minister?

De heer Flach (SGP):

Mevrouw de minister, zou u gebruik willen maken van de capaciteit die er is enzovoort? De vraag van mevrouw Van der Plas, dus. Ik geleid het graag door.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Oké, dank u wel!

De voorzitter:

Het is gebeurd!

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Vraag dan ook meteen even wat het allemaal kost en wie dat dan moet betalen.

De heer Flach (SGP):

Dat gaat wel heel erg snel. Volgens mij zijn we hier bezig met de bestrijding van een vogelgriep die rondgaat. Ik wil graag kijken naar alle mogelijkheden die daarbij kunnen helpen. Als dit wordt aangereikt als een suggestie en het kabinet vindt het een verstandige suggestie, dan ga ik er ook van uit dat ze er geld voor de aanpak bij regelen. Dat is nu even niet aan mij.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Nou, dan is dat dus eigenlijk ook al een antwoord en weten we hoe de heer Flach hierin staat. Je kan je namelijk ook voorstellen dat het de consument is die dat betaalt, of de boer. Daar hoeft de overheid toch niet meteen voor klaar te staan?

De heer Flach (SGP):

Dit is een hele nieuwe discussie, denk ik. Dit gaat ook om diergezondheid in het algemeen, en zelfs om volksgezondheid in het algemeen. De vraag is of je die kosten via het bedrijfsleven op consumenten moet afwentelen of dat je daar als overheid een rol in hebt. Volgens mij is dat laatste het geval. Daar zou ook de voorkeur van de SGP liggen.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer in dit debat.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering tot 13.00 uur. Bij aanvang van de middagvergadering zullen we stemmen, waaronder hoofdelijk, over amendementen op de novelle inzake de aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf en over de moties die bij de wetsbehandeling zijn ingediend.

Stemmingen Novelle Asielnoodmaatregelenwet inzake aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf

Stemmingen Novelle Asielnoodmaatregelenwet inzake aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht in verband met maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen (Asielnoodmaatregelenwet) (novelle aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf) (36855).

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde zijn de stemmingen in verband met de Asielnoodmaatregelenwet, de novelle aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf. De fractie van de ChristenUnie heeft verzocht om een hoofdelijke stemming over het amendement op stuk nr. 7 (36855). We stemmen nu alleen over de ingediende amendementen en artikelen. De eindstemming over het wetsvoorstel vindt aan het einde van de vergadering plaats. Ik verzoek de leden uiterste stilte te betrachten, want anders kunnen wij uw stemmen niet noteren. Het woord is aan de griffier.

In stemming komt het amendement-Ceder (stuk nr. 7, I).

Vóór stemmen de leden: Mohandis, Moorman, Mutluer, Neijenhuis, Van Oosterhout, Oosterhuis, Oualhadj, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Piri, Podt, Rooderkerk, Schoonis, Sneller, Stultiens, Synhaeve, Teunissen, Tseggai, Vellinga-Beemsterboer, Vervuurt, Vijlbrief, Vliegenthart, Van der Werf, Westerveld, Zalinyan, El Abassi, Abdi, Van Asten, Van Baarle, Bamenga, Beckerman, Belhirch, Van Berkel, Biekman, Bikker, El Boujdaini, Bromet, Bushoff, Ceder, Dassen, Heera Dijk, Jimmy Dijk, Dobbe, Ergin, Grinwis, De Hoop, Huidekooper, Huizenga, Jetten, Kathmann, Klaver, Köse, Kostić, Kröger, Lahlah en Van der Lee.

Tegen stemmen de leden: Van Meetelen, Van Meijeren, Michon-Derkzen, Moinat, Mooiman, Edgar Mulder, Nanninga, Nobel, Van der Plas, Prickaertz, Raijer, Rajkowski, De Roon, Schilder, Schutz, Steen, Stoffer, Stöteler, Straatman, Struijs, Tijmstra, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vos, Wendel, Wiersma, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Zwinkels, Aartsen, Van Ark, Armut, Baudet, Becker, Van den Berg, Bevers, Boelsma-Hoekstra, Bontenbal, Boomsma, Boon, Martin Bosma, Boswijk, Brekelmans, Van Brenk, Bart van den Brink, Tijs van den Brink, Bühler, Van der Burg, Van Campen, Ceulemans, Claassen, Clemminck, Coenradie, Dekker, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Van Duijvenvoorde, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Faber, Flach, Goudzwaard, Graus, Peter de Groot, Hamstra, Heinen, Heutink, Den Hollander, Hoogeveen, Van Houwelingen, Ten Hove, Chris Jansen, Frederik Jansen, Jumelet, Karremans, Keijzer, Kisteman, Koorevaar, Kops, De Kort, Krul, Lammers, Van Lanschot, Maeijer, Markuszower en Martens-America.

De voorzitter:

Ik constateer dat dit amendement met 58 stemmen voor en 91 stemmen tegen is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 7 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

Voor de Handelingen wens ik op te merken dat het lid Klos afwezig is.

In stemming komt het amendement-Van Meijeren (stuk nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van BBB, de PVV en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Stemmingen moties Novelle Asielnoodmaatregelenwet inzake aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf

Stemmingen moties Novelle Asielnoodmaatregelenwet inzake aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht in verband met maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen (Asielnoodmaatregelenwet) (novelle aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf) (36855),

te weten:

  • de motie-Ceder over niet aan de uitvoering van de motie-Ceder op stuk nr. 3488 en de daaruit volgende beleidsontwikkeling tornen (36855, nr. 9);
  • de motie-Ceder over gegevensdeling over overlastgevende asielzoekers realiseren (36855, nr. 10);
  • de motie-Ceder over prioriteit geven aan het opsporen en uitzetten van terrorismeverdachten (36855, nr. 11);
  • de motie-Ceder over een landelijk dekkend netwerk van vtl's op opvanglocaties (36855, nr. 12);
  • de motie-Paternotte c.s. over artikel 108a niet in werking laten treden totdat de Kinderrechtentoets is uitgevoerd (36855, nr. 13);
  • de motie-Boomsma/Diederik van Dijk over een communicatiecampagne over de strafbaarstelling van illegaliteit gericht op drie groepen (36855, nr. 14);
  • de motie-Vondeling over een meldplicht bij signalen van illegaal verblijf (36855, nr. 15);
  • de motie-Vondeling over geen enkele gemeente nog opvang laten bieden aan illegalen (36855, nr. 16);
  • de motie-Diederik van Dijk c.s. over een invoeringstoets uitvoeren naar de werking van de wet in de praktijk (36855, nr. 17).

In stemming komt de motie-Ceder (36855, nr. 9).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ceder (36855, nr. 10).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ceder (36855, nr. 11).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van DENK ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ceder (36855, nr. 12).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Paternotte c.s. (36855, nr. 13).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, DENK en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Boomsma/Diederik van Dijk (36855, nr. 14).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Vondeling (36855, nr. 15).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Vondeling (36855, nr. 16).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Diederik van Dijk c.s. (36855, nr. 17).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de stemmingen. Ik schors een enkel ogenblik, waarna we verdergaan met het debat over vogelgriep.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering.

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Aan de orde is eerst een regeling van werkzaamheden.

Ik stel voor toestemming te verlenen aan de vaste commissie voor Financiën voor het houden van een wetgevingsoverleg met stenografisch verslag op maandag 2 maart 2026 van 10.00 uur tot 15.00 uur over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties, de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2464 met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (Wet implementatie richtlijn duurzaamheidsrapportering).

Ik deel aan de Kamer mee dat de leden Krul en Vervuurt zijn (her)benoemd tot rapporteur voor het reeds aangewezen groot project PALLAS.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer:

  • het tweeminutendebat Online fraude (CD d.d. 17/12), met als eerste spreker het lid Mutluer van GroenLinks-PvdA;
  • het tweeminutendebat Voortgang van het vape- en tabaksbeleid (32011, nr. 126), met als eerste spreker het lid Krul van het CDA;
  • het tweeminutendebat Kernenergie (CD d.d. 17/12), met als eerste spreker het lid Flach van de SGP;
  • het tweeminutendebat IVD-aangelegenheden (CD d.d. 17/12), met als eerste spreker het lid Lammers van de PVV;
  • het tweeminutendebat Uitvoering sociale zekerheid (CD d.d. 17/12), met als eerste spreker het lid Ceder van de ChristenUnie;
  • het tweeminutendebat Kabinetsreactie advies Onderwijsraad "Onderwijs als investering" (36800-VIII, nr. 21), met als eerste spreker het lid Abdi van GroenLinks-PvdA.

Ik deel aan de Kamer mee dat de tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing tot haar voorzitter heeft gekozen het lid Bushoff.

Ik deel mee dat de volgende debatten zijn komen te vervallen:

  • het debat over stijgende tarieven van dierenartsen door het opkopen van dierenartsenpraktijken;
  • het dertigledendebat over natuurbranden in Nederland;
  • het dertigledendebat over plannen van de Israëlische regering om de aanvallen in Gaza op te voeren.

Ik stel voor de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren: 35050-60; 23432-610; 23432-611; 23432-613; 23432-614; 36800-V-16; 22112-4209; 21501-02-3295; 36600-VI-160; 29362-372; 29279-980; 31322-557; 29668-71; 29628-1213; 36200-VI-128; 29668-70; 29668-69; 36812-108; 22112-4216; 31934-100; 35968-39; 21501-07-2152; 21501-07-2151; 21501-02-3294; 30420-434; 30420-433; 21501-02-3297; 27830-473; 27830-474; 36800-V-22; 36800-VII-9; 29237-234; 29237-236; 21501-30-682; 32813-1543; 32637-728; 21501-20-2327; 2025Z21344; 32637-720; 36045-242; 27858-730; 29665-579; 21501-33-1170; 32670-210; 33118-299; 32011-126; 2025Z21143; 21501-03-197; 36850-1; 29924-264; 36263-45; 26643-1280; 29924-276; 29924-275; 29924-277; 30977-174; 29924-283; 29924-285; 29628-1256; 34588-94; 29924-287; 29924-288; 32645-162; 36754-1; 26643-1328; 32645-161; 32645-160; 32645-158; 32645-156; 32645-159; 32645-139; 17050-612; 26448-854; 26448-859; 26643-1428; 26643-1370; 26643-1399; 34477-91; 26448-849; 36045-259; 2025Z21343; 32013-313; 24170-381; 21501-33-1169; 21501-32-1736; 29544-1282; 26643-1353; 26448-845; 29362-381; 26448-844; 17050-611; 26448-843; 29362-374; 29544-1270; 26448-797; 26448-796; 26643-1237; 17050-609; 17050-610; 35420-535; 35420-536.

Aangezien voor de volgende stukken de termijnen zijn verstreken, stel ik voor deze stukken voor kennisgeving aan te nemen: 33578-168; 29247-469; 32011-125; 20454-215; 21501-07-2146; 33977-49; 36839-1; 30872-320.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

Termijn antwoord

De voorzitter:

Dan zijn we aangekomen bij de eerste termijn aan de zijde van het kabinet in het debat over de toenemende uitbraken van vogelgriep. De vragen zijn gesteld door de leden van de Kamer. Ik geef aan de zijde van het kabinet als eerste het woord aan de minister van VWS.

Minister Bruijn:

Dank u wel, voorzitter. Voor mij is dit de eerste keer dat ik met uw Kamer over een thema op het snijvlak van de dier- en volksgezondheid in debat ga, maar mijn voorgangers zijn al meermalen bij een debat over dit onderwerp aangesloten. Als minister van VWS sta ik vanzelfsprekend voor de volksgezondheid en als minister van VWS voer ik samen met mijn collega van LVVN dan ook actief beleid om het risico en de impact van vogelgriep te verkleinen, waarbij de volksgezondheid voor ons allebei vooropstaat. Dat zeg ik ook tegen het lid Kostić, die vroeg naar de doorzettingsmacht; ik kom daar nog op terug. Vogelgriep vraagt onze aandacht vanwege de veterinaire risico's, maar natuurlijk ook omdat vogelgriep de potentie heeft een bedreiging te vormen voor de volksgezondheid. Zover is het nu gelukkig nog niet.

Ik zie dat de vrijwilligers van de dierenambulance op de publieke tribune aanwezig zijn. Ik waardeer hun betrokkenheid enorm en ik weet zeker dat ik ook namens mijn collega's spreek. Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om hen te bedanken voor de extra inzet die zij de afgelopen periode hebben geleverd voor de maatschappelijke wens om te zorgen voor zieke wilde dieren. Dank u wel! Er is er in ieder geval eentje die op de tafel roffelt; dat is fijn.

Voorzitter. Dat brengt mij automatisch bij de eerste vraag van het lid Koorevaar, waar eigenlijk bijna alle sprekers zich bij hebben aangesloten: hoe beschermen we hulpverleners die omgaan met kadavers van met vogelgriep besmette dieren? Aan het ophalen van en zorg dragen voor zieke vogels zijn risico's verbonden die door een goede persoonlijke bescherming en hygiëne kunnen worden beperkt tot een minimum. De hiervoor benodigde beschermingsmiddelen zijn in ruime mate verkrijgbaar. Recent ontving ik samen met de minister van LVVN een verzoek van de Stichting DierenLot om financiële steun voor dierenhulporganisaties. Zij geven aan dat dierenambulances momenteel met aanzienlijke extra kosten te maken hebben door de toename van vogelgriep onder wilde vogels. Het lid Koorevaar en vele andere leden hebben dit in de eerste termijn ook onder de aandacht gebracht. Hierdoor moeten die hulpverleners meer persoonlijke beschermingsmiddelen aanschaffen en maken zij extra kosten voor het laten euthanaseren van zieke vogels bij een dierenarts. De hoge aanwezigheid van vogelgriep vraagt veel van dierenhulporganisaties. Daarom hebben de minister van LVVN en ik besloten om als blijk van waardering en ondersteuning in te gaan op dit verzoek en de Stichting DierenLot incidenteel €100.000 ter beschikking te stellen.

Voorzitter. Dan kom ik bij een vraag van het lid Kostić: ziet de minister van VWS de noodzaak van doorzettingsmacht, die nooit is ingevoerd?

De voorzitter:

Wellicht zou de minister ons eerst nog even mee kunnen nemen in hoe hij zijn beantwoording heeft gestructureerd, want dan kunnen we kijken of we interrupties meteen toestaan, of dat we het even per blokje doen.

Minister Bruijn:

Ik loop de vragenstellers langs en ik neem dan ook steeds meteen de vragen mee die door een andere vragensteller in gelijke richting zijn gesteld. Het zijn te weinig vragen om er echt inhoudelijke blokjes van te maken.

De voorzitter:

Oké. Dan sta ik een interruptie toe, van meneer Koorevaar.

De heer Koorevaar (CDA):

Ik denk dat het ontzettend mooi is dat u deze toezegging doet en dat u ziet dat het nodig is. Daarmee waardeert u ook de inzet van heel veel vrijwilligers, dus hartelijk dank daarvoor. Een vervolgvraag is: is het eenvoudig genoeg voor de hulpverleners om de kadavers in te leveren? Ik heb daar in de eerste termijn geen vragen over gesteld. Ik hoop dat u deze vraag kunt beantwoorden. Volgens mij zat daarover ook nog wel een zorg bij deze mensen.

Minister Bruijn:

Om te beginnen is het niet eens de formele verantwoordelijkheid van de dierenhulpverleners om dit te doen. Daarom wordt het ook zo gewaardeerd dat ze het toch doen. Het zijn eigenlijk de eigenaren van de grond die de verantwoordelijkheid hebben. Dat is ook de reden dat we dit ondersteunen. Als je de goede voorzorgsmaatregelen treft, dan is het op zich niet heel ingewikkeld.

De heer Koorevaar (CDA):

Het gaat er met name om dat je het inleveren van die kadavers gemakkelijk kan doen op een gemeentewerf. Dat is voor vrijwilligers van dierenambulances zo, maar bijvoorbeeld ook voor mensen die bij een wildbeheereenheid werken en ook dit werk doen. Kun je ze makkelijk genoeg inleveren? Ik weet niet of u daar ook zicht op heeft. Als dat niet zo is, is dat geen halszaak, maar misschien kan daar later op teruggekomen worden. Misschien kan u nog even kort reageren.

Minister Bruijn:

Daar kom ik graag op terug.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik denk dat het een hele mooie toezegging is van het kabinet. Het is een hele mooie blijk van waardering en ook een hele noodzakelijke, nu we de noodkreten zien. Tegelijkertijd heb ik in 2023 een motie ingediend, die aangenomen is, om dit een structureler karakter te geven. Dat hoeft niet over enorme bedragen te gaan, maar het moet wel volgend jaar of bij volgende uitbraken, die nu helaas vaak langer duren, ook weer aanwezig zijn. Wil het kabinet ook die toezegging doen?

Minister Bruijn:

Die vraag hebben we natuurlijk gehoord, en die begrijpen we ook. Het is eigenlijk ook een hele logische. Het punt is wel — daar hebben we over nagedacht — dat de incidentie van vogelgriep en van kadavers zodanig wisselt door de jaren heen dat als je nu een structureel bedrag zou inzetten en afspreken, het zou kunnen zijn dat je volgend jaar te veel hebt of zelfs te weinig. Daarom hebben we op dit moment niet besloten tot een structurele toezegging.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik denk dat je daar heel makkelijk aan tegemoet kan komen, want je hoeft niet elk jaar hetzelfde bedrag over te maken. Het gaat vooral over de zekerheid dat dierenhulpverleners gesteund worden. Een structureel karakter, zoals de Kamer overigens in de aangenomen motie heeft gevraagd, is niet een nieuw verzoek. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat het kabinet er elk jaar rekening mee houdt, zodat we dit debat niet elke keer hoeven te voeren.

Minister Bruijn:

Toch hebben we daar niet voor gekozen. We hebben nu gekozen voor deze ondersteuning. Over korte tijd zit er een nieuw kabinet; dat hopen we natuurlijk allemaal. Wellicht denkt dat kabinet er anders over, maar op dit moment is dit de stap die we zetten.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank inderdaad voor de toezegging. Het is echt een mooi eerste cadeau aan de dierenhulpverleners. Tegelijkertijd wilde ik ook beginnen over het punt van mevrouw Beckerman, want we hebben die motie samen ingediend. Dit is gewoon zo jammer, want de Kamer doet haar best om hier goed beleid te maken, en denkt goed over dingen na. We dienen als links en rechts samen een motie in en dan is het zo jammer dat het kabinet die negeert.

De voorzitter:

En uw vraag?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Kan de minister er toch nog een keer naar kijken op welke manier die structurele steun beter kan worden georganiseerd, zodat we hulpverleners niet elke keer weer hiernaartoe hoeven te laten komen om te smeken om wat geld?

Minister Bruijn:

Dan verval ik toch in het antwoord dat ik al gegeven heb. Ik begrijp de oproep van het lid Kostić heel goed en vind die ook heel sympathiek, maar de ervaring leert dat de incidentie door de jaren heen dermate wisselt dat je als je een structureel bedrag zou inzetten, volgend jaar óf veel te veel hebt óf plotseling veel te weinig. Dat wil je natuurlijk zeker niet.

De voorzitter:

U vervolgt uw beantwoording.

Minister Bruijn:

Dank u wel, voorzitter. Dan de vraag van het lid Kostić of ik bereid ben om de plezierjacht stil te leggen zodat we zeker weten dat de volksgezondheid niet in gevaar komt. Bij de jacht op vogels kan het voorkomen dat een jager of een poelier in contact komt met een besmette vogel. Om te voorkomen dat ze daardoor zelf besmet raken, kunnen zij voorzorgsmaatregelen nemen. Ze zijn daarop gewezen via de hen vertegenwoordigende verenigingen. Dit is volgens de experts voldoende voor de huidige situatie. Die kan natuurlijk nog veranderen. Voor de goede orde: het risico voor de algemene bevolking van het feit dat jagers in contact komen met dode vogels, is zeer laag.

Dan nog een vraag van het lid Kostić. Ziet de minister van VWS de noodzaak van het bestaan van doorzettingsmacht, die nooit is ingevoerd? Zoals het lid Kostić ook aangeeft, werken het ministerie van LVVN en het ministerie van VWS op het gebied van zoönosen nauw met elkaar samen.

De voorzitter:

Ik kijk heel even naar het lid Kostić. U bent vrij royaal met uw interrupties. Ik zou u willen vragen of de minister eerst even zijn bijdrage kan afmaken. Hij gaf aan dat hij een best overzichtelijke set antwoorden heeft. Daarna geef ik nog even ruimte voor een ronde interrupties.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Jazeker. Ik heb nog een punt van orde. Ik ben vrij royaal met mijn interrupties, maar ik heb slechts één interruptie gehad.

De voorzitter:

Ja, maar we hebben natuurlijk ook een eerste termijn gehad. We hebben beperkte tijd, lid Kostić. Daar ben ik vanochtend mee begonnen. Dat is geen nieuws.

Minister Bruijn:

Mocht de vraag geweest zijn of het proportioneel is, dan denken wij dus dat het wel proportioneel is om de plezierjacht op dit moment niet stil te leggen.

Dan kom ik op de doorzettingsmacht. Zoals het lid Kostić aangeeft, werken de ministeries van LVVN en VWS op het gebied van zoönosen nauw met elkaar samen, waarbij voor beide ministeries in alle gevallen de volksgezond vooropstaat. Onze gezamenlijke zoönosestructuur zorgt ervoor dat er een snelle uitwisseling van signalen en informatie is tussen het medische en het veterinaire domein en dat er snel kan worden opgeschaald. Binnen deze structuur neemt het volksgezondheidsdomein het voortouw. Bij een uitbraak met zoönotische aspecten neemt VWS het voortouw en coördineert die de besluitvorming. Beide ministers besluiten in goed onderling overleg over eventuele acties en behouden daarbij hun eigen beleidsverantwoordelijkheid. De stap die we zojuist richting de ambulancemedewerkers hebben gezet, is ook een stap van ons samen.

Voorzitter. Dan ga ik naar de vraag van het lid Koorevaar over het humane risico van nieuwe varianten door mutatie in zoogdieren. Welke maatregelen worden er getroffen? De minister van LVVN en ik delen de zorgen van de heer Koorevaar over de ontwikkelingen ten aanzien van vogelgriep en de risico's voor de volksgezondheid. We nemen deze dreiging beiden, ook samen, zeer serieus. We houden eventuele nieuwe varianten bij zoogdieren en de mutatie door de tijd heen daarom ook heel goed in de gaten. We hebben de aanpak van de vogelgriep dan ook geïntensiveerd. Daartoe laten we ons leiden door adviezen van de experts en hebben we advies van het Deskundigenberaad Zoönosen gevraagd over de risico's voor de bevolking en hoe die te mitigeren. Deze adviezen van de experts volgen wij op. Zij maken deel uit van het intensiveringsplan. We verwachten dat deze aanvullende maatregelen en de bestaande structuur toereikend zijn om de volksgezondheid te kunnen waarborgen.

Voorzitter. Dan een vraag van de heer Boomsma van JA21: hebben we genoeg humane vaccins? We hebben twee vaccins voor mensen: het seizoensgriepvaccin — die campagne is in oktober uitgevoerd — en het zogenaamde prepandemische vaccin, waarvan we er ongeveer 40.000 preventief hebben ingekocht. De experts adviseren ons op dit moment niet om dit aantal te verhogen en ook niet om de vaccins in te zetten. Zij adviseren ons die pas in te zetten als het bij dieren rondgaande virus makkelijker op mensen overgaat of als het ernstige verschijnselen geeft. We zijn daar natuurlijk altijd heel snel van op de hoogte, gezien de continue monitoring op basis van de sequentie veranderingen door de tijd heen.

Dan kom ik op de vraag van de heer Boomsma of de surveillance bij varkenshouderijen zou moeten worden voortgezet. Hoe reflecteer ik daarop? Dit is een terechte vraag van de heer Boomsma. Deze surveillance zetten wij voorlopig voort. U zult dat ook terugzien in de voortgangsrapportage voor het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid, die wij u in januari zullen doen toekomen. Dat is een toezegging aan de heer Boomsma.

Voorzitter. Mevrouw Beckerman van de SP vraagt of het griepvaccin ook wordt aangeboden aan veehouders en mensen die werken met dieren. Ik kan mevrouw Beckerman bevestigen dat deze vraag inderdaad klopt. Misschien is het goed om eerst even te melden dat de seizoensgriepvaccinatie geen bescherming biedt tegen de vogelgriep. De inzet van de seizoensgriepvaccinatie is gericht op het belemmeren van de mogelijke menging van verschillende griepvirussen. Op dit moment is mijn ministerie in gesprek met de Landelijke Huisartsen Vereniging, die het Nationaal Programma Grieppreventie uitvoert. De uitvoering van het laagdrempelig aanbieden van een seizoensgriepvaccinatie aan deze doelgroep is helaas enigszins complex. Het is niet mogelijk om de doelgroep op naam uit te nodigen. De ervaring leert dat de vaccinatiebereidheid doorgaans lager is als een vaccinatie niet primair bijdraagt aan het verbeteren van de eigen gezondheid. Dat is natuurlijk begrijpelijk. Ik zet mij er desondanks voor in en voel me door mevrouw Beckerman ook gesteund om vanaf volgend jaar de seizoensgriepvaccinatie laagdrempelig aan te bieden aan deze doelgroep. En volgend jaar is natuurlijk zeer nabij. Zodra hierover meer duidelijk is, zal ik uw Kamer informeren, zeg ik mevrouw Beckerman toe. In de tussentijd blijf ik met vertegenwoordigers van de sector en met de werkgevers- en vrijwilligersorganisaties inzetten op communicatie over het belang van seizoensgriepvaccinatie.

Voorzitter. Dan een vraag van de heer Flach namens de SGP: wat is de stand van zaken wat betreft het structureel budget voor de zogenaamde pandemische paraatheid? Dat is een belangrijke vraag van de heer Flach. Ik maak me er hard voor dat er structurele middelen komen voor pandemische paraatheid. Ik zal u voor de zomer daarover informeren.

Voorzitter. Ten slotte heb ik nog een reactie op de inbreng van de heer Graus. In zijn inbreng lag de aanname besloten dat een patholoog-anatoom de hele dag alleen maar in lijken zou snijden. Dat kan ik ontkennen. Pathologen zijn betrokken bij de diagnostiek van levende patiënten. Daarnaast voeren zij ook onderzoek na de dood uit, maar dat is eigenlijk maar een heel klein onderdeel van het vak van de patholoog, dat ik met veel plezier 40 jaar lang heb uitgevoerd.

Dank u wel, voorzitter.

De heer Graus (PVV):

Ik denk dat de minister abuis is, want dat heb ik niet gezegd. Ik weet donders goed wat een patholoog doet, want een van mijn vrienden is patholoog-anatoom. Ik verwees naar een patholoog-anatoom die enkel doden onderzoekt op doodsoorzaak. Hij doet enkel dat; dat heb ik gezegd. Ik heb niet gezegd dat iedere patholoog de hele dag alleen maar in lijken snijdt, maar hij doet dat wel.

De voorzitter:

Ik beschouw dit als een persoonlijk feit. Waarvan akte.

De heer Graus (PVV):

Ik wil het even zeggen voor de Handelingen. Anders lijkt het alsof ik niet weet wat een patholoog doet. Maar de patholoog waar ik op doelde, zoekt enkel naar doodsoorzaken. Daar doelde ik op.

De voorzitter:

U heeft het gezegd. Waarvan akte.

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, meneer de voorzitter.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ten eerste over de doorzettingsmacht van VWS: bijna de gehele Kamer heeft het kabinet opgeroepen om die doorzettingsmacht te regelen. Dat werd later ook bevestigd door de Algemene Rekenkamer, die zegt dat het niet voldoende is op de manier waarop het nu is ingericht, en dat het belangrijk is dat VWS de bevoegdheid krijgt om opdrachten te geven aan andere ministeries, omdat tegengestelde belangen altijd een rol spelen. Ik vraag de minister dus waarom hij de wens van de Kamer en de Algemene Rekenkamer negeert.

Minister Bruijn:

We zijn er in het kabinet nog niet op gestuit dat er een slechte samenwerking zou zijn tussen mij en de minister van LVVN. We hebben er alle vertrouwen in dat wij die besluiten in collegiaal verband zullen nemen, juist ook omdat het soms over tegengestelde belangen gaat — ik zou liever over "complementaire" belangen spreken. Daarnaast is ieder besluit uiteindelijk een besluit van het gehele kabinet. Een doorzettingsmacht van de ene minister over de andere is sowieso grondwettelijk niet aan de orde.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Grondwettelijk? Het kan gewoon. Daar heeft de Algemene Rekenkamer volgens mij ook iets over gezegd. Even terug naar de verhoudingen. We hebben gezien dat er hier helaas een minister van LVVN zit waar ook de vorige minister van Volksgezondheid een botsing mee heeft gehad over precies dit onderwerp. De vorige minister van Volksgezondheid heeft gezegd: ik wil die stappen, die voorzorgsmaatregelen, eigenlijk wel nemen, zodat we niet allerlei uitbraken krijgen en mensen niet ziek worden.

De voorzitter:

En uw vraag?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Mijn vraag is: hoe kan deze minister er dan op vertrouwen en tegen iedereen thuis zeggen "het komt wel goed"?

Minister Bruijn:

Ik heb de woorden "het komt wel goed" niet gebruikt. Ik heb u gezegd dat ik met deze minister van LVVN een meer dan goede relatie heb, dat wij moeilijke dossiers goed met elkaar kunnen bespreken, dat ik er alle vertrouwen in heb dat wij dit soort problemen in collegiaal overleggen aanpakken en dat de één het niet te zeggen krijgt over de ander.

De voorzitter:

Tot slot.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik vraag dit aan de voorzitter, want hij heeft een eigen manier van leiden. Dat respecteer ik volledig, maar er zijn twee grote punten die ik wilde benoemen. Meestal doe je dat in drieën, per punt. Ik wil deze interruptie wel afronden als ik nog een punt mag maken.

De voorzitter:

Dat mag zeker.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Fijn.

De voorzitter:

Dit is uw eerste punt in derde afronding. Gaat uw gang.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank u wel. Ik zie geen reden waarom de minister de Kamerwens en het dringende verzoek van de Algemene Rekenkamer om dit anders in te richten, niet zou willen respecteren. Ik hoor daar geen antwoord op van de minister, anders dan dat hij goede relaties heeft met deze minister. Dat is voor mij niet voldoende. Daarmee concludeer ik dit punt.

De voorzitter:

Minister, wenst u daar nog op te reageren?

Minister Bruijn:

Ik zeg nogmaals dat alle besluiten die we als kabinet nemen de verantwoordelijkheid zijn van het gehele kabinet. Bij ons beiden, de minister van LVVN en mijzelf, staat de volksgezondheid uiteindelijk altijd vooraan.

De voorzitter:

Lid Kostić, uw volgende punt.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Volgens mij heeft heel Nederland iets anders gezien, maar goed. Dan de plezierjacht. Daar heb ik een vraag over gesteld en die is niet geheel beantwoord. Mijn vraag was: is de minister van Volksgezondheid bereid om de plezierjacht stil te leggen totdat we zeker weten dat de vogelpopulaties niet afnemen door de dodelijke combinatie van vogelgriep en jacht? Het gaat dus ook over die vogelpopulaties. Ik had het onder andere over de wilde eenden. Een op de vier wilde eenden is nu besmet met de vogelgriep, en het gaat al slecht met die populatie. Dus dat is al een reden om in ieder geval te kijken of je die jacht weer kan beperken.

Minister Bruijn:

Ik begrijp de vraag heel goed. We krijgen veel adviezen van de experts, maar niet het advies om de jacht stil te leggen. Uiteraard houden we onze ogen daarvoor open. Zodra dat advies komt, maken we dat ten eerste aan u bekend en zullen we dat advies ongetwijfeld opvolgen binnen de mogelijkheden die we hebben.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik wil niet twijfelen aan deze minister, maar ik wil toch even weten welke experts hierin zijn geraadpleegd, want het gaat hier specifiek om vragen over de populaties van wilde eenden en andere dieren die mogelijk in gevaar komen door de vogelgriep in combinatie met de jacht voor het plezier. Dus ik ben benieuwd welke adviezen u daar precies over heeft ontvangen.

Minister Bruijn:

Ik zei niet dat we van experts adviezen hebben gekregen om de jacht niet stil te leggen. Ik zei dat we geen adviezen hebben ontvangen van enige expert om die stil te leggen. Dus van alle experts die er zijn, heeft geen enkele ons benaderd met het advies de jacht stil te leggen.

De voorzitter:

Tot slot.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dan kunnen we kijken naar dierenhulporganisaties en Sovon, die toch wel redenen zien om iets te doen, zeker als het gaat om de plezierjacht, die zoals ik zei puur voor het plezier en niet noodzakelijk is. We weten dat door jacht vogels worden verstoord en dat vogelgriep zich daardoor echt veel verder kan verspreiden. En het treft natuurlijk ook de dieren zelf. Dus ik roep de minister toch op om hier welwillend tegen aan te kijken als we straks een motie indienen.

De voorzitter:

Ik wil de minister danken voor zijn beantwoording in de eerste termijn, maar ik zie nog een interruptie van mevrouw Beckerman. Daarna de heer Korevaar. Ik nodig de interrumpanten alvast uit bij de microfoon. Mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik had ook een vraag gesteld over een voorlichtingscampagne, maar misschien ligt die vraag bij de andere bewindspersoon. Ik sprak net bijvoorbeeld met een van de dierenambulancebroeders. Hij vertelde dat een ziek dier door mensen was meegenomen en thuis lekker warm in de woonkamer bij de kachel was gezet. Het is heel lief dat mensen dat doen, maar ook heel gevaarlijk, bijvoorbeeld voor katten die misschien in het huis aanwezig zijn. Uiteindelijk kan het ook voor mensen gevaarlijk zijn, hoewel het gelukkig nog niet zover is. Onze motie voor een voorlichtingscampagne over wat je moet doen was aangenomen. Het hoeft geen paniekcampagne te zijn, maar moet wel duidelijk maken wat in ieder geval niet te doen. Hoe wordt die motie uitgevoerd?

Minister Bruijn:

Over de uitvoering van die motie zal mijn collega inderdaad het woord voeren. Als dat in uw ogen onvoldoende gebeurt, dan kunnen we daar in de tweede termijn nog op terugkomen.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank, maar ik denk wel dat juist de volksgezondheidscomponent daarin heel belangrijk is. We hebben eerder ook een motie aangenomen gekregen over een nummer dat mensen zouden moeten kunnen bellen. Maar ik wacht even de beantwoording door minister Wiersma af.

Minister Bruijn:

De volksgezondheid speelt een belangrijke rol in het volledige beleid van de minister van LVVN en in dat van mij. Dat is nou juist het mooie.

De heer Koorevaar (CDA):

Ik zat nog even na te denken over wat u zei over de geste die u deed naar dierenhulporganisaties die te maken hebben met zieke dieren. Ik hoor mevrouw Beckerman net ook zeggen hoe belangrijk het is dat je weet hoe je hiermee om moet gaan. Die wildbeheereenheden weten ook hoe ze daarmee om moeten gaan. Heeft u nu bewust gekozen voor alleen DierenLot? Wat moeten wildbeheereenheden doen? Zou u willen toezeggen dat zij ook ondersteuning van het kabinet krijgen om hun werk te kunnen doen en die kadavers in te leveren, zoals u ook de dierenhulporganisaties ondersteunt?

Minister Bruijn:

Ik heb de toezegging gedaan zoals ik die gedaan heb. Daar moet ik het voor nu even bij laten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn beantwoording in de eerste termijn. Ik geef het woord aan de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.

Minister Wiersma:

Dank, voorzitter. Ik heb drie blokjes. Daar begin ik maar even mee in de beantwoording. Het eerste blokje is vogelgriep algemeen en de bestrijding van vogelgriep. Het tweede blokje gaat over de vaccinatie. Dan heb ik nog een blokje overig met een aantal zaken die niet in de eerste twee blokjes passen.

De voorzitter:

Denkt u dat dat overzichtelijk genoeg is om met de interrupties te kunnen wachten tot na ieder blokje?

Minister Wiersma:

Het eerste blokje is redelijk omvangrijk.

De voorzitter:

We gaan kijken hoever we komen.

Minister Wiersma:

Voordat ik aan de vragen begin, wil ik eigenlijk beginnen met een woord van dank en complimenten aan alle mensen die betrokken zijn bij dit dossier. Ik zie inderdaad een aantal mensen — die heb ik zojuist ook gesproken — van de dierenambulances, die heel veel werk verzetten voor wilde vogels. Maar zij staan niet alleen, want ook op mijn departement wordt, zeker in deze tijd, iedere dag hard gewerkt aan de vogelgriepsituatie. Daar zijn heel veel betrokkenen intensief mee bezig, met lange werkdagen. Ook de NVWA, Wageningen, de Gezondheidsdienst voor Dieren, de RVO, het RIVM, het Erasmus Medisch Centrum, de faculteit diergeneeskunde, de deskundigengroep dierziekten, de vrijwilligers, die ik net al noemde, en de pluimveesector zelf zijn daar heel erg veel mee bezig. Ik ben ook onder de indruk van hoe goed zij met elkaar samenwerken en van hoe goed dat eigenlijk werkt in ons land; dat werd zojuist in de inbreng van de Kamer ook een aantal keer genoemd.

De ontwikkelingen in de vogelgriepsituatie zijn zorgelijk. Dat geldt zowel voor de wilde vogels als voor de gehouden dieren. Ik moet zeggen dat toen ik net minister werd, we net een relatief rustig jaar achter de rug hadden. Dan hoop je dus eigenlijk dat die lijn zich voortzet, maar we kunnen wel vaststellen dat het dit najaar in alle hevigheid aanwezig is. We hebben op dit moment in korte tijd al 29 uitbraken gehad. Het gaat van commerciële pluimveehouderijen tot hobbyhouderijen. Ook bij de wilde vogels zien we echt een toename van de vogelgriep in de populatie. De deskundigengroep dierziekten schat in dat het risico op een uitbraak op een bedrijf op dit moment zeer hoog is. Ik deel dan ook de zorgen die de Kamer daaromtrent heeft. De huidige vogelgriepsituatie is verontrustend. Ik leef mee met de pluimveehouders. De heer Koorevaar schetste dat in zijn bijdrage heel goed. Ik heb recent zelf ook met een aantal pluimveehouders aan tafel gezeten. Zij lopen iedere dag met heel veel argwaan op hun bedrijf rond, in de hoop dat het hen niet zal treffen. De impact op getroffen bedrijven is heel groot. Voor al de mensen die hier iedere dag mee werken, heeft het enorm veel impact.

We hebben echt wel forse maatregelen genomen. Al direct toen we zagen dat er een toename was aan vogelgriep, hebben we een ophokplicht en een afschermplicht geïntroduceerd. Er is ook een bezoekersverbod en recent hebben we een tentoonstellingsverbod geïntroduceerd. Iedereen die in contact komt met wilde vogels, moet er rekening mee houden dat die besmet zouden kunnen zijn met de vogelgriep. Bij het hanteren van wilde vogels, en zeker ook kadavers, is het dan ook belangrijk dat de veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen, zoals ook beschreven staat in de leidraad Omgang met wilde dieren met vogelgriep.

Zoals ook werd genoemd, zijn er inmiddels kittens doodgegaan aan het vogelgriepvirus. Het is algemeen bekend dat katten, net als andere zoogdieren, besmet kunnen raken met het vogelgriepvirus. De kans dat een zoogdier, dus een kat, een hond of een ander dier, het krijgt, is echter klein. Maar op het moment dat een dier verschijnselen vertoont die passend zijn bij het vogelgriepvirus, adviseer ik om direct contact op te nemen met een dierenarts. Ik wil de betrokkenen oproepen om de maatregelen goed na te leven en maximaal in te zetten op bioveiligheid en hygiëne. Mijn voorganger heeft in juni van 2023 al samen met de toenmalige minister van VWS — die samenwerking liep inderdaad goed en loopt meer dan uitstekend — het Intensiveringsplan preventie aangeboden aan uw Kamer. In dit plan staan maatregelen die nodig zijn voor de volksgezondheid en voor de gezondheid van gehouden dieren, maar ook voor die van wilde dieren. Wij zijn op dat punt samen goed aan de slag gegaan. We werken daar hard aan en wij blijven u daarover op gezette tijden informeren.

Dat brengt mij bij een vraag van mevrouw Podt over de bioveiligheid. Welke concrete stappen zetten wij om die protocollen streng na te laten leven? Ik denk dat het toepassen van bioveiligheid een van de belangrijkste maatregelen is om uitbraken te voorkomen. Ik zie ook dat de dierenhouders hun uiterste best doen om die maatregelen te implementeren, want er is echt geen enkele dierenhouder die belang heeft bij een uitbraak van vogelgriep. Per 1 januari is het dan ook verplicht om een bioveiligheidsplan te hebben. Dat is een plan waarin de pluimveehouder samen met zijn dierenarts kijkt hoe de bioveiligheid op het bedrijf verder verbeterd kan worden.

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Ik ga even een heel klein stukje terug. Het ging over het moment dat zoogdieren verdacht worden van vogelgriepbesmettingen. We denken in eerste instantie dan aan honden en katten. Wij hebben van de week ook een brief gezien waarin erover gesproken wordt dat de kosten van de dierenarts vergoed worden, mits er sprake is van een daadwerkelijke verdenking. Die brief hebben wij gezien en ik denk dat het goed is om dat hier ook nog bevestigd te krijgen. Zou de minister het hier wellicht nog kunnen bevestigen zodat het ook voor het algemene publiek en de luisteraars nog een keer extra duidelijk wordt dat die mogelijkheid er is?

Minister Wiersma:

Ja, de mogelijkheid om die kosten vergoed te krijgen is er. Dat brengt mij bij de vraag van de heer Boomsma. Die gaat over de afweging van de belangen en de risico's.

De voorzitter:

Ik zie echter nog een interruptie van mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):

Ja, voorzitter, ik raakte even in de war door de beantwoording. Goed dat de minister inzet op de hygiënevoorschriften. Hoe duidt de minister dit? Er was natuurlijk een paar maanden geleden echt een best wel heftig onderzoek van de WUR. Daardoor werd duidelijk dat heel veel bedrijven zich er niet aan houden. Ik ben het helemaal met de minister eens dat er natuurlijk niemand bij gebaat is. Maar ik vond dat wel vrij heftig. Dan voelt het voor mij toch alsof er nog wel een tandje bij mag.

Minister Wiersma:

Over het algemeen is ons beeld dat de maatregelen heel goed worden nageleefd. Op een aantal onderdelen kan er nog verbetering plaatsvinden. Dat gaat dan met name over de veehouder zelf op het bedrijf. Bij bezoekers op het bedrijf worden de benodigde maatregelen heel nauwgezet nageleefd. Omdat een veehouder op zijn bedrijf natuurlijk iedere dag in- en uitloopt, mag daar soms extra aandacht voor zijn. Ik wil niet dat de indruk ontstaat dat het door de sector niet serieus wordt opgepakt; dat is wél het geval. Op dit specifieke punt kan er een tandje bij gezet worden. Daar is ook aandacht voor.

Dan kom ik op een vraag van de heer Boomsma over het afwegen van risico's en belangen. We doen daar inderdaad voldoende aan. Het ministerie van VWS en mijn ministerie trekken hierin samen op. Bij alle maatregelen die genomen worden, ook in het Intensiveringsplan preventie vogelgriep, zijn alle belangen goed afgewogen.

De heer Boomsma had ook een vraag over de bioveiligheid. Ik denk dat die op dit moment al indirect is beantwoord, want per januari 2026 is dat plan dus ook bij wet verplicht. Op dat moment gaan de bedrijven dus een bioveiligheidsplan opstellen in samenwerking met hun dierenartsen. Daarbij kunnen ze ook gebruikmaken van de hygiënescan van de brancheorganisatie AVINED. Uiteindelijk gaat de NVWA hier toezicht op houden.

Dan de vraag van mevrouw Van der Plas. Volgens mij was het ook een vraag van de heer Boomsma, maar hier staat "mevrouw Van der Plas". Die vraag gaat over het slecht naleven van die protocollen. Volgens mij heb ik die net beantwoord en aangegeven waar het punt van aandacht zit.

Er is nog een vraag van mevrouw Bromet, over de impact van vogelgriep op wilde vogels. Op dit moment wordt de ontwikkeling in de omvang en de verspreiding van wildevogelpopulaties uitgebreid gemonitord door het Netwerk Ecologische Monitoring. Aanvullend heeft mijn ministerie in 2023 en 2024 onderzoek laten uitvoeren naar de impact van vogelgriepuitbraken op populaties van wilde vogels. Er is ook onderzocht wat de mogelijke gevolgen zijn van sterfte door vogelgriep op de landelijke staat van instandhouding van soorten. De inzichten en aanbevelingen uit die onderzoeken zijn gedeeld met de betrokken organisaties. Die worden ook meegenomen in de ontwikkeling van de aanpak van vogelgriep. Uit dat onderzoek bleek wel dat de vogelgrieppopulaties die geraakt worden zich over het algemeen ook weer herstellen. Het ging in dit geval om de stern. Dat blijven we natuurlijk monitoren.

Mevrouw Van der Plas had een vraag over transmissies tussen bedrijven. Een vraag van de heer Flach ging er ook over dat er nauwelijks besmettingen van bedrijf naar bedrijf plaatsvinden, ook niet in waterrijke gebieden. Het antwoord daarop is dat dit op dit moment klopt. Er worden besmettingen in heel Nederland gezien. U kunt dat zelf ook zien, want we hebben een digitaal register voor monitoring van zowel gevonden wilde vogels met vogelgriep als bedrijven waar vogelgriep geconstateerd is. Het is wel zo dat we in eerdere uitbraken gezien hebben dat er met name in waterrijke gebieden een verhoogd risico was. Het klopt ook dat bedrijfstransmissies vrijwel niet voorkomen. Dat is te danken aan de goede hygiënemaatregelen. De sector neemt die ook zeer serieus. Dat wil niet zeggen dat het nooit voorkomt. Het is ook in de afgelopen periode één keer voorgevallen, vermoedelijk. In algemene zin, ook als we kijken naar andere landen en lidstaten, is dat in Nederland nagenoeg niet aan de orde.

De heer Boomsma had nog een vraag over de surveillance in de varkenshouderij en of die zou moeten worden voortgezet. Dat klopt. Dat ben ik met de heer Boomsma eens. Die zetten wij dan ook voort.

Mevrouw Van der Plas had een vraag over de jaarlijkse check-up van het bioveiligheidsplan en hoe ik daarnaar kijk. Ik denk dat dat belangrijk is. Vanaf januari is het voor commerciële pluimveebedrijven verplicht om een bioveiligheidsplan te hebben. Ik denk dat het goed is om te kijken welke maatregelen er op het bedrijf nog mogelijk zijn om de bioveiligheid te verbeteren. De houder doet dat samen met de dierenarts. Ik denk dat het van belang is om te kijken hoe de puntjes op de i gezet kunnen worden, juist om te voorkomen dat er uitbraken plaatsvinden.

Nog een vraag over de bioveiligheid, ook van mevrouw Van der Plas: kunnen we concluderen dat de bioveiligheidsmaatregelen van Nederlandse pluimveehouders gewoon heel goed werken? Ik denk dat we dat kunnen concluderen. Dit wordt zeer serieus genomen. Dat is ook de reden dat bedrijfstransmissies nagenoeg niet plaatsvinden. Het is de belangrijkste preventiemaatregel om een uitbraak te voorkomen, zowel tussen bedrijven als door de insleep van buiten naar binnen.

De heer Graus had een vraag over de reactie op de brief van professor Kuiken. Hij vroeg of we zijn bevindingen kunnen meenemen in de impactanalyse. Ik kan toezeggen dat we hier schriftelijk op terugkomen. Ik heb nog niet naar de brief kunnen kijken. Ik kan op dit moment dus niet toezeggen dat we de bevindingen kunnen meenemen in de impactanalyse. Het gaat dan over het proces rondom de structuurmaatregelen. Ik kan wel toezeggen om daar schriftelijk op terug te komen bij uw Kamer.

De heer Flach had een vraag over de ruimingscapaciteit. Hij vroeg of er een tekort is aan ruimingscapaciteit als er veel ruimingen in korte tijd gedaan moeten worden, zeker als er een tweede dierziekte uitbreekt, en of er bij nood een beroep gedaan kan worden op meer capaciteit. Ik moet zeggen dat we op dit moment echt een heftig vogelgriepseizoen doormaken. Soms komen er iedere dag situaties bij waarin vogelgriep geconstateerd is. Tot op heden lopen wij niet tegen de ruimingscapaciteit aan. De mensen die hiermee bezig zijn, worden wel intensief belast, maar het werk wordt verzet en we zijn hierop voorbereid. Dit loopt dus goed. Hierin weegt mee dat er sinds 2022 niet meer preventief geruimd wordt rondom besmette bedrijven. Ik weet dat ze in bepaalde lidstaten zelfs al aan het onderzoeken zijn of je, als er meerdere stallen op een bedrijf zijn, ook alleen tot ruiming in de besmette stal zou kunnen overgaan. Daardoor wordt de ruimingscapaciteit ook minder belast. Dat laatste doen wij overigens niet, maar er zijn wel ontwikkelingen op dat gebied. We zijn dus in control en daar heb ik op dit moment geen zorgen over.

De heer Flach had ook een vraag over de afvoer van besmette wilde vogels. Een aanbeveling van het Erasmus MC was om de surveillance bij dieren die gevoelig zijn voor vogelgriep verhogen. Door de toename van vogelgriep onder zoogdieren is er een meldplicht gekomen voor positieve laboratoriumuitslagen van vogelgriep bij zoogdieren. Die situatie wordt in Nederland gemonitord door het Dutch Wildlife Health Centre. Dat gebeurt ook door dode wilde zoogdieren te testen op vogelgriep. Daar is dus echt een verhoogde monitoring gaande.

Dan over de afvoer van de besmette vogels. Er werd gevraagd hoe ik dat beoordeel en of daar ondersteuning voor is. Het is natuurlijk van het grootste belang dat de besmette dode dieren zo snel mogelijk worden opgeruimd. Dat helpt tegen verspreiding, ook binnen de vogelpopulaties zelf. Dat komt ook uit dat onderzoek. De Dierenambulance wordt hier vaak mee belast. Daarom geven we hun voor dit jaar, waarin er veel van deze werkzaamheden zijn, een financiële bijdrage om dat werk te kunnen doen en om de materialen daarvoor te kunnen kopen. De minister van VWS kondigde dit al aan.

Hier heb ik een vraag die de minister van VWS al heeft beantwoord. Die sla ik dus over.

De heer Flach vroeg ook naar het monitoren van tankmelk en vogelgriep. Hij vroeg of dat op dit moment gebeurt. Het antwoord daarop is dat dat op dit moment niet gebeurt, omdat het de inschatting van de deskundigen is dat dat op dit moment niet nodig is. Er is geen vogelgriep op melkveebedrijven in Nederland. In Amerika hebben we dat wel massaal gezien. Er zijn geen signalen dat dat op dit moment actueel is. Mocht dat wel zijn intrede doen in Nederland, dan zullen we uiteraard overgaan tot tankmelkmonitoring, maar op dit moment is dat niet nodig en niet aan de orde. Mocht er een uitbraak komen, dan is de volgende stap wel om dit nauwlettender te gaan monitoren. Zoals ik al zei, vindt de deskundigengroep dierziekten dat de huidige aanpak voldoende effectief is om vroegtijdig te signaleren of er iets aan de hand is. Bij een plotse daling van de melkgift van vee wordt er actie ondernomen. Dan zijn we daar heel snel bij.

Ook over melkvee had de heer Flach de vraag over de basismonitoring van de Gezondheidsdienst voor Dieren en of die actief gebruikt wordt voor vogelgriepmonitoring. De Gezondheidsdienst analyseert wekelijks de gegevens van alle melkveebedrijven. Een plotselinge daling van de melkproductie wordt daarbij opgemerkt en dan gaat verder onderzoek van start. Op het moment dat er onverklaarbare klachten zijn, dan kunnen die klachten ook gemeld worden bij de Veekijkertelefoon. Dan zal er ook tot onderzoek overgegaan worden.

De heer Flach vroeg zich ook af hoe wij met knaagdierbestrijding omgaan, omdat die natuurlijk ook kunnen zorgen voor de verspreiding op de bedrijven en tussen bedrijven. De pluimveehouder zelf is natuurlijk verantwoordelijk voor de knaagdierbestrijding op zijn erf. Er zijn heel veel professionele bedrijven die dat ook kunnen verzorgen. Op die manier zijn er in principe voldoende mogelijkheden voorhanden om invulling te geven aan het bestrijden van knaagdieren.

Voorzitter, dit was het algemene blokje.

De voorzitter:

Ook wel het blokje vogelgriep, begrijp ik. Toch? Ja.

De heer Flach (SGP):

Ik ga even op dat laatste in. Er zijn natuurlijk allerlei professionele bedrijven die de rattenbestrijding doen op pluimveebedrijven. Het punt is natuurlijk dat er veel bestrijdingsmiddelen verboden zijn. Mijn verzoek was of er gekeken zou kunnen worden naar de tijdelijke ontheffing voor het gebruik van middelen om te voorkomen dat er extra insleeprisico's bij komen.

Minister Wiersma:

Op dit moment zijn die middelen natuurlijk inderdaad verboden. Een tijdelijke ontheffing is niet een van de maatregelen die we op dit moment voorzien, omdat een knaagdierenbestrijdingsbedrijf, als het wordt ingeschakeld, een analyse kan maken van de oorzaak van de problemen met de knaagdieren op het getroffen bedrijf. Het bestrijdingsbedrijf kan ook kijken naar een logische oplossing om de dieren buiten het getroffen bedrijf te houden.

De heer Flach (SGP):

Dat begrijp ik. Vaak zie je wel dat zo'n bedrijf wordt ingeschakeld als je al een aantal ratten hebt, als je er last van hebt. Het gaat er ook om dat je er vaak maar één of twee hebt en je zelf iets zou kunnen doen, want voor je het weet, slepen ze iets naar binnen. Ziet de minister dus mogelijkheden voor individuele pluimveehouders om zelf iets te kunnen doen aan die rattenoverlast?

Minister Wiersma:

Dat kan binnen de geijkte mogelijkheden. Dat gaat dan om het goed opbergen van voer en dergelijke. De pluimveehouder heeft zelf ook wel handelingsmogelijkheden, maar zal de oplossing wel daarbinnen moeten vinden. Op het moment dat er sprake is van een uitbraak of een plaag, dan lijkt het me wel verstandig om een knaagdierenbestrijdingsbedrijf in te schakelen. Dat kan in het uiterste geval overgaan tot het inzetten van gif.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Flach (SGP):

Een ander onderwerp, even kort, gaat over de inzet van jagers en dergelijke bij het afvoeren van wilde vogels. Daar heeft de minister ook iets over gezegd. Het werd voor mij nog niet helemaal duidelijk op welke manier we de onduidelijkheid onder de jagers over wat ze nou wel en niet mogen doen, kunnen aanpakken en wat we daaraan kunnen doen, zodat we ook die extra handen in het veld kunnen benutten.

Minister Wiersma:

Het is mij niet bekend welke onduidelijkheden er bestaan. Dat is niet een signaal dat mij bekend is. Als de heer Flach dat kan expliciteren, dan kan ik daar wellicht op reageren.

De heer Flach (SGP):

Dat zou ik buiten de vergadering kunnen doen, maar het is voor mij voldoende als de minister in dit debat kan aangeven of ze in gesprek wil gaan met de organisaties waarin de jagers verenigd zijn om te kijken wat de mogelijkheden zijn, want hier ligt echt een kans.

Minister Wiersma:

In mijn beleving loopt dit heel goed. Hier zijn verschillende lijnen voor binnen gemeentes. Die hebben over het algemeen tonnen staan waar de kadavers naartoe kunnen worden gebracht. Maar als er een signaal is dat dat bij deze groep mensen, die toch veel in het veld zijn, niet bekend is, wil ik dat wel oppakken.

De voorzitter:

U vervolgt uw beantwoording.

Minister Wiersma:

Dan hebben we het over de vaccinatie. Het is goed om te zien dat er in het parlement breed draagvlak lijkt te zijn om over te gaan tot grootschalige vaccinatie van pluimvee. U vindt in mij een bondgenoot, want ook ik ben daar voorstander van. Zoals u weet, zijn we het afgelopen jaar begonnen met een pilot. In mijn introductie heb ik mijn medewerkers bedankt. Er zit echt heel veel werk in om de handelsbelemmeringen weg te nemen. Er is een heel intensief traject voorafgegaan aan de pilot. We zijn nu op het punt dat die pilot gedraaid heeft. Daarnaast is er ook een veldproef geweest. De resultaten daarvan geven meer inzicht en zullen in het eerste kwartaal van 2026 met uw Kamer gedeeld worden.

Voor de pilot geldt — daar hebben we het eerder ook over gehad — dat de producten binnen Nederland moesten worden afgezet. Dat gaat over het algemeen goed. De internationale acceptatie van de producten van pluimvee levert echter nog steeds problemen op. Er is gevraagd hoe rationeel dat is en of je dat uit kunt leggen omdat er al veel gevaccineerd wordt in pluimvee. Dat zijn geen rationele argumenten. Het verschil tussen het ene vaccin en het andere kan ik ook niet uitleggen. Desalniettemin zijn er landen die hun eigen overwegingen daarin maken, wat toch handelsbelemmeringen oplevert. Ik heb met een aantal belangrijke handelspartners — dan heb ik het bijvoorbeeld over de VS en het Verenigd Koninkrijk — in januari een fysieke bijeenkomst georganiseerd in Nederland, om zo deze landen hiernaartoe te halen en het met ze te kunnen hebben over vaccinatie van pluimvee. De Wereldorganisatie voor diergezondheid is daar ook bij, net als de Europese Commissie. Er wordt vanuit mijn departement en vanuit mij persoonlijk dus volop ingezet op het creëren van draagvlak om die handelsbelemmeringen weg te nemen, zodat we over kunnen gaan tot grootschalige vaccinatie. Daarbij is ook een stukje maatschappelijke acceptatie binnen de markt noodzakelijk. Dat is aan de sectoren zelf. Uiteraard geef ik ze daar wel alle steun bij die ik kan bieden om die te realiseren.

Dan de resultaten van de veldproef en de pilot, en de stappen die ik wil gaan zetten richting grootschalige vaccinatie. Daarover zal uw Kamer in het eerste kwartaal van 2026 geïnformeerd worden. Dan zullen we daar ongetwijfeld weer het debat over voeren. Maar weet dat daar volop op wordt ingezet.

Er is gevraagd of we dit ook Europabreed zouden kunnen doen. Mijn beeld is dat we dat niet Europabreed gaan doen, omdat er een aantal lidstaten zijn waar dit, maar ook vogelgriep in algemene zin, geen problemen oplevert. Daardoor is de bereidheid om dat in de hele Europese Unie te doen er in mindere mate. Maar er zijn een aantal landen, zoals Duitsland, waar dit wel meer speelt. Daar zal ik ook contact mee blijven onderhouden.

Mevrouw Den Hollander (VVD):

De minister gaat in op de handelsbelemmeringen en op de inzet. Bij het doen van mijn huiswerk voor dit debat, heb ik onder andere gesproken met de sector. Daarbij werd benadrukt dat het aan de sector is om die markt daadwerkelijk zover te krijgen. U doet alles om de sector daarin te ondersteunen, maar in hoeverre kunt u nog harder met uw vuist op tafel slaan in Europa en ook tegen Europese landen zeggen dat zij hun sector, hun markt, daartoe moeten dwingen? Het is een in Europa toegelaten vaccin. Het is dus geen discussie met de overheden, maar een discussie met de markt over de handel in Europa en vooral over de eieren die massaal naar Duitsland gaan.

Minister Wiersma:

De handel binnen Europa vormt niet het probleem. Vooral bij de handel daarbuiten lopen we tegen handelsbelemmeringen aan. Die zaken kun je niet los van elkaar zien, omdat die landen op dit moment verzekerd willen zijn van het feit dat eieren of ander materiaal van gevaccineerd pluimvee niet bij hen in de ketens terechtkomt.

De voorzitter:

Mevrouw Den Hollander. Spreekt u via de voorzitter, zeg ik erbij.

Mevrouw Den Hollander (VVD):

De handel buiten Europa is vooral in vlees, maar de handel in eieren is grotendeels met Duitsland, heb ik begrepen. Dat is een Europees land. Het hoort bij de Europese Unie. Hierbij is de markt de beperkende factor en niet de overheid zelf. Kan de minister aangeven op welke wijze er extra gedrukt wordt — dan heb ik het over de overheidslijn — om die markt daartoe te bewegen?

Minister Wiersma:

Bij de markt gaat het uiteindelijk ook om een stukje draagvlak en acceptatie. Dat is aan de sector zelf. Wat doe ik? Ik trek samen op. In de Landbouw- en Visserijraad ben ik pleitbezorger van het idee om met elkaar over te gaan tot grootschalige vaccinatie. Ik herken het beeld wat betreft vlees en eieren. Wat betreft verwerkte producten is het zo dat die eieren wel degelijk verwerkt worden in andere producten die wel weer geëxporteerd worden naar buiten Europa. Er zijn dus best nog wat belemmeringen als het gaat om het garanderen hiervan, maar ik doe mijn uiterste best om draagvlak te creëren, wat mij betreft liever vandaag dan morgen.

Dan had mevrouw Podt de vraag of wij bereid zijn om in februari in kaart te brengen wat er nodig is om grootschalig te kunnen vaccineren en wat de kosten daarvan zijn. Het antwoord is dat ik daar stapsgewijs aan werk. Daar hoort een praktische uitvoering bij. Het gaat bijvoorbeeld om het uitvoeren van de surveillance en andere logistieke zaken, kosten en baten. Ik zal in het eerste kwartaal, tezamen met die andere punten, de Kamer informeren over de voortgang en de voorbereiding.

Mevrouw Podt (D66):

Gisteravond tijdens het debat had ik een interruptiedebatje met de minister over belangenwegingen. Daar gaat dit eigenlijk ook over. We hebben het nu al best wel lang over de belangenweging: wat doet het met de markt? Dat is niet onbelangrijk, maar er spelen ook nog andere belangen: de gezondheid van de pluimveepopulatie in Nederland, van de wilde vogels, de biodiversiteit, de gezondheid van Nederlanders, andere maatschappelijke kosten die daarbij spelen, enzovoort, enzovoort, enzovoort. Ik vroeg de minister niet om het in zijn algemeenheid in kaart te brengen. Ik heb het omgedraaid. Ik heb gezegd: wat heb je nou nodig als je dit binnen een jaar wil doen? Anders lopen we er namelijk tegenaan dat al die andere kosten blijven stijgen en wij ons nog steeds alleen op de markt focussen. Dat wil ik niet doen.

Minister Wiersma:

Binnen een jaar is denk ik niet realiseerbaar. Wij doen dit zo snel mogelijk. Daarvoor moeten echt heel veel stappen gezet worden en daar werkt mijn ministerie aan. Nogmaals, het kunnen doen van de pilot met de vaccinatie heeft echt een hele lange voorbereidingstijd gehad. Er worden echt stappen gezet, maar het heeft wel de tijd nodig die het vereist. Binnen een jaar, dat zie ik niet vliegen.

Mevrouw Podt (D66):

Ik wil de minister toch uitdagen om te kijken wat daarvoor nodig zou zijn. Dan wil ik haar ook vragen — dat was ook een onderdeel van mijn vraag — om in te gaan op wat er gebeurt op het moment dat het langer duurt. Het punt is natuurlijk dat dat ook geld kost. Het kost ook geld als we steeds al die kippen moeten doden. Het kost ook geld als we allerlei maatschappelijke kosten krijgen omdat mensen er ziek van worden. Het kost ook geld om straks weer allerlei herstelmaatregelen te nemen voor wilde vogels die sterven. Om als kabinet, als een komend kabinet, maar ook als Kamer die belangenweging goed te kunnen maken, moeten al die belangen meegenomen worden. Ik wil graag een projectie of een scenario van de minister van wat dat zou kosten.

Minister Wiersma:

Ik kan een globale kostenindicatie van grootschalige vaccinatie meesturen bij de stukken die in het eerste kwartaal van 2026 komen, maar er worden hier wel een aantal zaken aan elkaar gelinkt: mensen die ziek worden en de wilde vogelpopulatie. Grootschalige vaccinatie in de pluimveesector zal op die gebieden niet direct een impact hebben. Je kunt die niet aan elkaar linken zoals mevrouw Podt dat hier doet.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):

Als de minister dat vindt, dan kan ze dat natuurlijk ook onderbouwen in een brief. Dat is wat ik vraag.

Minister Wiersma:

Ik heb toegezegd dat ik in ieder geval een kostenindicatie, een inschatting van de kosten die daarmee gepaard gaan, kan meesturen bij de stukken van het eerste kwartaal.

De heer Koorevaar had ook een vraag over het meekrijgen van de handelspartners. Volgens mij heb ik die vraag beantwoord. Er is in januari een bijeenkomst met de belangrijkste handelspartners. Bijvoorbeeld Canada is er daar een van. Daar wordt echt hard aan gewerkt.

Mevrouw Den Hollander had ook een vraag over de handelsbelemmeringen. Die hebben we zonet al besproken.

Mevrouw Van der Plas had een vraag over de interesse in andere landen om te gaan enten. Volgens mij heb ik die ook al beantwoord in mijn eerste introductie. Dit is niet in ieder land een probleem. Ik ben hier natuurlijk over in gesprek met de collega's die ook tegen deze problematiek aanlopen, maar hier zal niet in iedere lidstaat draagvlak voor zijn.

De heer Graus (PVV):

Wat ik heel belangrijk vind, is het volgende. Daar heeft mijn fractie me ook het veld mee in gestuurd. Stel dat er nog meer gevaar gaat ontstaan voor dieren en voor mensen en er toch ingegrepen zal moeten worden. Stel dat landen nu wel moeilijk gaan doen. Dan willen wij toch graag weten wat de mogelijke gevolgen kunnen zijn, want we moeten dat wel allemaal kunnen meenemen. Daar zal dan ook financiële dekking voor moeten zijn. Waar zal die vandaan moeten komen? Wij willen ons toch voorbereiden op worstcasescenario's, zoals dat heet. Dat zou ik graag willen weten van de minister.

Minister Wiersma:

Wat ik kan doen, is het volgende. Bij de stukken waarbij we een kostenindicatie willen meesturen over wat het opschalen van de vaccinatie gaat kosten, kunnen we ook wel even toevoegen welke waarde het deel dat buiten Europa wordt afgezet, in economische zin vertegenwoordigt. Dat kunnen we wel even meenemen. Dat lijkt mij relevante informatie.

De voorzitter:

Bent u daarmee aan het einde gekomen van uw kopje vaccinatie?

Minister Wiersma:

Nee, of misschien. We hebben al heel veel besproken, dus het zou kunnen dat een aantal vragen al wel beantwoord is. Maar als u mij toestaat, voorzitter, ga ik nog even door.

De voorzitter:

Zeker.

Minister Wiersma:

Mevrouw Bromet vroeg of er onduidelijkheid is over de uitvoering in het veld van het vaccinatieprogramma.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik heb geen vragen gesteld.

Minister Wiersma:

O, nou, dat scheelt.

We hebben het ook al gehad over de markt overtuigen.

De heer Boomsma had nog een vraag over het monitoren, over of dat iedere week moet. Hij vroeg of dat qua kosten representatief is. In de EU is de vaccinatie geregeld. Dit kan dus, zoals ik net al zei, hetzij onder voorwaarden. De afzet van producten is dus mogelijk. Het surveillanceprogramma wordt op dit moment daar bekeken en wordt hoogstwaarschijnlijk minder intensief. Het klopt dat dat nu wekelijks is, maar in Europees verband wordt er nu naar gekeken om dat minder intensief te maken. Daarnaast werk ik, zoals zojuist al aan het licht kwam, alle zaken uit om vaccinatie mogelijk te maken. De voortgang en de resultaten daarvan neem ik mee in het informatiestuk dat in het eerste kwartaal naar de Kamer gaat.

Mevrouw Van der Plas vroeg hoelang de pilot nog loopt en wanneer de resultaten verwacht worden. Die laatste vraag heb ik al beantwoord; in het eerste kwartaal ga ik ook de eerste resultaten van de veldproef en de pilot delen. De pilot loopt door tot december 2026. In het eerste kwartaal krijgt u een update van hoe dat loopt.

Ja, de pilot loopt tot december 2026 door, dus nog een jaar.

De voorzitter:

Debatteren doen we via de microfoon, zeg ik tegen de heer Koorevaar.

Minister Wiersma:

Ik kon hem wel verstaan, voorzitter, maar u hebt gelijk.

De PVV, de heer Graus, had een vraag over vaccinatie op de lange termijn. Hij vroeg wat de gevolgen op de lange termijn zijn van het vaccineren van vogels. Het antwoord is dat vaccins geen gevolgen hebben voor de gezondheid van dier en mens. Vaccins zijn veilig. Mocht een besmetting met het virus in een gevaccineerd koppel optreden, dan wordt dat opgespoord door het surveillanceprogramma. Dan zal het koppel alsnog moeten worden geruimd. Dat zorgt ervoor dat de kans op verspreiding door vogels die geen verschijnselen vertonen, wordt verkleind. Ik zie voor de vogels zelf dus geen langetermijngevolgen.

De heer Graus (PVV):

Omdat ik zelf uit de veterinair farmaceutische industrie kom, heb ik in 2006 meteen gevraagd om antibiotica alleen nog maar curatief in te zetten, na een grondig bacteriologisch onderzoek. Dan kun je gericht, in plaats van dat je met hagel schiet, in een smal spectrum curatief werken met antibioticum in plaats van zomaar preventief. Ik heb daar toen ook gelijk in gekregen. Dat heeft een paar jaar geduurd. Sommige wetenschappers en dierenartsen zeggen — anderen zijn heel erg voor vaccins — dat een virus sneller kan muteren door te veel inzet, een overmatige inzet of een foute inzet van vaccins.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Graus (PVV):

Het gaat ook om welke vaccins je gebruikt. Ik wil wel dat dat nu wordt meegenomen.

De voorzitter:

De minister.

De heer Graus (PVV):

Want bij antibiotica werd toen ook gezegd dat dat allemaal onzin was en toch bleek het echt zo te zijn. Antibioticaresistentie is bekend. Het ministerie heeft ingezet op de preventie van antibiotica. Je moet het niet zomaar preventief gebruiken, maar curatief en heel gericht. Dat wil ik nu ook vragen wat betreft vaccins.

De voorzitter:

De minister.

De heer Graus (PVV):

Want er zijn heel veel … Dit is het laatste wat ik wil zeggen. Heel veel dierenartsen die voor vaccinatie zijn, zeggen ook: voor sommige dingen hoef je niet ieder jaar te vaccineren; dat is onzin. Dat zeggen die dierenartsen zelf.

De voorzitter:

Ja, het punt is helder.

De heer Graus (PVV):

Anderen zijn commercieel en zeggen: het moet wel ieder jaar. Maar laten we dat alstublieft toch even meenemen.

Minister Wiersma:

Ik begrijp het punt dat de heer Graus maakt. Maar ik denk wel dat de bestrijding van bacteriën anders werkt dan het toepassen van vaccins voor virussen. Ik zit hier met een dierenarts en een arts in de zaal, dus ik ben met mijn achtergrond heel voorzichtig om daar uitspraken over te doen. Volgens mij is dat gelegen in het feit dat het vaccin voldoende actief moet blijven. We moeten goed bekijken of eenmalige vaccinatie afdoende is of dat de werking op den duur vermindert, waardoor er bijvoorbeeld een booster nodig is om optimale bescherming te behouden. Daar is aandacht voor. Daar wordt zorgvuldig naar gekeken. Dat zit allemaal in de weging die we gemaakt hebben. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat de gezondheid van dier en mens hier niet ter discussie staat.

De voorzitter:

U vervolgt.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter, ik heb nog een laatste vraag.

De voorzitter:

Ja, maar dan wel echt heel kort, meneer Graus, want u bent breedsprakig.

De heer Graus (PVV):

Dat weet ik, voorzitter. Ik denk dat er ooit een parlementaire enquête komt over vaccins, ook over humane vaccins. Ik wil me toch indekken. Ik heb ooit in een parlementaire enquêtecommissie gezeten. Ik heb toen mensen met een natte bilnaad tegenover me zien zitten. Ik wil dat niet. Ik wil me indekken. Ik wil toch gezegd hebben dat wetenschappers en ook dierenartsen zeggen dat er mogelijk virusresistentie kan ontstaan door een verkeerd of overmatig gebruik van vaccins. Dan heb ik het in ieder geval gezegd!

De voorzitter:

U heeft het gezegd.

De heer Graus (PVV):

Dan kan mijn fractie nooit worden opgeroepen dadelijk voor een verhoor of weet ik wat allemaal, want ik heb me nu ingedekt en heb het gezegd. Als er geen meerderheid voor ontstaat, dan houdt het op voor mij, maar dan heb ik in ieder geval gewaarschuwd. Dat is het minste wat ik kan doen.

De voorzitter:

Het staat voor de eeuwigheid opgetekend in de Handelingen.

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, meneer de voorzitter.

Minister Wiersma:

Natuurlijk hebben wij oog voor de genoemde zaken.

Ik had nog de vraag van de heer Flach of versoepeling van controleregels mogelijk zou zijn om op dat punt wat te bewegen. Op dit moment is binnen de Europese Unie vaccinatie dus mogelijk en het verplichte surveillanceprogramma wordt, zoals ik de heer Boomsma net al antwoordde, waarschijnlijk minder intensief. Maar dat is wel vanuit Europa geregeld. Daar wacht ik op dit moment dus op. In de loop van '26 verwacht ik daar een aanpassing op en zal ik uw Kamer daar ook over informeren.

De heer Graus had nog een vraag over financiële compensatie, maar daar hebben we het zojuist ook over gehad.

Dan heb ik nog één blokje, voorzitter. Mevrouw Podt van D66 wil graag een overzicht van de stappen die de provincies zetten. Het antwoord is dat het natuurlijk primair aan de provincies is om vorm te geven aan gebiedsgerichte maatregelen en in hoeverre zij daarbij rekening willen houden met dierziekten of zoönoserisico's. Zelf ben ik bezig met het uitwerken van de impactanalyse van de structuurmaatregelen. Bij de besluitvorming daarover zullen de medeoverheden nauw betrokken worden.

Mevrouw Podt (D66):

Ik probeer even toe te lichten waarom dat voor mij niet echt een heel erg bizarre vraag was. Dit was namelijk een expliciete inzet van de voorganger van deze minister. Dan kan de minister wel zeggen: goed, daar heb ik niet zo veel mee. Maar het is wel beleid dat ingezet is vanuit Den Haag, namelijk om provincies te motiveren ten aanzien van die zogenaamde — ik kan het ook niet helpen, zo heet het nou eenmaal — "meekoppelende structurerende keuze dierziekten en zoönosen in het NPLG". Ik wil heel graag weten wat daarmee gebeurd is. Daarom heb ik de minister gevraagd om daarvan een overzichtje te maken.

Minister Wiersma:

Voor zover bekend bij mijn departement kan ik dat meesturen met de informatie die in het eerste kwartaal wordt meegestuurd. Wat betreft de structurerende keuzes van het NPLG: het NPLG is er niet meer. Zoals ik net al zei, loopt er op dit moment een impactanalyse van de structuurmaatregelen vogelgriep. Die wordt hopelijk binnenkort opgeleverd. Op basis daarvan zullen we weer verder kijken.

Mevrouw Podt (D66):

Ik zou bijna zeggen: toch jammer dat het NPLG weg is. Maar goed, daar gaat dit debat niet over. Het punt is natuurlijk dat we allemaal weten dat verschillende provincies, gelukkig maar, gewoon doorgegaan zijn met die gebiedsprocessen. Daar gaat het op dat moment dan ook om. En mooi: als die impactanalyse er komt, dan kan dit er misschien gewoon in gefietst worden.

Minister Wiersma:

De impactanalyse ziet niet per se toe op ... Ja, het is per provincie, maar meer in algemene zin. Ik zal kijken wat ik daarvan mee kan nemen in het eerste kwartaal '26.

De voorzitter:

U vervolgt.

Minister Wiersma:

De volgende vraag komt van mevrouw Bromet: waarom houden we de nieuwe pluimveebedrijven in waterrijke gebieden niet tegen? Dat zijn zeer ingrijpende maatregelen. Je hebt echt een goede onderbouwing nodig als je zoiets zou willen doen. Bovendien heb je daar nieuwe wettelijke bevoegdheden voor nodig. Dat is ook de reden dat we die impactanalyse van dergelijke maatregelen doen. Dat is op verzoek geweest van het parlement. In het eerste kwartaal van '26 wordt die verwacht. Zoals ik al zei, zal ik daarna uw Kamer daarover informeren.

De heer Boomsma had nog gevraagd of er andere regio's in Europa zijn met een vergelijkbare dichtheid van pluimvee. Het korte antwoord daarop is: in principe niet. Het pluimveedichte gebied in Nederland is redelijk uniek, maar als we kijken naar het type bedrijven — hoe groot zijn de bedrijven en hoe wordt pluimvee daar gehouden? — dan is dat niet uniek. Dan is dat in Europa een gebruikelijke wijze van huisvesting van pluimvee, ook qua dieraantallen. Alleen, in Nederland hebben wij echt een geconcentreerd gebied met veel pluimvee.

De compensatie voor de dierenhulporganisaties. Op de vragen daarover heeft de minister van VWS al antwoord gegeven: wij komen ze tegemoet. Nogmaals dank voor alle inzet die jullie plegen op dit onderwerp en voor de hulp die jullie bieden.

Mevrouw Bromet had nog een vraag over communicatie richting mensen die werken met pluimvee en wat wij daar op dit moment aan doen. De sectorpartijen doen veel aan communicatie hierover: AVINED, maar ook LTO. De ruimingsmedewerkers die voor de NVWA werken, doen dit ook. Het contact met hobbyhouders verloopt via partijen zoals KleindierNed en de gemeentes. Als er sprake is van een met vogelgriep besmette locatie, dan loopt het contact over de humane risico's via de GGD. Zij nemen dan ook contact op met de pluimvee- of hobbyhouder.

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik vind de beantwoording te lang duren, zeker omdat er allemaal vragen beantwoord worden die ik niet gesteld heb. Ik heb net al gezegd dat ik haar geen vragen heb gesteld.

De voorzitter:

Het valt oprecht wel mee met de beantwoording qua tijd. Ik vind dat we er vlot doorheen lopen, dus ik wil de minister oproepen om vooral op die koers verder te gaan.

Minister Wiersma:

Dank, voorzitter. Ik heb er nog twee. De heer Graus had een vraag over de pre- en probiotica. Hij vroeg of ik met een reactie daarop kan komen. Volgens mij had mevrouw Den Hollander daar vanuit haar expertise ook al het een en ander over gezegd. Natuurlijk kan dat aanvullend werken bij dierziekten. Dat geldt ook voor goede verzorging, hygiëne en voeding. Alles wat de diergezondheid kan ondersteunen, helpt daarbij. Dus zeker.

De heer Graus (PVV):

Ik zal het heel kort houden. De fytotherapeutica is eigenlijk het belangrijkste. Ik haalde nog kurkuma aan bij kanker en zo. Dat is nog veel belangrijker dan pre- en probiotica, vanuit mijn visie gezien. Dat zou ik graag meegenomen willen hebben. Ik noem het in het kader van preventie, maar ook zelfs in het kader van curatief behandelen. Want het gebeurt humaan ook, hè. Dus dat zou ik graag meegenomen willen hebben vlak voor de kerst, als kerstgedachte.

Minister Wiersma:

Er is aandacht voor. Als het gaat om preventie, zetten wij vanuit het Rijk in op vaccinatie. We hopen op te schalen op de kortst mogelijke termijn. Waar het gaat om pre- en probiotica of de fytotherapie, waar de heer Graus het over heeft: het is aan de pluimveehouder zelf om te kijken of dat iets kan zijn voor zijn bedrijf. Ik weet wel dat er in toenemende mate belangstelling is voor dergelijke ontwikkelingen, ook vanuit de agrarische sector.

Tot slot is er nog één vraag van mevrouw Beckerman over het instellen van een fokbeperking zolang de pandemie duurt. Het korte antwoord is: er is geen juridische basis voor om dat te doen. Op dit moment geldt er al een beperkingszone. Daar geldt ook een aanvoerverbod van pluimvee op het moment dat een bedrijf geraakt is. Er geldt een wettelijke leegstandsperiode waarna de stal moet worden schoongemaakt. Vervolgens controleert de NVWA dat en is er geen verhoogd risico op herbesmetting. Dat is het antwoord.

Mevrouw Beckerman (SP):

Oké, maar ik had nog een antwoord tegoed over die voorlichtingscampagne.

Minister Wiersma:

Daar kom ik in de tweede termijn op terug. Ik heb nu niet scherp of dat loopt.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik heb daar een motie over in voorbereiding. Mag ik 'm heel kort toelichten? Ik hem 'm net ook bij de andere minister toegelicht.

De voorzitter:

Zeker.

Mevrouw Beckerman (SP):

We hebben er eerder voor gepleit en er is ook een motie over aangenomen. We hoorden net ook weer signalen van mensen die op de dierenambulance rijden. Zij komen bij mensen die bijvoorbeeld een zieke vogel mee naar huis nemen en die die soms zelfs in de woonkamer zetten, bij de kinderen, bij de kittens. Dat komt omdat mensen denken: o, wat zielig. Maar dat kan eigenlijk niet. We zouden een niet-paniekzaaierige, maar gewoon feitelijke campagne moeten hebben waardoor mensen weten: dit moet ik doen als ik zo'n vogel zie rondtollen of pijn zie lijden. Dat was de vraag. Het kan ook in de tweede termijn, maar dan weet u dat er een motie aankomt.

Minister Wiersma:

Ik kom daar zo even op terug.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ja.

De voorzitter:

Akkoord. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik stel de leden voor meteen verder te gaan met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef daarvoor het woord aan het lid Kostić voor haar inbreng namens de Partij voor de Dieren.

Termijn inbreng

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank, voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de commissie-Van Dijk naar aanleiding van de Q-koortsepidemie al in 2010 dringend adviseerde het ministerie van VWS doorzettingsmacht te geven bij de bestrijding van besmettelijke dierziekten, maar dat die aanbeveling nooit is opgevolgd;

constaterende dat de Kamer in 2020 bijna unaniem een motie (25295, nr. 379) heeft aangenomen om het ministerie van VWS doorzettingsmacht te geven bij besmettelijke dierziekten, maar dat deze motie niet wordt uitgevoerd;

constaterende dat de Algemene Rekenkamer het in 2022 "zorgelijk" noemde dat de minister van VWS nog altijd geen doorzettingsmacht heeft gekregen;

verzoekt de regering het ministerie van VWS alsnog doorzettingsmacht te geven bij de preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kostić, Graus en Beckerman.

Zij krijgt nr. 313 (28807).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op dit moment ongeveer 25% van wilde eenden besmet is met vogelgriep, en mogelijk zelfs meer;

constaterende dat er steeds minder wilde eenden zijn en deze iconische soort daarmee langzaam uit het Nederlandse landschap verdwijnt;

constaterende dat op dit moment het hobbyjachtseizoen op de wilde eend gewoon is geopend, en het nu dus is toegestaan om deze dieren voor je plezier te doden;

constaterende dat we niet weten welke gevolgen de massale vogelgriepbesmetting heeft voor de al afnemende populatie;

constaterende dat mensen die in aanraking komen met vogels die zijn besmet met vogelgriep er onbedoeld voor kunnen zorgen dat vogelgriep zich verder verspreidt en een verhoogd risico hebben om zelf vogelgriep op te lopen;

verzoekt de regering om de hobbyjacht op wilde vogels stil te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kostić, Graus en Beckerman.

Zij krijgt nr. 314 (28807).

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Podt, D66.

Mevrouw Podt (D66):

Voorzitter. Ook ik heb twee moties. Ik heb daar al wat interruptiedebatjes over gehad met de minister, maar ik dacht dat ik haar toch een klein beetje kan aanmoedigen, want het enthousiasme klotste nog niet over de plinten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de grootschalige en preventieve vaccinatie de enige manier is om de huidige H5N1-variant van het vogelgriepvirus in de pluimveehouderij onder controle te krijgen;

overwegende dat de vaccinatiepilots veelbelovend zijn en we alles op alles moeten zetten om al op zeer korte termijn de vaccinatie-uitrol paraat te hebben om zo nieuwe griepgolven te voorkomen;

verzoekt de regering in kaart te brengen wat er logistiek, juridisch, beleidsmatig en in het kader van handel nodig is om uiterlijk in 2027 een grootschalig vaccinatieprogramma uit te rollen;

verzoekt de regering te schetsen welke projecties er zijn ten aanzien van vogelsterfte, de kans op gezondheidsschade bij zoogdieren en mensen, en de maatschappelijke en financiële consequenties daarvan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Podt.

Zij krijgt nr. 315 (28807).

Mevrouw Podt (D66):

De tweede.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het risico op zoönosen, zoals de vogelgriep, aanzienlijk groter is in gebieden met hoge pluimveedichtheid, hoge dichtheid van pluimveebedrijven en in de buurt van waterrijke gebieden;

overwegende dat er daarom eerder werd ingezet op "meekoppelende structurerende keuzes" om via de gebiedsplannen de risico's te verkleinen, maar dat die plannen zijn geschrapt;

van mening dat het voorkomen van een nieuwe endemische zoönose een plicht van de overheid is om daarmee ook te voorkomen dat er miljoenen dieren gedood worden, boeren enorme schade lijden en om een mogelijke pandemie voor te zijn;

verzoekt de regering om binnen een maand na het reces een overzicht naar de Kamer te sturen met de stappen die de provincies hebben gezet, wat er wellicht nog in de weg zit en welke andere mogelijke structurerende keuzes er binnen gebiedsplannen zijn om dierziekten en zoönosen te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Podt.

Zij krijgt nr. 316 (28807).

Dank u wel. Het woord is aan de heer Koorevaar namens de fractie van het CDA.

De heer Koorevaar (CDA):

Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ook dit jaar landelijk weer ingrijpende maatregelen tegen vogelgriep gelden en uitbraken van vogelgriep inmiddels jaarlijks terugkeren;

constaterende dat de vaccinatie van pluimvee een belangrijke oplossingsrichting biedt, maar de toepassing daarvan wordt belemmerd doordat andere landen producten van gevaccineerde dieren niet toelaten;

constaterende dat er een vaccinatieveldproef wordt gehouden, waarbij de eerste resultaten hoopgevend zijn en waarvan de resultaten begin 2026 worden gepubliceerd;

van mening dat grootschalige ruiming leidt tot schade voor pluimveehouders, dierenwelzijn en samenleving en niet langer wenselijk is;

verzoekt de regering om, vooruitlopend op een succesvolle veldproef, voorbereidingen te treffen om met de inzet van extra diplomatieke en technische capaciteit, bijvoorbeeld via een gezant of via extra inzet van de Chief Veterinary Officer, de samenwerking met andere landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Japan en de Verenigde Staten op te zoeken en om te werken aan internationale acceptatie van producten van gevaccineerde kippen in de ketens én gezamenlijke onderzoeks-, vaccinatie- en kennistrajecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koorevaar, Den Hollander, Grinwis, Podt en Boomsma.

Zij krijgt nr. 317 (28807).

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik heb een vraag aan het CDA. Als je je zo zorgen maakt over die landen ver weg, zoals Japan en de andere landen die de heer Koorevaar net nog meer allemaal opnoemde, is dat exportmodel dan überhaupt wel houdbaar? Willen wij als klein land waar de druk op de ruimte zo groot is, nou per se kippen of eieren naar Japan exporteren?

De heer Koorevaar (CDA):

Het is een feit dat bijvoorbeeld tafeleieren echt in de Europese Unie blijven, dat eiproducten soms wel over de grens gaan en dat het aantal landen waar die producten dan heen gaan eigenlijk heel beperkt is. Dat zal waarschijnlijk wel met historie te maken hebben. Maar daar hebben we op dit moment wel mee te dealen. Vandaar dienen we dus ook deze motie in. Uiteindelijk is die ook bedoeld om vogelgriep terug te dringen waar we ook vogels hebben, waar ook ter wereld. We volgen deze strategie. Die wordt wereldwijd ook geaccepteerd en maakt het risico van vogelgriep überhaupt kleiner. Dat is wat ik eerder ook al wilde zeggen en wat ik vanmiddag ook gezegd heb in de Kamer. Dit is dus ook een extra reden om hiervoor te kunnen zijn.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Laten we het bijvoorbeeld over eenden hebben. We fokken hier in Nederland de eenden, met alle risico's van dien, en dan gaat al het eendenvlees Nederland weer uit. Mijn vraag aan het CDA was eigenlijk: vindt het CDA het een wenselijke situatie dat wij de tweede landbouwexporteur van de wereld zijn voor vlees en andere dierlijke producten?

De heer Koorevaar (CDA):

Ik vind dat echt een andere discussie. Ik wil ook graag met u in discussie over de vraag of dat wenselijk is. Ik zal ook eerlijk toegeven: in mijn voorbereiding wist ik bijvoorbeeld niet van zo'n impactanalyse af. Vanmiddag hebben we het er wel over gehad in de Kamer. Het gaat dan met name over een impactanalyse van de dichtheid, denk ik. Ik zal daar zelf ook nog even heel goed naar moeten kijken. Dus ik vraag u ook mij te gunnen dat ik daar nog niet naar gekeken heb, want ik hoor in uw verhalen soms ook wat conclusies richting mij.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Nou nee, ik stel alleen vragen. Het is goed dat de heer Koorevaar ook aangeeft dat er bij het CDA goed nagedacht wordt over een totaalvisie op de landbouw in Nederland en de wenselijkheid van export, want dat is volgens mij wel een van de hamvragen.

De voorzitter:

De heer Koorevaar, via de voorzitter.

De heer Koorevaar (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Ik denk dat we in de agenda, die ook door D66 en CDA gemaakt is, echt wel nadenken over: wat kan waar? Ik denk dat dit ook een agenda kan zijn waarin die impactanalyse kan worden meegenomen. Ik ben dus niet onwelwillend, zeg ik dan maar, ook in voorbereiding op kerst, tegen mevrouw eh ...

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Bromet!

De heer Koorevaar (CDA):

Bromet! Ja, daar is ze! Dat zeg ik dan maar tegen haar. Ik hoop zo meteen nog even een goede bak koffie met haar te drinken om daar nog eens goed over door te praten. Dank u wel.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik kan bevestigen dat die bak koffie met de heer Koorevaar hartstikke goed smaakt. Ik wil nog even doorgaan op het punt van mevrouw Bromet. Kijk, ik snap dat de heer Koorevaar hier verder over moet nadenken, maar hij dient wel deze motie in. Ik heb daar serieus en welwillend naar gekeken, maar het probleem zit er bij ons inderdaad in dat deze motie ervan uitgaat dat we gewoon blijven exporteren en dat we hier al die levende en voelende wezens massaal blijven fokken, met alle gezondheidsrisico's en milieuproblemen van dien. We blijven dan massaal exporteren.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dat is voor ons geen houdbaar systeem. En mevrouw Wiersma ... Sorry, demissionair minister Wiersma heeft net verteld dat vaccinatie in Europa geen probleem is, dus dat het daar geen belemmering vormt. Waarom richt het CDA zich dus juist nu op die wereldwijde markt?

De heer Koorevaar (CDA):

Twee dingen. Allereerst klopt het inderdaad dat registratie van vaccins via de EMA op landniveau eigenlijk geen probleem zou moeten zijn. Maar er wordt ook een inspanning gevraagd om met het vogelgriepvaccin gevaccineerde dieren geaccepteerd te krijgen. Daarvoor is dus een inspanning gewenst. Als dat lukt, dan zijn die dieren daar ook bij gebaat. Dat lukt bijvoorbeeld ook in Duitsland en België, dus heel dichtbij. Ik ken u als iemand die opkomt voor de belangen en de rechten van dieren. Dat doet u met verve en daar wil ik u ook voor appreciëren, of hoe zeg je dat op een hele nette manier? Dat doet u fantastisch; laat ik het zo maar zeggen. Ik kan me dus ook heel goed voorstellen dat u zegt: nou, wat een geweldig idee, want de dieren in Nederland zijn me lief, maar die in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Canada, de Verenigde Staten en Japan ook. Wat mij betreft is dit een uitnodiging aan u om de motie te steunen.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Heel vriendelijk, en dank daarvoor, maar ik hoop toch dat het CDA wat is geëvolueerd in de manier waarop het naar dieren kijkt. Het is in het belang van de dieren dat er zo min mogelijk met hen wordt gesleept en dat ze zo min mogelijk worden gefokt en gedood.

De heer Koorevaar (CDA):

Ik hoor geen vraag. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koorevaar. Mevrouw Bromet ziet af van haar tweede termijn, mevrouw Den Hollander en de heer Boomsma ook. Mevrouw Van der Plas krijgt het woord voor haar de tweede termijn namens de BBB. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Een grootschalige vaccinatiecampagne zonder dat de randvoorwaarden op orde zijn, leidt tot grote handelsbelemmeringen. Dat kan ondernemers onevenredig raken. In Nederland kennen we het recht op eigendom. Als maatregelen niet proportioneel zijn en bedrijven hun producten niet meer kwijt kunnen, kunnen ondernemers dat op de overheid verhalen. Dat kan heel veel geld gaan kosten. Daarnaast gaat het vaccineren niet alleen over een prik: het vereist verplichte, intensieve monitoring door een officiële dierenarts van de NVWA, maandelijkse controles, toezicht bij entingen en laboratoriumonderzoek. Dat zou neerkomen op honderden extra bezoeken per week en tientallen tot mogelijk honderd extra NVWA-dierenartsen, terwijl er nu al een structureel tekort bestaat. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er grote handelsbeperkingen ontstaan bij een grootschalige vaccinatiecampagne tegen vogelgriep;

overwegende dat door strenge Europese wettelijke eisen bij vaccinatie de capaciteit van de NVWA onvoldoende is om een grootschalige enting nu uit te voeren zonder Europese regels te overtreden;

verzoekt de regering, zolang er geen sprake is van een acute noodsituatie, eerst in te zetten op het wegnemen van bestaande belemmeringen die grootschalige vaccinatie mogelijk maken, voordat vaccinatie breed wordt ingezet in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 318 (28807).

Dank u wel.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb geen interrupties gehad en heb me helemaal rustig gehouden. Er zijn drie mensen die geen tweede termijn hebben. Zou ik deze motie nog even mogen indienen?

De voorzitter:

Gaat uw gang. Vooruit. Het wordt kerst.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Heel fijn. De motie is heel kort.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment geen duidelijk vastgestelde samenhang lijkt te zijn tussen besmettingen van pluimveebedrijven met vogelgriep en waterrijke natuurgebieden;

verzoekt de regering om te onderzoeken of en in welke mate waterrijke natuurgebieden nog van invloed zijn op de verspreiding van vogelgriep en de Kamer daarover te informeren voor de zomer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 319 (28807).

Dank u wel.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Alstublieft. Ik wil bij dezen iedereen een heel gezegend, zalig en fijn kerstfeest en alvast een heel goed 2026 wensen. Aan alle mensen die hier in de Kamer werkzaam zijn, de politie, de restaurantmedewerkers: zeer veel dank allemaal. Ik hoop iedereen in 2026 in goede gezondheid terug te zien. Dat geldt ook voor de mensen op de tribune. Ik zie dat een mevrouw op de tribune een hele mooie trui aan heeft.

De voorzitter:

Wij wensen u niets minder dan hetzelfde toe, mevrouw Van der Plas. Mevrouw Beckerman namens de SP in tweede termijn.

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter. Ik begin met twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vogelgriep zich regelmatig voordoet en risico's oplevert voor dieren en volksgezondheid;

overwegende dat duidelijke en toegankelijke voorlichting noodzakelijk is om burgers te informeren over hoe te handelen bij (vermoedelijk) besmette vogels;

verzoekt de regering een landelijke voorlichtingscampagne te starten over vogelgriep en over de handelwijze bij het aantreffen van besmette of dode vogels,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Kostić, Podt en Graus.

Zij krijgt nr. 320 (28807).

Mevrouw Beckerman (SP):

Dan mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet €100.000 heeft toegezegd voor het vergoeden van dierenhulpverleners;

constaterende dat, gelet op de steeds terugkerende uitbraken van vogelgriep, de inzet van dierenhulpverleners geen incidenteel maar een structureel karakter heeft;

constaterende dat de Kamer met de aangenomen motie op stuk nr. 271 (29683) de regering reeds heeft opgeroepen te komen tot een structurele vergoeding voor dierenhulpverleners;

verzoekt de regering om te komen tot structurele financiering voor dierenhulpverleners en de Kamer daarover voor de Voorjaarsnota te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Kostić en Graus.

Zij krijgt nr. 321 (28807).

Mevrouw Beckerman (SP):

Bij de tweede motie zou ik willen opmerken dat we daar een debatje over hebben gehad met de minister van VWS. Hij zei dat dat kan, maar dat de vormgeving een uitdaging is. Je hoeft niet elk jaar hetzelfde over te maken; je kan tekorten hebben. Daar kan het kabinet bij de uitvoering van deze motie dus heel goed rekening mee houden. Als we dit vóór de Voorjaarsnota doen, kunnen we het daarbij ook nog hebben over de financiering hiervan. Dat is mijn oproep.

Ik zie dat ik ook door mijn tijd heen ben, dus ik kan niet tegen iedereen zeggen wat voor mooie kleren ze aanhebben, maar ik kan wél iedereen hele fijne feestdagen en alvast een strijdbaar nieuwjaar wensen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Beckerman. Ook u wensen wij datzelfde toe. Meneer Graus, u krijgt het woord in de tweede termijn namens de PVV.

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Dank voor alle toezeggingen van de kant van de regering en de samenwerking in de Kamer. Dank daarvoor. Ik heb een viertal moties medeondertekend.

Allereerst is er de motie over de commissie-Van Dijk en de doorzettingsmacht van VWS. Dat is destijds ook al gesteund door mij en mijn oud-fractiegenoot Fleur Agema, de latere minister van VWS.

Ik heb ook de motie over plezierjacht medeondertekend. De PVV is al negentien jaar überhaupt tegen plezierjacht, laat staan jacht tijdens een periode met zieke dieren, die dan verspreid en opgejaagd raken. We zijn sowieso tegen plezierjacht, maar dan helemaal.

Dan hebben we nog de motie over de voorlichting. Daar zijn we ook groot voorstander van. Wat moet je doen als je dode of zieke dieren aantreft?

Uiteraard bedankt voor de structurele steun aan de dierenambulances, mevrouw de minister.

Ik dank ook alle Apenrotsbewoners hier, waaronder ook u, meneer de voorzitter, en zeker ook de bodes, de mensen van het personeel en de politie, iedereen. Vandaag dank ik ook speciaal de helden op de publieke tribune. Ze zitten daar in fluorescerend geel. Ik ben onlangs met een dierenambulance mee geweest. Ik weet wat voor zwaar werk jullie moeten doen. Het is a hell of a job, vooral als je van dieren houdt. Dan is het heel pijnlijk om dat werk te moeten doen. Jullie zijn helden. Ik wens jullie allemaal een gezegend kerstfeest en een gezond 2026. Alle goeds.

De voorzitter:

Meneer Flach heeft nog een interruptie. Gaat uw gang.

De heer Flach (SGP):

Dank voor de goede wensen, collega Graus. Die wens ik u wederkerig toe.

De heer Graus (PVV):

Niet over de wolf beginnen, hè. Want dan ben ik weg.

(Hilariteit)

De heer Flach (SGP):

Dat hebben we te lang niet gedaan. Misschien moeten we weer eens samen een debat aanvragen. Mijn vraag gaat over de plezierjacht. Dat woord is een aantal keer gebruikt in dit debat, maar het bestaat helemaal niet. Jacht is niet voor het plezier.

De heer Graus (PVV):

De hobbyjacht dan.

De voorzitter:

Nee, meneer Flach is aan het woord.

De heer Flach (SGP):

De jacht heeft een nadrukkelijk beheerdoel, namelijk om te voorkomen dat populaties te groot worden en dat er daardoor zwakke dieren ontstaan. Die jacht is aan strakke regels gebonden. Sterker nog, beheerders van bepaalde percelen hebben zelfs een plicht om dat te doen. Dus misschien moeten we het woord "plezierjacht" voortaan niet meer gebruiken. Dat is mijn oproep aan de heer Graus.

De heer Graus (PVV):

Ik ben het daar in zekere zin mee eens. In de duinen brak een keer een hele nare ziekte uit onder konijnen, myxomatose. Dat is een hele nare doder voor die dieren. Toen heb ik bijvoorbeeld zelf aan jagers gevraagd of ze konden meehelpen die dieren te euthanaseren, want het is natuurlijk verschrikkelijk als je zo'n diertje ziet zitten. Je eigen diertje zou je door een dierenarts laten inspuiten op zo'n moment. Je laat je beste vrienden niet lijden. Dus jagers zijn zeker soms nodig, zeker als het gaat om bijvoorbeeld gevaar voor mensen of andere dieren als een dier helemaal doordraait. Er is ooit weleens een hond afgeschoten die helemaal doordraaide en mensen aanviel. Jagers zijn dus in zekere zin zeker nodig, ook voor noodafschot of euthanasie. In die zin heb ik ook contact en best wel goede relaties met jagers. Alleen, onze fractie is gewoon tegen hobbyjacht, of plezierjacht, hoe je het ook wil noemen. Die jacht is ook niet nodig, denk ik. Ooit komt er schaamte voor het feit dat we dieren voor ons plezier hebben afgeschoten, zoals we ons ooit ook gaan schamen voor het feit dat we gerookt hebben in de auto en zo en daarmee kinderen vervuild hebben.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

De heer Graus heeft het over de plezierjacht op eenden. Ik hoor de SGP zeggen dat dat ook is om te reguleren. Waar in Nederland zijn er te veel eenden? Weet u dat?

De heer Graus (PVV):

In de slachthuizen. Ik ben dankbaar dat u mij deze kans geeft, want hier had ik het nog over willen hebben. Er is één ernstig slachthuis waar eenden worden geslacht en dat iedere keer in opspraak komt. Ik heb daar zelfs een televisieprogramma over gemaakt. Het is schandalig. Daar had ik graag een reactie op gehad van de minister. Ik had daar geen spreektijd voor. Ik heb dat punt niet meer kunnen behandelen. Er vinden momenteel ernstige wantoestanden plaats in de eendenindustrie. Dat ben ik spuugzat. Ik ben er zelf bilateraal ook al mee bezig geweest, buiten de Kamer. Desnoods ga ik het op een andere manier doen, maar dit kan gewoon niet. Er moet iets gebeuren. Daar zitten momenteel te veel eenden. Er wordt tegen geschopt; er wordt mee gegooid. Ik heb die beelden allemaal aan een professor voorgelegd. Die zei: dit is vreselijke dierenmishandeling. Daar moeten deze minister en de NVWA gewoon keihard tegen optreden. Desnoods moeten ze de dierenpolitie inzetten. Bij hun veter pakken, gevangenisstraf, beroepsverbod, houdverbod, sluiten die tent. Er zijn genoeg mogelijkheden. Die hebben we allemaal afgetikt hier in de Kamer. Maar daar erger ik me echt dood aan, echt waar.

De voorzitter:

Maar dat hoort meer thuis bij een debat over de NVWA, denk ik. Tot slot, mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik wilde alleen even het volgende zeggen. Ik had het over de eendenjacht in het wild, maar misschien kunnen we samen optrekken om een einde te maken aan de eendenhouderij in Nederland.

De voorzitter:

Meneer Graus, kort.

De heer Graus (PVV):

Zeker. U weet dat mijn fractie niet überhaupt tegen de dierenhouderij is, maar wel tegen al die wantoestanden. Daarvoor is zelfs mijn fractievoorzitter in actie gekomen; die is aangifte gaan doen. Mijn fractievoorzitter heeft zelfs persoonlijk aangifte gedaan. Daar was Frank Wassenberg bij. Toen ben ik nog meegegaan. Toen zijn we allemaal naar het politiebureau gegaan. Dat soort dierenhufters moet je gewoon ongenadig hard aanpakken, ongenadig hard. Die mag je van mij op water en brood zetten; ik heb dat vaker gezegd. Er was laatst een programma over gevangenissen in het buitenland. In zo'n gevangenis moet je die gasten zetten. Die moet je niet laten biljarten en weet ik wat allemaal laten doen, zoals hier. Dierenbeulen moet je keihard aanpakken. Amen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Nee, meneer Graus, u bent nog niet klaar.

De heer Koorevaar (CDA):

U dacht dat u nu richting Kerstmis kon, maar dat is nog niet zo, meneer Graus. Dit debat gaat over de vogelgriep. U had het even over de jacht. Er zijn natuurlijk wildbeheereenheden die best goed werk doen door bijvoorbeeld dode dieren weg te halen die kunnen zorgen voor verspreiding van het virus. Het is wel prettig dat op die manier door de wildbeheereenheden wordt meegewerkt aan de volksgezondheid en het minder goed of niet verspreiden van het virus in het wild.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Koorevaar (CDA):

Mijn vraag is: kunt u daar wel waardering voor opbrengen?

De heer Graus (PVV):

Ja. Sterker nog, ik ben ook heel veel met jagers mee geweest. Dat was bij tellingen. Ik wil er niet bij zijn als ze een dier ... Dan zou ik ze namelijk zo voor hun muil slaan, dus dat ga ik gewoon niet doen. Maar één ding is wel zo. Ik eet zelf geen vlees, maar als je mij als dierenvriend zou vragen wat een eerlijker stuk vlees is, dat van varkens die tussen stangen hebben gelegen en daarna nare transporten met stroomstootwapens hebben meegemaakt, of dat van een diertje dat in vrijheid heeft gelopen, een keer een kogel hoorde fluiten en toen dood was, dan vind ik ook dat als je het al eet, dat tweede beter is dan een dier uit de bio-industrie. Zeker, maar ik ben wars van allebei. Kijk, ik ga niet mijn beste vrienden opeten, als u het me toestaat.

Gezegend kerstfeest allemaal. Hoi!

De voorzitter:

Dank u wel. We wensen u hetzelfde. Dan meneer Flach. Ik weet uit ervaring dat het altijd een deerniswekkende positie is om te moeten spreken na meneer Graus, dus sterkte daarmee.

De heer Flach (SGP):

Ja, voorzitter, ik ben niet te benijden. Voordat mijn tijd gaat lopen, wil ik zeggen dat ik in 2026 het meest uitkijk naar weer een debat over de wolf met de heer Graus. Ik zou de Griffie willen vragen om dat tijdig op de website te zetten, zodat mensen een halve dag vrij kunnen nemen om dat live te volgen.

Voorzitter. Ik wil de bewindslieden danken voor de beantwoording. Dank aan de minister van VWS voor de toezegging om de Kamer voor de zomer te informeren over het benodigde structurele budget voor de pandemische paraatheid. Het is ook goed om te horen dat de ruimingscapaciteit op dit moment geen reden tot zorgen geeft. Dat is belangrijk. Ik zou het fijn vinden als de minister van LVVN in haar regelmatige overleg met de sector de knaagdierbestrijding toch nog een keer als agendapunt mee zou willen nemen, want ik hoor daar uit de sector echt zorgen over. Wij krijgen echt andere signalen dan dat het heel eenvoudig op te lossen zou zijn.

Tot slot dank voor de toezegging om met jagersverenigingen in gesprek te gaan, want met het verdwijnen van de Destructiewet 25 jaar geleden zijn gemeenten niet meer verplicht om faciliteiten aan te bieden waar mensen dode dieren kunnen aanbieden. Die zijn er niet meer in elke gemeente. Mijn vraag is of de minister de Kamer in het tweede kwartaal van volgend jaar wil informeren over het gesprek dat ze dan zal hebben gehad met de jagersverenigingen.

Tot zover. Ik heb nog tijd over, dus ook ik wens van mijn kant iedereen gezegende kerstdagen en een voorspoedig nieuwjaar.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Flach. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors tot 15.05 uur, waarna we gaan luisteren naar de appreciatie van de ingediende moties en de beantwoording van de resterende vragen. De vergadering is geschorst tot 15.05 uur.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister voor de appreciatie van de ingediende moties en de beantwoording van de gestelde vragen.

Termijn antwoord

Minister Bruijn:

Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de motie op stuk nr. 313 van het lid Kostić c.s. Die gaat over de doorzettingsmacht. We hebben het eigenlijk al besproken: VWS en LVVN trekken samen op en volksgezondheid staat altijd voorop. Het kabinet spreekt altijd met één mond en besluiten zijn ook kabinetsbesluiten. De figuur dat de ene minister het voor het zeggen zou krijgen over de andere is een niet-bestaande figuur. Ik wijs er overigens nogmaals op dat het risico voor de bevolking zeer laag is. Deze motie is wat mij betreft overbodig en ik ontraad 'm dan ook. Verder verwijs ik naar het debat.

De voorzitter:

Maar "overbodig" is een appreciatie en "ontraden" ook. Het zijn twee verschillende.

Minister Bruijn:

Dat klopt en ik ontraad 'm.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 313: ontraden. De volgende motie.

Minister Bruijn:

Dan ga ik naar de motie van mevrouw Beckerman van de SP, de motie op stuk nr. 320 over een voorlichtingscampagne voor burgers. Er is voor burgers informatie te vinden op Rijksoverheid.nl. Het advies is vrij helder: raak zieke vogels niet aan. Bel voor een zieke vogel eventueel de dierenambulance. De experts hebben ons niet geadviseerd om opnieuw een actieve voorlichtingscampagne te starten. Ik zie op dit moment dan ook geen reden voor een aanvullende algemene voorlichtingscampagne. Als mevrouw Beckerman bedoelt dat de informatie beschikbaar moet zijn, dan is die overbodig. Als ze een geheel nieuwe campagne bedoelt, dan wil ik die altijd graag met mevrouw Beckerman overwegen, maar op dit moment zien we daar geen aanwijzing voor. Ik moet die motie dus ook ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 320 is ontraden. Dank u wel.

Het woord is aan de minister van LVVN.

Minister Wiersma:

Dank, voorzitter. Ik heb een aantal moties en ik heb twee vragen van de heer Flach van de SGP. Ik begin met de vragen. Het antwoord op beide vragen is ja: ik ga in gesprek met zowel de Jagersvereniging als de knaagdierenbestrijding. Sowieso heb ik regelmatig overleg met de sector. Ik ga het punt dus agenderen. Ik kom in het eerste kwartaal terug op het gesprek met de Jagersvereniging en zal uw Kamer informeren over wat dat heeft gebracht.

Voorzitter. Dan heb ik een aantal moties. Ik begin met de motie op stuk nr. 314 van de leden Kostić, Graus en Beckerman. Die gaat over de hobbyjacht op wilde eenden stilleggen. Ik moet deze motie ontraden. Er zijn geen aanwijzingen dat de vogelgriep de instandhouding van de bejaagde vogelpopulaties in gevaar brengt. Een jachtverbod heeft bovendien consequenties voor beheer en schadebestrijding.

De motie op stuk nr. 315 is van het lid Podt en gaat over de vaccinatie. Daar hebben we in het debat eigenlijk al over gesproken. Die wil ik met een duidelijke interpretatie, ook aan de hand van het debat, oordeel Kamer geven. Die interpretatie is dat er geen datum wordt gesteld voor de start van het programma omdat, zoals ik in het debat al schetste, we daar stap voor stap naartoe moeten werken. 2027 is gewoon niet per se haalbaar. Ik wil 'm dus zonder die datum oordeel Kamer geven. Ik kan dat dan ook meenemen in de brief van het eerste kwartaal van 2026.

De voorzitter:

Ik kijk naar mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):

Voorzitter, ik twijfel gewoon een beetje, omdat het wel een fundamenteel andere vraag is. Ik weet echter inmiddels ook een klein beetje hoe dit soort debatten gaan. Ik heb liever in januari iets dan helemaal niets. Dus dan maar zo.

De voorzitter:

De indiener van de motie op stuk nr. 315 is akkoord met die interpretatie. Daarmee wordt zij aan het oordeel van de Kamer gelaten. De motie op stuk nr. 316.

Minister Wiersma:

De motie op stuk nr. 316 is ook van mevrouw Podt. Volgens mij had ik daar ook al een toezegging op gedaan. Ik zal dit meenemen in een brief. Dus: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 316: oordeel Kamer.

Minister Wiersma:

De motie op stuk nr. 317 van de heer Koorevaar: ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 318: ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 319: ook oordeel Kamer. Daar laat ik het even bij.

De motie op stuk nr. 321 over structurele financiering. Deze motie moet ik toch echt ontraden. Ik verwijs daarbij naar de uitgebreide toelichting in het debat door de collega van het ministerie van VWS.

Daarmee ben ik aan het einde gekomen van de moties.

De voorzitter:

Ik dank ook de minister van Landbouw voor de beantwoording in tweede termijn. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat.

De voorzitter:

Ik wens de beide bewindspersonen ook goede feestdagen toe. Ik schors de vergadering tot 16.00 uur, maar niet voordat ik de Kamer mededeel dat over de ingediende moties vanavond zal worden gestemd.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Verzameldebat CAS. Ik heet van harte welkom de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik geef het woord aan mevrouw Tseggai voor haar inbreng namens GroenLinks-Partij van de Arbeid. Ik wijs de leden erop dat het zogenaamde "kerstregime" geldt. Dat betekent één vervolginterruptie of een vraag in de richting van de staatssecretaris, alleen over de eigen moties. Mevrouw Tseggai.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Van de zijde van GroenLinks-Pvda één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een structureel gezonde financiële situatie van belang is voor de CAS-landen, maar dat door de relatief kleine omvang de financiën van de eilanden gevoelig zijn voor bijvoorbeeld een pandemie of een natuurramp;

overwegende dat de eilanden belangrijke opgaven hebben die ook financiële investeringen vergen;

overwegende dat het van belang is om binnen het Koninkrijk heldere afspraken te maken over de toekomstige financiële verhoudingen en onderlinge bijstand;

verzoekt de regering om samen met de CAS-landen te verkennen of een Koninkrijksfonds, waarbij landen renteloze leningen kunnen krijgen voor grote investeringen, ingesteld kan worden, en de Kamer over de uitkomsten van deze verkenning te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tseggai.

Zij krijgt nr. 33 (36800-IV).

Dank u wel. Het woord is aan de heer Van der Burg namens de fractie van de VVD. Hij ziet af van zijn spreektijd. Ik schors dan vijf minuten voor de appreciatie van de motie. Of kan de staatssecretaris meteen door met de appreciatie? Dat zou heel mooi zijn. We wachten even tot de motie is rondgedeeld.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de staatssecretaris voor de appreciatie van de ingediende motie.

Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Marum:

Voorzitter. Allereerst, voor iedereen die vanuit het Caribisch deel van het Koninkrijk meekijkt: bon dia, good morning, en hier goedemiddag. Vandaag behandelen we hier de ontwerpbegroting 2026 voor de Koninkrijksrelaties. Deze begroting gaat over meer dan geld alleen. Ben ik te vroeg?

De voorzitter:

U bent te vroeg. We gaan zo dadelijk naar u luisteren als het gaat om de begroting. Waar we nu nog behoefte aan hebben, is een appreciatie van de motie van mevrouw Tseggai.

Staatssecretaris Van Marum:

Dan ga ik alleen de appreciatie even doen.

De voorzitter:

Graag.

Staatssecretaris Van Marum:

De motie moet ik dan helaas ontraden. Lenen is al mogelijk. Deze lening moeten ook worden afbetaald. Ze betalen al het laagste rentetarief via de rijkswet. Dat is de appreciatie.

De voorzitter:

Daarmee is de motie op stuk nr. 33 ontraden. Eén interruptie van mevrouw Tseggai. Gaat uw gang.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Eén interruptie? Dan moet ik even heel goed nadenken. Ik begrijp dat bijvoorbeeld Aruba momenteel tegen een ontzettend hoog rentetarief leent. Vindt de staatssecretaris een rentetarief van 16% al dusdanig laag dat we daar geen andere oplossingen voor kunnen bedenken? Het zou toch op de lange termijn beter zijn als we gewoon een soort revolverend fonds hebben binnen het Koninkrijk, voor bijvoorbeeld grote investeringen of bijstand die nodig is bij calamiteiten?

Staatssecretaris Van Marum:

We zijn bezig met de Rijkswet HOFA. Met de Rijkswet HOFA worden er ook mogelijkheden geboden om tegen lagere tarieven te lenen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat Verzameldebat CAS.

De voorzitter:

Over de ingediende motie zal vanavond worden gestemd. Ik zou eigenlijk willen voorstellen om meteen door te gaan met de behandeling van de begroting. Dus ik geef de staatssecretaris opnieuw het woord.

Termijn antwoord

De voorzitter:

Aan de orde is de eerste termijn van de zijde van het kabinet aangaande de begroting Koninkrijksrelaties. Dat betreft het antwoord in de eerste termijn van de staatssecretaris en ook het overige deel van de begrotingsbehandeling.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Marum:

Dank u wel, voorzitter. Dan zal ik het nu doen, want het vorige was inderdaad een tweedeminutendebat. Nu is de begrotingsbehandeling. Voor iedereen die meekijkt vanuit het Caribisch gebied van het Koninkrijk: bon dia, goedemorgen, en hier goedemiddag. Vandaag behandelen we de ontwerpbegroting voor 2026 van Koninkrijksrelaties. De begroting gaat over meer dan geld alleen. Deze begroting gaat over vertrouwen in een zichtbare verbetering van het dagelijks leven voor alle burgers van Curaçao, Aruba, Sint-Maarten, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, maar ook over de weerbaarheid van ons Koninkrijk in een onrustige en in toenemende mate onvoorspelbare wereld.

We hebben het vandaag over een breed scala aan onderwerpen, van infrastructuur en veiligheid tot onderwijs. Het is goed dat wij deze onderwerpen in onderlinge samenhang kunnen bespreken. Dit past ook bij mijn coördinerende rol als staatssecretaris. Voor de BES-eilanden geldt daarnaast dat andere departementen een eigen verantwoordelijkheid dragen voor het rijksbeleid wat betreft die eilanden. Voor Curaçao, Aruba en Sint-Maarten geldt uiteraard dat het gaat om autonome landen die uiteindelijk zelf verantwoordelijkheid dragen voor de meeste overheidstaken. Alleen taken op het gebied van Defensie en Buitenlandse Zaken zijn op koninkrijksniveau geregeld. Sinds mijn aantreden als staatssecretaris Koninkrijksrelaties heb ik van dichtbij gezien hoe op alle eilanden mensen elke dag keihard werken aan hun toekomst. Die inzet verdient ook erkenning. Het is daarom belangrijk om samen te werken en elkaar te begrijpen, vanuit een gedeeld verleden maar ook vanuit een gezamenlijke toekomst.

Voordat ik inga op de vragen van uw Kamer, wil ik eerst kort stilstaan bij de bijzonder mooie maidenspeech van mevrouw Dijk. Ik waardeer de door haar getoonde kwetsbaarheid en betrokkenheid. Dat wilde ik toch even gezegd hebben.

Nu ga ik in op een aantal actualiteiten uit de afgelopen periode, in combinatie met de punten waarvoor in de eerste termijn aandacht is gevraagd.

De voorzitter:

Is uw beantwoording gestructureerd in bepaalde thema's?

Staatssecretaris Van Marum:

Ja. Die ziet op de geopolitieke situatie, de vuilstort Selibon, de begroting van Bonaire, financieel-economische weerbaarheid, bestaanszekerheid en infrastructuur. Afsluitend heb ik nog een stukje.

De voorzitter:

Dan stel ik de leden voor om even te wachten met interrumperen tot na de behandeling van ieder blokje. Zou de staatssecretaris na ieder blokje kunnen aangeven dat hij dat blokje heeft beëindigd?

Staatssecretaris Van Marum:

Dat gaan we doen.

De voorzitter:

Uitstekend. We gaan luisteren naar de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Marum:

De geopolitieke situatie, de veiligheidssituatie en de toenemende spanningen. Veel Kamerleden hebben tijdens de eerste termijn hun zorgen geuit over de verontrustende veiligheidssituatie. Ik begrijp heel goed dat de bewoners van Aruba, Curaçao en Bonaire zich zorgen maken over deze ontwikkelingen. Hoewel ik geen acute militaire dreiging zie voor ons Koninkrijk — ik benadruk dat we geen onderdeel zijn van de Amerikaanse militaire operatie — heb ik wel zorgen over de gevolgen in het Caraïbisch gebied. Het nieuws over de bijna-botsingen in het luchtruim van Curaçao tijdens het afgelopen weekend zijn zeer verontrustend. Vannacht kwam ook nog het bericht dat een cruiseschip Curaçao overslaat. Het laat zien dat de gebeurtenissen elkaar snel opvolgen.

Ten aanzien van de gebeurtenissen in het luchtruim zijn de feiten nu als volgt. Er is op verschillende niveaus contact met de Amerikanen om herhaling te voorkomen. Hoewel het luchtruim een landsaangelegenheid is van het land Curaçao, houden de ministeries van IenW en Defensie en de luchtvaartautoriteiten de situatie daar goed in de gaten. Als de veiligheidsbeoordeling wijzigt, worden passende maatregelen genomen, want veiligheid gaat altijd voor.

Dan wil ik nog kort duidelijkheid verschaffen over het bericht over het cruiseschip dat Curaçao niet heeft aangedaan. Het lid Vlottes van de PVV vroeg zich af wat de effecten zijn van de geopolitieke situatie op het toerisme. Het cruiseschip schijnt Curaçao niet te hebben aangedaan vanwege een militaire oefening van de Amerikaanse marine in de regio. Dit is natuurlijk geen goed nieuws voor lokale ondernemers en reizigers, maar op dit moment is er geen reden om aan te nemen dat meer cruiseschepen de Benedenwindse Eilanden gaan mijden. Ook zien we geen toename van het aantal annuleringen. De Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten heeft deze week weer een studie gepubliceerd waaruit vertrouwen blijkt in de weerbaarheid van de economie van Curaçao. Wij hopen, met de regering van Curaçao, dat het hierbij blijft en dat we hierover ook in nauw contact staan.

Dit blokje heb ik nou afgerond. Dan kom ik bij het volgende blokje: de vuilstort Selibon.

De voorzitter:

Ik geef ruimte voor maximaal drie interrupties van niet langer dan 30 seconden per interruptie.

De heer Tijs van den Brink (CDA):

De staatssecretaris zegt dat er contact is met de Amerikanen. Is er ook de toezegging gedaan dat die transponders weer aangezet worden?

Staatssecretaris Van Marum:

Ik weet dat er op dit moment op hoog niveau contact is. Ik ga hier geen concrete afspraken noemen. Ik heb het ook gezien in de krant. Ik laat dit even bij de minister van Buitenlandse Zaken. Die komt met de definitieve afspraken die er eventueel gemaakt zijn.

De heer Tijs van den Brink (CDA):

Weet de staatssecretaris ook wanneer wij daarvan op de hoogte worden gesteld? Dan gaat het niet zozeer om ons, maar vooral om de mensen op Curaçao.

Staatssecretaris Van Marum:

Wij hebben de gewoonte dat, op het moment dat wij wat weten, wij ook de besturen op de eilanden allemaal informeren over wat daar besproken is en wat daar de actuele situatie is. Dat gaat een-op-een door, maar dat doen we via de lijn van Buitenlandse Zaken en Defensie om ook geen ruis te geven in de berichtgeving. Dat is de lijn en dat is ook de enige lijn die klopt.

Mevrouw Heera Dijk (D66):

Ik had eigenlijk ook een vraag over de transponders. Ik snap dat het niet per se mogelijk is om er een datum aan te verbinden. Ik zeg nog even extra dat we het heel goed in de gaten moeten houden, ook met die driehoek die we zelf zijn: Buitenlandse Zaken, Defensie en KR.

Staatssecretaris Van Marum:

Die toezegging kan ik gewoon doen. Die contacten zijn gewoon nauw. Op het moment dat er wat te melden is, wordt er een-op-een geschakeld met de besturen van de eilanden om dat zo helder mogelijk te houden.

De heer Van der Burg (VVD):

Worden wij gelijktijdig met de besturen van de drie genoemde eilanden geïnformeerd?

Staatssecretaris Van Marum:

Er zit natuurlijk altijd wat differentiatie in welke zaken wel en niet publiek gedeeld worden, maar reken erop dat uw Kamer ook gewoon goed meegenomen wordt in het verslag.

De heer Van der Burg (VVD):

Er gaan vanwege de naderende kerstvakantie de komende dagen ook heel veel extra vluchten naar de Benedenwindse Eilanden, met name Curaçao en Bonaire. Nu betreft het hier niet echt Buitenlandse Zaken, want het betreft gewoon een onderdeel van het Koninkrijk. Tegelijkertijd vragen ook heel veel mensen zich af hoe ze geïnformeerd worden, ook in het kader van kleurcodes vanuit Buitenlandse Zaken. Kan de staatssecretaris daar meer over zeggen?

Staatssecretaris Van Marum:

We staan in nauw contact en op het moment dat er wat te melden is, wordt daar gewoon een algemene mededeling over gedaan.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Ik heb in mijn termijn ook gevraagd naar de cyber- en digitale veiligheid van informatiesystemen. Zijn er nog concrete plannen in de pijplijn om die te verbeteren?

Staatssecretaris Van Marum:

Daar kom ik nog op terug.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Op dit punt dan. Vanuit de eilanden werd aangegeven dat de informatievoorziening tekortschoot. Dan gaat het om informatie ten aanzien van veiligheid en de geopolitieke toestand. Hoe is het daarmee gesteld?

Staatssecretaris Van Marum:

Ik, het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Defensie worden geïnformeerd. Dat is hoe wij communiceren in de driehoek. Dat zijn de spreeklijnen. Voor zover ik weet, wordt iedereen op de juiste manier en onmiddellijk geïnformeerd over de feitelijke situatie, over wat er aan de hand is en over de vraag of er aanleiding is tot meer.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Dank u wel. Wat we aan deze kant van de oceaan weten, is dus precies dezelfde informatie die de landen en gemeenten aan de overkant van de oceaan ook hebben?

Staatssecretaris Van Marum:

Ja.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik heb vorige week een motie aangehouden die vroeg om in ieder geval een aantal parlementariërs te informeren, net zoals wij hier de commissie-stiekem hebben, zoals die in de volksmond heet. Nu is het zo dat de parlementariërs op Aruba en Curaçao hun controlerende taak willen uitvoeren. Maar zoals de staatssecretaris zegt, worden de bewindspersonen of de bestuurders geïnformeerd. Dat betekent niet automatisch dat op dat moment of kort erna de parlementariërs over dezelfde informatie beschikken.

De voorzitter:

En wat is uw vraag?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik heb een motie ingediend waarin ik de regering verzocht om te verkennen of het mogelijk is om een aantal parlementariërs bij elkaar te zetten om gezamenlijk een gesprek te voeren als het specifiek gaat over koninkrijksaangelegenheden — dit is zo'n aangelegenheid — zoals wij het hier ook doen. Ik bedoel dat zaken die niet in het openbaar besproken worden, wel vertrouwelijk uitgesproken kunnen worden. Dat is belangrijk voor de informatiepositie van parlementariërs. Mijn vraag is of de staatssecretaris daar meerwaarde in ziet. Deze meerwaarde wordt in ieder geval wel gevoeld door de parlementen, bijvoorbeeld op Curaçao. Daar heb ik vandaag nog naar gevraagd. Mijn vraag is of de staatssecretaris dat zou willen verkennen.

Staatssecretaris Van Marum:

Ik weet dat hier de commissie-stiekem is. Op de eilanden is er een soortgelijke commissie. In principe vind ik dat het een landsaangelegenheid is. Het zijn autonome landen. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om zijn eigen volksvertegenwoordiging te informeren. Mocht daar blijvend wat mee zijn, dan moeten we dat op een andere manier verkennen, maar volgens mij is het nu goed afgedekt.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Er is een Bijbels gezegde: een koninkrijk dat verdeeld is, houdt geen stand. Ik denk dat dit hierop wel van toepassing is. Wat betreft landelijke aangelegenheden snap ik het volledig. Dat noem je daar het seniorenconvent. Ik snap dat je dat daar hebt en dat je dat met elkaar bespreekt. Maar hierbij gaat het juist specifiek om koninkrijksaangelegenheden. Defensie is typisch zo'n voorbeeld waarbij het niet zo interessant is om alleen maar met parlementariërs uit Aruba te bespreken wat er gebeurt. Dat wil je juist ook doen met die uit Nederland, Aruba en Sint Maarten, zodat je met elkaar een strategie kunt bedenken ten aanzien van koninkrijksaangelegenheden. Mijn vraag is of de staatssecretaris daar de meerwaarde van ziet. Dan bedoel ik niet zozeer dat je zaken altijd moet bespreken, want landsaangelegenheden horen bij het parlement zelf thuis. Maar dat moet wel als het gaat om koninkrijksoverstijgende situaties. Defensie is gewoon een koninkrijksaangelegenheid en niet een landelijke aangelegenheid.

Staatssecretaris Van Marum:

Eén moment …

De heer Ceder (ChristenUnie):

Nog een korte aanvulling: het gaat om een verkenning. Ik vraag niet hoe het geregeld kan worden, maar ik geef aan dat dit volgens mij wel een meerwaarde heeft. We krijgen deze klachten ook gewoon over en weer. Ik probeer daar uiting aan te geven.

Staatssecretaris Van Marum:

Ik heb u goed gehoord. Ik begrijp u ook. Op dit moment denken wij dat wij hiermee voldoende geëquipeerd zijn, maar ik wil hier nog wel even naar kijken. Laat ik hier in de tweede termijn even op terugkomen.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

We hebben het nu heel erg over inlichtingen en informatie delen, maar ik vroeg me af of de staatssecretaris ook nog iets ging zeggen over de voorlichting en de communicatie richting bewoners van de eilanden waar het om gaat.

Staatssecretaris Van Marum:

Er zijn natuurlijk oefeningen geweest wat betreft dit verhaal. Het is primair aan de besturen daar om de voorlichting in de richting van de bewoners te verzorgen. U kunt mij wel vragen om dat even actief te gaan doen daar, maar volgens mij is het nu zaak om het volgende te zeggen: "Wij hebben vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken en vanuit Defensie goed overleg met de Amerikanen. Alle informatie die beschikbaar is, wordt gedeeld met de eilandbesturen." Het is uiteindelijk aan de eilandbesturen wat voor maatregelen zij daaraan verbinden. In het kader van crisisbeheersing en dat soort zaken hebben wij allerlei protocollen. Dat soort zaken zijn op orde. Mocht er aanleiding toe zijn, dan worden er gewoon aanvullende mededelingen in de richting van die bewoners gedaan.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Even een heel concreet voorbeeld. We hebben in Europees Nederland allemaal een boekje gekregen over een noodpakket. Ik ga geen uitspraken doen over de vraag of dat hier wel of niet nodig is, maar het lijkt me op de eilanden misschien wel harder nodig dan hier momenteel. We weten ook dat een groot deel van de mensen daar onder de armoedegrens leeft. Is dat bijvoorbeeld iets waar het kabinet actie op onderneemt?

Staatssecretaris Van Marum:

Zoals gezegd: als wij denken dat er actie ondernomen moet worden, dan wordt er actie ondernomen. Maar op dit moment is er voor ons geen aanleiding om die actie te ondernemen.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Dan vraag ik me eigenlijk af wat er dan wél moet gebeuren voordat het kabinet vindt dat er actie ondernomen moet worden. Ik neem aan dat op het moment dat dezelfde situatie boven de Noordzee plaats zou vinden, we toch iets actiever zouden reageren met z'n allen in Den Haag; tenminste, dat hoop ik! Ik zou de staatssecretaris toch op willen roepen om hier een iets actievere rol in te gaan spelen, want ik vind echt dat het kabinet hier de afgelopen weken te passief in is geweest.

Staatssecretaris Van Marum:

Ik heb u gehoord.

De voorzitter:

Dan uw beantwoording over de vuilstort Selibon.

Staatssecretaris Van Marum:

Dan komen we nu bij het onderwerp vuilstort Selibon op Bonaire. De inwoners van Bonaire hebben recht op een leefomgeving die veilig en gezond is. Ik ben daar geweest. Ik heb het zelf gezien en geroken. Ik heb ook gezien in wat voor omstandigheden de mensen die in de buurt van die vuilstort wonen, moeten leven. Dit is een van de punten waarover ik zeg: hier moet echt wat gebeuren. Samen met het bestuurscollege van Bonaire hebben wij ook afspraken gemaakt om deze stortplaats in 2028 te sluiten en het afval op een verantwoorde manier in te zamelen en te verwerken. Ik vind het ook belangrijk om te benoemen dat het bestuurscollege verantwoordelijkheid neemt voor het probleem dat in de afgelopen tientallen jaren is ontstaan. Dat verdient ook erkenning.

Tegelijkertijd geldt dat de afspraken alleen waarde hebben als ze worden nagekomen. Ik zal daar ook scherp op blijven. De komende jaren zetten we alles op alles om de gemaakte afspraken uit te voeren en merkbare resultaten te bereiken voor de inwoners van Bonaire, in het bijzonder voor omwonenden van Lagun en de medewerkers van Selibon. Het vormgeven van een structurele oplossing kan ik niet alleen. Hierin trek ik samen op met mijn collega's in het kabinet met een verantwoordelijkheid op dit gebied, zoals de staatssecretarissen van IenW en LVVN. Dit doen we in nauwe samenwerking met het bestuurscollege van Bonaire. Uiteindelijk vraagt de oplossing van dit probleem om een langdurige inzet van alle partijen.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Van der Burg.

De heer Van der Burg (VVD):

Ik betrek hier, als u het goedvindt, ook de schriftelijke beantwoording bij.

De voorzitter:

Uiteraard.

De heer Van der Burg (VVD):

Ik heb geciteerd uit de brief die we hebben gehad. In paragraaf 3.2 zegt u dat die 1,5 miljoen bedoeld is voor de punten 1 en 2 en dat u nog kijkt naar geld voor 3 en 4. In uw beantwoording nu zegt u dat de 1,5 miljoen bedoeld is om het in de richting van een nieuw stortvak te doen, maar dat is alleen punt 2. Hoe zit het dan met punt 1, de omheining? Dat is de eerste vraag.

Staatssecretaris Van Marum:

De middelen voor zowel het stortvak als de omheining zitten in de middelen die het bestuurscollege en wij vrijgemaakt hebben. Dan komen we natuurlijk op een vervolg, het afdekken van de stort, en uiteindelijk een structurele oplossing voor de toekomst. De staatssecretaris van IenW is stelselverantwoordelijk voor milieu en leefomgeving op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. De staatssecretaris van LVVN is in dit geval stelselverantwoordelijk voor natuurkwaliteit en natuurbescherming. Voor het nemen van die kortetermijnmaatregelen rond de stortplaats Selibon heb ik dit jaar reeds 1,5 miljoen beschikbaar gesteld. Het ministerie van IenW zal op korte termijn bezien hoe de reeds beschikbare middelen uit het Afvalbeheer op Maat-programma kunnen worden ingezet voor het nemen van de kortetermijnmaatregelen.

Het realiseren van een structurele oplossing kost tijd, geld en capaciteit. Daarom wil ik nu inzetten op het mitigeren van de risico's en parallel daaraan werken aan een structurele oplossing. Ik doe dit nadrukkelijk samen met mijn collega's in het kabinet en het bestuurscollege van Bonaire. Uit deze planvorming zullen het kostenplaatje en het tijdpad voor de structurele oplossing dan ook moeten blijken. De afspraak blijft dat de stortplaats bij Selibon Lagun in 2028 wordt gesloten. Mocht de structurele oplossing dan nog niet klaar zijn, dan zal ik mij samen met betrokken partners inspannen om te voorzien in een tijdelijke oplossing. Daarbij kan worden gedacht aan afvoer van afval of tijdelijke opslag op een andere locatie.

Ik vind het ook heel belangrijk dat de omwonenden betrokken worden, want ik heb de omwonenden van de stortplaats ook goed betrokken bij deze hersteloperatie. De aanbevelingen van het RIVM over een gezondheidseffectrapportage worden binnenkort verwacht. Daarna neemt het bestuurscollege een besluit. Tegelijkertijd moeten omwonenden wel een plek krijgen aan de tafel. Daarom wil ik de stichting Pro Lagun, die hen vertegenwoordigt, daar ook bij ondersteunen.

De voorzitter:

De heer Van der Burg. Ik verzoek u wel via de voorzitter te spreken.

De heer Van der Burg (VVD):

Ja, voorzitter. Maar ik heb eerst even een vraag aan u. Ik stel een vraag. Daarop leest de staatssecretaris een antwoord voor, dat dus nooit een directe reactie kan zijn op mijn vraag, maar eerder hoort bij het beantwoorden van de vragen die we gisteren hebben gesteld. Ik heb nu wel andere vragen, maar het zijn geen vervolgvragen waarvan u zegt: je mag het maar in drieën doen.

De voorzitter:

Ja, maar dat maakt onderdeel uit van het debat dat u voert met de staatssecretaris. Ik kan natuurlijk niet gaan over de beantwoording van de staatssecretaris.

De heer Van der Burg (VVD):

Nee, maar ik constateer wel dat er een … Maar goed, ik zal 'm voor nu even laten. Ik heb wel een andere vraag, ook over de stortplaats, mede gezien hetgeen de staatssecretaris nu heeft gezegd.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer Van der Burg (VVD):

De staatssecretaris heeft in zijn brief van 15 december gezegd: BZK zet zich in om aanvullende financiering in Q2 2026 voor de werkpakketten van deze overeenkomst en een bijdrage. "Te leveren", denk ik dan, want volgens mij mist er een werkwoord. Maar nu, in de beantwoording van vandaag, zegt u iets anders …

De voorzitter:

"Zegt de staatssecretaris iets anders."

De heer Van der Burg (VVD):

… zegt de staatssecretaris iets anders: zal ik aanvullende financiering verkennen. Maar "aanvullende financiering verkennen" is een zwakkere tekst dan "zet ik me in om aanvullende financiering te regelen". Kan de staatssecretaris daarop reflecteren?

Staatssecretaris Van Marum:

Jazeker kan hij dat. Het gaat hier namelijk over twee verschillende zaken. Het gaat enerzijds over de kortetermijnmaatregelen, waarvan wij zeggen dat wij daar een bijdrage aan geleverd hebben. Daar zit ook een deel van de bijdrage van het bestuurscollege bij. Daarnaast worden de financieringsmogelijkheden voor de langere termijn verkend. Dat zal waarschijnlijk voor een deel in een volgend kabinet zitten en anders blijf ik er zelf op drukken, zodat die middelen met IenW en LVVN gevonden worden om inderdaad tot de sluiting van 2028 over te kunnen gaan. Dat is het verkennen van de financiering voor deel twee.

De voorzitter:

Afrondend op dit punt.

De heer Van der Burg (VVD):

In Q2 2026 zet BZK, dus deze staatssecretaris, zich in voor aanvullende financiering. Waarvoor is de aanvullende financiering die de staatssecretaris in Q2 2026 regelt, bestemd?

Staatssecretaris Van Marum:

Ik zal daar in de tweede termijn even expliciet op terugkomen. De grote lijn is wat ik u net schets, namelijk dat wij voor de korte termijn de middelen beschikbaar hebben gesteld. We hebben in samenwerking het bestuurscollege de bestuursovereenkomst gemaakt. We denken namelijk dat we daarmee voor de korte termijn de eerste mitigerende maatregelen in gang hebben gezet, zodat we daar een goed begin mee kunnen maken. Vervolgens hebben we nog een deel twee te gaan en dat moeten we met IenW en LVVN verder uitwerken.

Mevrouw Heera Dijk (D66):

Ik had eigenlijk een korte vraag, maar misschien heb ik het niet goed gezien. Ik had ook een vraag gesteld over het medisch onderzoeken. Ik vroeg me af hoe het daarmee is en of dat mogelijk is.

Staatssecretaris Van Marum:

Ik heb gezegd dat er een rapport van het RIVM komt over de gezondheidseffectrapportage. Die wordt binnenkort verwacht. Daarna neem ik met het bestuurscollege een besluit over hoe we daarin verdergaan.

Mevrouw Heera Dijk (D66):

Wat is "binnenkort"?

Staatssecretaris Van Marum:

Ik kan daar geen exacte datum aan hangen, maar ik weet dat die zo goed als klaar is. Zodra die er is, wordt die naar uw Kamer gestuurd.

Mevrouw Heera Dijk (D66):

In februari hebben we nog een ander commissiedebat, dus dan is het misschien fijn als het er dan is.

Staatssecretaris Van Marum:

Mag ik daar in de tweede termijn een definitieve datum bij geven? Dan hoort u dat dan van mij.

De voorzitter:

De staatssecretaris komt er in de tweede termijn op terug. Dan is de heer Ceder. Ik zou u willen vragen aan de lengte van uw interrupties te denken.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, dank u wel. Ik ben 'm even aan het inkorten in mijn hoofd. De staatssecretaris heeft de afgelopen tijd goede gesprekken gevoerd met het bestuurscollege, denk ik. Daar zijn wat afspraken uit voortgevloeid. Ik mis hierin de betrokkenheid van andere departementen. Die heb ik de afgelopen jaren ook gemist. Die zouden misschien zelfs meer verantwoordelijkheid moeten dragen dan zij de afgelopen jaren hebben gedaan. Ik denk aan IenW, maar zo is er nog een aantal. Ik vertrouw het de staatssecretaris van harte toe, maar ik weet tegelijkertijd ook dat de staatssecretaris BZK soms wel verantwoordelijk is, maar als puntje bij paaltje komt afhankelijk is, en helaas blijft, van andere ministeries. Dat is in het verleden niet goed gegaan. Hoe kunnen we borgen dat alle ministeries hierop ter verantwoording geroepen en gecontroleerd kunnen worden ...

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Ceder (ChristenUnie):

... zodat we niet de geschiedenis herhalen doordat bepaalde ministeries zich afzijdig houden, terwijl hun betrokkenheid noodzakelijk is voor de mensen daar?

Staatssecretaris Van Marum:

Ik denk dat het belangrijk is dat uw Kamer alle ministeries die hierbij betrokken zijn en die verantwoordelijk zijn, blijft manen tot het vinden van de gezamenlijke oplossing hiervoor en het beschikbaar stellen van de middelen daarvoor.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dat zal ik proberen in een motie te gieten. De reden is dat we in het verleden gezien hebben en ook uit rapporten blijkt dat sommige ministeries te veel afzijdig waren. Soms was dat ook omdat zij niet de verantwoordelijkheid voor de consequenties wilden dragen. Dat heeft uiteindelijk geleid tot de situatie waar we nu zijn. Ik zal proberen het te bestendigen en ik hoop dat de Kamer dat kan ondersteunen.

De heer Van der Burg (VVD):

Het betreft hier een begrotingsbehandeling, dus we zouden met amendementen extra gelden kunnen geven. Kan de staatssecretaris een overzicht geven van zowel zijn eigen begroting als die van de collega's? Hoeveel geld denkt hij dat er nodig is in 2026? Of denkt de staatssecretaris dat alles kan worden opgelost binnen bestaande begrotingen?

Staatssecretaris Van Marum:

Ik kan sowieso al zeggen dat het laatste waarschijnlijk niet gaat. Ik kom er straks in de tweede termijn even bij u op terug.

De heer Van der Burg (VVD):

De staatssecretaris zegt dus dat als het niet kan worden geregeld binnen bestaande begrotingen, er extra geld moet worden vrijgemaakt. Dat kan de Kamer alleen doen bij de begrotingsbespreking die we nu hebben en de stemmingen die er nu over gaan. Voordat we kunnen overgaan tot stemming over deze begroting, wil ik dan in ieder geval een overzicht hebben van het kabinet.

De voorzitter:

Staatssecretaris, wenst u daar nog op te reageren?

Staatssecretaris Van Marum:

Ik heb het gehoord.

De voorzitter:

Dan gaan we nu luisteren naar uw beantwoording als het gaat over de begroting van Bonaire.

Staatssecretaris Van Marum:

Dan ga ik nu over op de begroting van Bonaire voor 2026. Goede verhoudingen binnen het Koninkrijk gaan in de kern ook over relaties tussen mensen. Dit vraagt ook om heldere afspraken. De wet vraagt om een feitelijk onderbouwde en uitvoerbare begroting voor Bonaire en haar inwoners. Voor Bonaire was nog niet overtuigend aangetoond dat de vastgestelde begroting voor 2026 realistisch is en voldoet aan de FinBES. Daarom heeft Bonaire op mijn verzoek aanvullende informatie aangeleverd. Ik ben ontzettend verheugd, want de grote inspanningen van Bonaire hebben ertoe geleid dat de aanvullende informatie tijdig is aangeleverd.

De Colleges financieel toezicht hebben naar aanleiding van deze informatie hun advies herzien en geconcludeerd dat de begroting realistisch is. Ik heb dan ook besloten om de begroting van 2026 van Bonaire goed te keuren en hen hierover te informeren. Ik heb met Bonaire verdere afspraken gemaakt over het structureel verbeteren van het financieel beheer. Ik wil nogmaals benadrukken dat Nederland niet tegenover maar naast Bonaire staat. Ik sta voor een realistische en uitvoerbare begroting in het belang van de Bonairiaanse bevolking, die past bij de beschikbare capaciteiten en middelen.

De heer Vlottes (PVV):

In de schriftelijke beantwoording die we vanmiddag pas hebben gekregen, wil de staatssecretaris nog niet vooruitlopen op de goedkeuring van de begroting. Wat is er gebeurd ten opzichte van de mail die hij om twee uur of drie uur heeft verstuurd en nu?

Staatssecretaris Van Marum:

Dat ik een advies heb ontvangen van het Cft waarbij ik die handtekening heb kunnen zetten. In die zin hebben we in de tussentijd goed nieuws ontvangen en kunnen we door.

De voorzitter:

U vervolgt.

Staatssecretaris Van Marum:

We komen dan nu aan bij de financieel-economische weerbaarheid. Zoals de heer Van der Burg, mevrouw Nanninga en de heer Vlottes hebben gesteld in hun inbreng, staat de financieel-economische weerbaarheid in de Caribische delen van het Koninkrijk onder druk. Recente rapportages van de Colleges financieel toezicht laten zien dat de landen stappen hebben gezet, omdat de kwetsbaarheid groot is. Het gaat daarbij niet alleen om kwetsbaarheden op het gebied van groei, maar ook om houdbare overheidsfinanciën. Zo is het van groot belang dat schulden beheersbaar blijven en dat er voldoende buffers zijn om economische en geopolitieke schokken op te kunnen vangen. Het doorvoeren van hervormingen uit de landspakketten is essentieel om dit te bereiken.

Tegelijkertijd vragen deze hervormingen wel om een reëel tempo en maatwerk per land. In deze begroting zetten we in op de volgende zaken. Ten eerste een betere samenwerking op financieel beheer en versterking van de publieke sector, zodat belastinggeld zorgvuldig wordt besteed, de verantwoording op orde is en het vertrouwen in de overheidsfinanciën toeneemt. Ten tweede het verbeteren van de economische weerbaarheid door de landen beter te laten aansluiten bij de bestaande Rijksinstrumenten; denk aan de SDE++-middelen voor duurzame energieprojecten, het voedselzekerheidsfonds en de BMKB-regeling. Zulke investeringen dragen bij aan de groei door lokaal ondernemerschap te stimuleren. Ook verkleinen ze de afhankelijkheid van de geïmporteerde energie en het geïmporteerde voedsel, en daarmee ook de kwetsbaarheid van de eilanden.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Dit is ook wat min of meer in de mail stond, maar mijn vraag ging over concrete waarborgen en afspraken die er al zijn, maar nu nog niet helemaal goed worden uitgevoerd en nageleefd.

Staatssecretaris Van Marum:

Dat is dus inderdaad het financieel toezicht dat wij met elkaar naleven. Wij zitten er met het Cft bovenop om die zaken gewoon goed in de boeken te krijgen, zodat we daar ook op een goede manier mee om kunnen gaan. Het gaat bijvoorbeeld om realistisch ramen en om zaken goed in de begroting zetten. Je moet ook laten zien dat je datgene wat je begroot hebt, ook gebruikt hebt. Dit zijn zaken waarbij we de bestuurscolleges ondersteunen.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Laat ik het zo zeggen: tot nu toe gaat het nog niet helemaal goed. Wat ziet de staatssecretaris in de toekomst als een plan van aanpak? Wat gaat er gebeuren, wat zijn de consequenties, als dat niet naar tevredenheid wordt opgepakt en uitgevoerd?

Staatssecretaris Van Marum:

De ultieme consequentie kan zijn dat ik een begroting niet goedkeur, maar de doelstelling is niet om daar als een grote boze wolf bovenop te zitten. De doelstelling is om er in gezamenlijkheid voor te zorgen dat de stukken er goed uitzien en dat ze kloppen met datgene wat uitgevoerd moet worden. Er is een heel breed pakket opgezet om dat in gezamenlijkheid goed op te lossen. We hebben ook mensen die daarbij ondersteunen. Dit is een proces dat we met elkaar doorlopen. Ik moet zeggen, en daar ben ik gewoon heel eerlijk over: wij hebben hele goede ervaringen met de mensen die er nu zitten, want ze zijn zeer bereidwillig om daar stappen in te zetten. Ik ben daar dus wel tevreden over.

De voorzitter:

U vervolgt.

Staatssecretaris Van Marum:

Ik ga verder met het thema bestaanszekerheid. Ik ben hier in mijn schriftelijke beantwoording al uitgebreid op ingegaan, maar ik vind het belangrijk om opnieuw te benadrukken: inzetten op bestaanszekerheid is hard nodig. De relatief hoge kosten van levensonderhoud op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba staan niet in verhouding tot de lage inkomens. Ik ben zelf een aantal keren gewoon even wezen kijken in een supermarkt daar. Met hoe de inkomens en de prijzen daar zijn, is het voor mensen gewoon vrijwel onmogelijk om daar hun boodschappen te doen. Ze kunnen onvoldoende gezond voedsel kopen voor een betaalbare prijs. Er is veel armoede. Er zijn al wel belangrijke stappen gezet. Zo zijn onder andere de inkomens en de kinderbijslag verhoogd. Ook zijn er een aantal stappen gezet in het verlagen van de kosten van levensonderhoud, zoals bij de nutsvoorzieningen. De inzet is om deze maatregelen structureel te maken. Het blijft essentieel om de bestaanszekerheid op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba verder te verbeteren en te versterken. Dit gaat echter gepaard met financiële vraagstukken waar een volgend kabinet zich over moet buigen.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ik vind dit een beetje een onbevredigend antwoord. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat het de inzet is om een aantal dingen voort te zetten, maar dat een volgend kabinet zich daarover moet buigen. We hebben het echter over relatief kleine bedragen, dus zou de staatssecretaris niet toch een aantal stappen kunnen zetten?

Staatssecretaris Van Marum:

Binnen de kaders die er liggen, worden er al een aantal maatregelen doorgevoerd, maar als er echt om grotere, structurele zaken gevraagd wordt, dan zijn dat toch zaken die we aan een volgend kabinet laten.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

De mensen op Saba hebben daar nu niets aan. Ik begrijp dat we in een demissionaire periode zitten, maar het gaat relatief om zulke kleine bedragen en ingrepen dat ik me afvraag of je daar onder de vlag van een demissionair kabinet toch niet iets aan zou kunnen doen.

Staatssecretaris Van Marum:

Ik blijf erbij: binnen de grenzen van wat wij kunnen doen, doen wij volgens mij het maximale. Als u vindt dat dat uitgebreid moet worden, dan willen we dat graag aan een volgend kabinet laten.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik sta hier elk jaar voor de begroting. Het probleem is: we gaan de begroting, uit mijn hoofd, pas in maart vaststellen, maar de prijsverhoging gaat per 1 januari in. Als je dat dus overlaat aan het volgende kabinet, dat pas in april, mei of juni op het bordes staat, dan is de verhoging al in werking getreden. U kunt misschien verwachten dat een toekomstig kabinet dat retroactief zal terugdraaien, maar dat gaat natuurlijk nooit gebeuren. Zoals mevrouw Tseggai zegt, gaat het om relatief kleine bedragen. Het verbaast mij altijd dat we het hier altijd hebben over dekking, terwijl dit volgens mij de kleine budgetten zijn binnen de miljardenbegroting die we hier hebben. Het is vaak ook een kwestie van politieke wil; het gaat echt niet altijd om de financiële cijfers. Mijn vraag is of de staatssecretaris in ieder geval bereid is om de aanvullende kostenpost bij te passen. Ik weet het niet zeker, maar volgens mij is het voor dit jaar 4,1 miljoen, zeg ik uit mijn hoofd. Als daar een amendement voor nodig is, kan dat, maar dan zou ik ook willen vragen of dat dan positief geapprecieerd kan worden. Dit gaat niet om de gigantische bedragen waar we het normaal over hebben, maar het heeft wel een gigantische impact op de inwoners van Bonaire.

Staatssecretaris Van Marum:

Ik weet in elk geval dat wij op het gebied van bestaanszekerheid geen dekking hebben. Dat is helder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

De staatssecretaris zegt: op het gebied van bestaanszekerheid hebben wij geen dekking, maar als dat in Nederland het geval zou zijn, dan zou geen enkele bewindspersoon daarmee wegkomen. De staatssecretaris zegt eigenlijk — dat is ook even goed voor alle Kamerleden die luisteren — dat over een paar weken de elektriciteitsprijzen omhoogschieten. Het wordt dan duurder dan in Nederland het geval is, terwijl de inkomens op de eilanden lager liggen. Wij hebben een verantwoordelijkheid hier in de Kamer, want de raadsleden van de eilanden kunnen hier niet tegen de bewindspersonen praten.

Wij hebben de taak om besluiten te nemen die ook de bewoners van de eilanden helpen. Als het om Texel zou gaan, zouden we hier ook allemaal staan. De raden van eilandbewoners vragen ons: behandel ons op z'n minst hetzelfde als de mensen in Europees Nederland. Dat betekent dat een relatief klein bedrag, uit mijn hoofd een paar miljoen, voor komend jaar genoeg zou zijn om de prijzen in ieder geval op hetzelfde niveau te houden. De staatssecretaris zegt dat er geen dekking is. Dat begrijp ik. Mijn vraag is: als ik, of een ander Kamerlid, met een amendement zou komen, is hij dan bereid om daar welwillend naar te kijken? Erkent hij dat hiermee anders een niet uit te leggen verschil ontstaat ten opzichte van Europese Nederlanders die wel een lagere energierekening krijgen?

Staatssecretaris Van Marum:

Even elektraspecifiek: mijn collega van KGG kan de stijgende elektratarieven vanwege de bevolkingsgroei en de nodige investeringen niet zelf meer bijplussen. Hierdoor kunnen de tarieven voor elektra niet meer tot aan het Europees-Nederlandse niveau worden gesubsidieerd. Voor verdere vragen moet ik u naar mijn collega verwijzen. Wat ik in tweede termijn wel wil doen, als u daar een amendement op indient, is kijken wat ik daarmee zou kunnen. Op dit moment heb ik binnen de begroting die nu voorligt geen dekking om hier meer op te kunnen doen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik begrijp dat de staatssecretaris in de begroting onvoldoende geld heeft om dit te regelen. Dat begrijp ik. Ik begrijp dat hij hier met gebonden handen staat, maar hij giet het wel in een procesmatige argumentatie: "Ik heb geen geld, dus het kan niet." Waar ik naar vraag, is een waardeoordeel. De mensen op Texel en Schiermonnikoog gaan het beter hebben dan de mensen op Bonaire. Dat heeft ermee te maken dat de eilanden bij het opstellen van de begroting gewoon vergeten zijn. Mijn vraag is of de staatssecretaris het qua waardeoordeel uit te leggen vindt dat Nederlandse inwoners met een Nederlands paspoort, puur omdat ze op Bonaire wonen, harder worden geraakt qua elektriciteitsprijzen dan mensen die toevallig op Schiermonnikoog of Texel wonen, waar de energiekosten ook niet volledig dekkend zijn.

Staatssecretaris Van Marum:

Ik kan u zeggen: natuurlijk vind ik dat die zaken gewoon gelijkwaardig zouden moeten zijn, maar we hebben ook te maken met heel verschillende omstandigheden. We moeten er alles aan doen om dat zo gelijk mogelijk te krijgen. Ik zet mij daar met de middelen die ik heb, volledig voor in. Als wij met elkaar vinden dat daar meer geld voor moet komen, dan is uw Kamer aan zet om daar meer voor te regelen.

De heer Van der Burg (VVD):

Even voor de helderheid: het kabinet is dus van mening dat de energietarieven op de Europese eilanden dezelfde hoogte moeten hebben als die op de Caribische BES-eilanden.

Staatssecretaris Van Marum:

Volgens mij heb ik dat niet zo gezegd. Volgens mij heb ik gezegd: mijn collega van KGG kan de stijgende elektratarieven vanwege de bevolkingsgroei en de nodige investeringen niet meer zelf bijplussen. Hierdoor kunnen de tarieven voor elektra niet meer tot aan het Europees-Nederlandse niveau worden gesubsidieerd. Voor verdere vragen hierover verwijs ik u door naar mijn collega van KGG.

De heer Van der Burg (VVD):

Dit heeft de staatssecretaris net ook al voorgelezen, dus dit had ik al gehoord. Maar daarna zei hij, niet-voorlezend: ik ben het met u eens dat het gelijk zou moeten zijn. Daar refereerde ik dus aan. Kan de staatssecretaris daar nog op terugkomen?

Staatssecretaris Van Marum:

Ik had het specifiek over de voedseltoestand. Ik vind dat iedereen een goed bord eten voor zijn neus moet hebben en dat dat gewoon betaalbaar voedsel moet zijn. Mensen moeten gewoon voldoende middelen hebben om te kunnen voorzien in de primaire behoeften. Ik vind dat voor elke Nederlander van belang.

De voorzitter:

U vervolgt uw beantwoording.

Staatssecretaris Van Marum:

Infrastructuur. De kwetsbaarheid van de inwoners op de eilanden komt ook terug op het gebied van bereikbaarheid en infrastructuur op de eilanden. Het is van belang dat er gezamenlijke agenda's komen om de bereikbaarheid en daarmee de leefbaarheid te vergroten. In de schriftelijke beantwoording ga ik hier verder op in.

Ten slotte vroeg het lid Van den Brink waarom het uitbreiden van het aantal eilandsraadsleden nu zo belangrijk is. Ik hecht eraan om het belang van dit wetsvoorstel nogmaals te benadrukken. Uiteraard gaat uw Kamer daar zelf over, maar de inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba verdienen een sterke en representatieve volksvertegenwoordiging. Ik vind het niet uit te leggen dat zij minder representatief vertegenwoordigd worden dan inwoners van gemeenten met evenveel inwoners. Daarnaast is het aantal gedeputeerden nu te laag voor de hoeveelheid werk.

Dit voorstel komt de bestuurskracht van de eilanden ten goede en dat is juist nu zo hard nodig, vanwege de opgaven die er liggen. Als we dit wetsvoorstel nu laten liggen, dus controversieel verklaren, dan betekent dit dat de inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba nog vier jaar langer moeten wachten voordat die uitbreiding er kan komen. Ik vind het uiteraard van belang om dit nogmaals te benadrukken, maar daarbij wil ik duidelijk aangeven dat het aan uw Kamer is. Mijn primaire zorg is de volgende. We hebben een aantal grotere projecten hebben om zaken vlot te trekken. We zien dat door de grote vraag van de diverse ministeries er ook een enorme werklast op de ambtelijke en bestuurlijke organisatie komt. Je ziet dan heel vaak dat er wel middelen zijn, maar het gewoon tekortschiet in de uitvoering.

Wij willen dus toch proberen om dat te ondersteunen. Dat wil ik toch nog even gezegd hebben. Als u het controversieel wil verklaren, weet dat het dan nog vier jaar duurt voordat we die uitbreiding kunnen krijgen. Het wordt dan niet 2027, maar 2031.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Wij hebben dit wetsvoorstel gisteren inderdaad controversieel verklaard. De mensen van de BES-eilanden zullen dan inderdaad iets langer moeten wachten tot de eilandsraden uitgebreid zullen worden, maar volgens mij is dat niet het meest nijpende issue op bijvoorbeeld Saba. Volgens mij zitten mensen daar veel meer in hun maag met bijvoorbeeld de ticketprijzen naar Sint-Maarten, waar ze heel erg afhankelijk van zijn. Ze betalen over de €400 voor een vlucht van twaalf minuten. Mijn vraag is eigenlijk: waarom duurt het realiseren van de PSO zo lang? Daarin is het kabinet best wel terughoudend en in de overbruggingsperiode wordt ook niet zo veel gedaan. Is het uitbreiden van de eilandsraden zo ontzettend urgent dat we dat nu meteen moeten doen?

Staatssecretaris Van Marum:

Er worden hier twee zaken neergelegd. Enerzijds is dat de vraag of het op Saba wel heel erg nodig is. Saba zou ook een hele kleine toevoeging erbij krijgen. Saba heeft de zaken eigenlijk redelijk op orde. Als je daar op het eiland komt, zie je dat het daar heel goed voor elkaar is. Saba pakt echt elke gelegenheid om de samenwerking met Nederland te zoeken en er komen gewoon hele mooie projecten tot uitvoering. Op de twee andere eilanden zien we dat er echt nog wel mogelijkheden liggen, maar dat er ook enorme opdrachten liggen, die enorm tijdvretend zijn voor de bestuurscolleges die dat allemaal moeten tegelen en voor de ambtelijke organisaties die daarmee bezig zijn. Soms wordt er om middelen gevraagd en heb je de middelen staan, maar schiet door bestuurlijke druk en ministeries die van alles willen, de ambtelijke capaciteit maar ook de bestuurlijke capaciteit tekort qua uitvoering. Omdat wij nu een aantal zaken gepland hebben staan die best wat vragen van de lokale besturen en de lokale ambtelijke organisaties, denk ik vanuit mijn coördinerende rol dat het goed zou zijn als we een uitbreiding van de bestuurlijke capaciteit krijgen, net als van de bijbehorende volksvertegenwoordiging. Dan kunnen we de projecten en de middelen die we daarvoor beschikbaar hebben gesteld, laten vliegen. Dat vind ik belangrijk.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Wij hebben afgelopen dinsdag een gesprek gehad met de eilandsraad van Bonaire. Dat was openbaar, dus daar kon ik uit citeren of parafraseren. Volgens mij zijn er afspraken gemaakt met de eilandsraden over de WolBES en de FinBES. Een van die afspraken was het uitbreiden van de eilandsraden. De rest van de afsprakenlijst heeft deze staatssecretaris eigenlijk naast zich neergelegd. Daar wordt niet meer aan gehouden. Als we die eilandsraden zo belangrijk vinden dat we ze willen uitbreiden, waarom betrekken we ze dan niet beter bij bijvoorbeeld zo'n proces en houden we ons niet aan afspraken die we vorig jaar met ze hebben gemaakt in De Bilt?

Staatssecretaris Van Marum:

Dank voor de vraag. Ik geloof niet dat we ermee te maken hebben dat we allerlei afspraken geschrapt hebben. Op dit moment staat één afspraak stevig ter discussie, namelijk de rol van de Rijksvertegenwoordiger. Dat is volgens mij het dilemma waar wij met de diverse eilanden over spreken. Hier in Nederland hebben wij ook gewoon boven elke bestuurslaag een controlerende laag om in te kunnen grijpen als dat nodig is. Ik heb gezegd dat we deze vertegenwoordiger nodig blijven hebben, maar wel in een rol die meer wederkerig is. Het moet niet iemand zijn die alleen maar de controleur van Den Haag is. Het moet ook iemand zijn die ervoor zorgt dat de noden van de bewoners in de richting van Den Haag gebracht worden. Ik heb ook gezegd dat wij met name de bestuurscolleges, maar ook de raden, een rol willen geven in de profielschets van die Rijksvertegenwoordiger. Het is absoluut niet waar dat ik alleen maar dit stukje eruit gepakt heb en de rest van de afspraken van tafel heb gegooid. Ik heb alleen het risico gezien dat als we het nú niet doen, we pas na de verkiezingen van 2027, pas in '31 een uitbreiding van die colleges zouden kunnen krijgen. Ik denk dat dat gewoon tekortschiet in de bestuurskracht.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Tseggai.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ik ga weer even terug naar het voorbeeld van de vliegtickets. Ik vind het gewoon niet uit te leggen dat mensen meer dan 400 dollar kwijt zijn voor twaalf minuten vliegen omdat wij hier in Den Haag veel te lang bezig zijn met ze daar, bijvoorbeeld met die PSO, te hulp schieten, maar dat iemand hier in Den Haag heeft bedacht dat het goed is om die eilandsraden uit te breiden en dat we dat dan wel stante pede regelen. Ik vind dat gewoon heel raar. Ik zou het fijn vinden als het kabinet ook urgentie zou zien in zaken die aangekaart worden door de eilanden zelf, en dus niet alleen maar in de dingen die wij hier bedenken voor de eilanden. Ik hoop dat de staatssecretaris daar nog eens goed over na wil denken.

Staatssecretaris Van Marum:

Ik vind het toch jammer dat hier twee verschillende zaken aan elkaar geknoopt worden die volgens mij allebei urgentie en de nodige aandacht verdienen, maar die in zekere zin niks met elkaar te maken hebben.

De heer Van der Burg (VVD):

Wat is volgens de staatssecretaris het standpunt van de drie eilandsraden wat betreft het voorliggende wetsvoorstel waarover besloten moet worden? Moet dat controversieel verklaard worden, ja of nee?

Staatssecretaris Van Marum:

Het is aan de eilanden zelf wat ze daarvan vinden. Het ene eiland vindt het belangrijker dan het andere eiland. Mijn waarneming is — dat is volgens mij ook mijn bestuurlijke rol als de coördinerend bewindspersoon van deze eilanden — dat ik zie dat er met de opdracht die er ligt en de middelen die daar de komende tijd beschikbaar voor zijn, onvoldoende bestuurskracht is om hetgeen waar wij met elkaar voor staan tot uitvoering te brengen. Dat is de reden dat ik het naar voren heb gehaald, namelijk om ervoor te zorgen dat we de komende jaren voldoende bestuurskracht hebben. Ik laat het uiteraard aan uw Kamer. U mag daarin ook constateren wat u wil. Ik zou de eilandsraden, en ook de bestuurscolleges, daar zeker naar vragen. Maar dit is mijn constatering. Dit is mijn overweging waarom ik het op deze manier neer ga zetten.

De heer Van der Burg (VVD):

Daar vroeg ik niet om. Ik zei: de staatssecretaris weet ongetwijfeld wat de standpunten zijn van de drie eilandsraden. De eilandsraden hebben die ook voor een deel met de collega's hier gedeeld. Ik vraag aan de staatssecretaris of hij de Kamer wil laten weten — dat kan hij volgens mij nu doen — wat het standpunt is van de eilandsraad van Saba, de eilandsraad van Bonaire en de eilandsraad van Statia.

De voorzitter:

Staatssecretaris, ik vraag u heel beknopt te antwoorden.

Staatssecretaris Van Marum:

Er zit verschil tussen wat de raad vraagt en wat de bewoners vragen. De raden zijn daar niet altijd meer voor. Ik wil wel aangeven dat we ook vanuit de bewoners geluiden hebben gehoord.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Van der Burg (VVD):

Ik kan hier ook gewoon een artikel 68'je doen, als het moet, hoor. Ik vraag gewoon: mag ik het standpunt horen van de raad van Bonaire, de raad van Statia en de raad van Saba? Ik wil die drie standpunten horen van de staatssecretaris. Twee. De staatssecretaris is ook bewindspersoon van Binnenlandse Zaken. Hij gaat dus ook over de andere 342 gemeentes. Welk standpunt neemt het kabinet als uitgangspunt van zijn keuzes: datgene wat het hoort van de volksvertegenwoordiging in een van de 345 lichamen of datgene wat het heeft verkregen uit bijvoorbeeld de media?

Staatssecretaris Van Marum:

Nogmaals, wij streven naar gelijkwaardigheid. Het punt van de eilandsraden staat beschreven. De PSO-wet is 1 december jongstleden aangeboden aan de Tweede Kamer. Wij doen dit ook voor de inwoners.

De heer Tijs van den Brink (CDA):

Ik heb een vraag in aanvulling op de vraag van mevrouw Tseggai net. Ik was ook bij het gesprek met de eilandsraden. Daarin werd wel degelijk gezegd: wij willen heel graag meer in gesprek met de Nederlandse overheid, maar dat contact komt gewoon niet tot stand. Ik heb daar in de eerste termijn ook aandacht voor gevraagd. De schriftelijke beantwoording stelde mij niet helemaal gerust. U zei namelijk: het gaat vooral over de economische ontwikkelingsstrategie. Daar ging het niet om. Ze willen gewoon in gesprek, bijvoorbeeld over de eilandsraden. Ik zou u willen vragen om dat contact gewoon met ze te hebben. Is dat mogelijk?

Staatssecretaris Van Marum:

Ik wil wel gewoon even helder zijn over de bestuurlijke rol. Ik ben staatssecretaris. Normaal gesproken heb je bestuurlijk overleg met de colleges daar; zo gaat het bestuurlijk. Ik heb al een aantal keren met de raden samengezeten om met elkaar te spreken over de pijnpunten in de afspraken die in Zeist zijn gemaakt. Maar het is niet te doen gebruikelijk dat een bewindspersoon met gemeenteraadsleden om tafel zit hier in Nederland om te overleggen. We hebben wel een heel open houding en mijn politiek adviseur heeft ook gewoon telefoonnummers uitgewisseld. Dus als er pijnpunten zijn, kunnen ze met ons in contact komen. Het is niet zo dat we niet bereikbaar zijn, maar ik ga niet structureel in contact met allerlei raadsleden. Dat is te veel gevraagd.

De heer Tijs van den Brink (CDA):

Het is duidelijk; dank u.

De heer Van der Burg (VVD):

Ik heb nog eventjes een vraag, omdat de staatssecretaris aangaf te streven naar gelijkwaardigheid tussen de drie BES-eilanden en Nederlandse gemeentes als het gaat om de ratio van inwoneraantal per raadslid, of een variant daarop als het andere termen zijn. Welk uitgangspunt neemt hij daarbij? Vergelijkt hij dan de drie Caribische eilanden met de zes Nederlandse eilanden, of vergelijkt hij de drie BES-eilanden met gemiddelde Nederlandse gemeenten?

Staatssecretaris Van Marum:

Ik kom daar in tweede termijn even op terug.

De voorzitter:

Bent u daarmee aan het einde gekomen van uw beantwoording?

Staatssecretaris Van Marum:

Even kijken. Ja. Ik heb nog wel een afsluitend stukje. De toenemende geopolitieke en economische spanningen vragen om sterke en veerkrachtige eilanden. Het is daarom van het allergrootste belang om in het Koninkrijk nauw met elkaar in verbinding te blijven. Met deze ontwerpbegroting 2026 zet het kabinet een duidelijke koers uit, een koers die in mijn ogen past bij een Koninkrijk met een sterke onderlinge verbondenheid, maar die ook eerlijk is over wat wel en wat niet kan. Ik zie deze begrotingsbehandeling als een kans om samen stappen te zetten in het verbeteren van het dagelijks leven voor alle inwoners van Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Uiteindelijk doen wij dit voor hen.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Van der Burg.

De heer Van der Burg (VVD):

Ik ga ervan uit dat de schriftelijke beantwoording, die wij een halfuur voor dit debat ontvingen, onderdeel zal zijn van dit debat ...

De voorzitter:

Zeker.

De heer Van der Burg (VVD):

… en dat ik daar dus een vraag over mag stellen. Mijn collega van GroenLinks-PvdA heeft een vraag gesteld over het democratisch tekort. Zoals gisteren gezegd in het debat, ben ik het niet met haar eens. Maar de staatssecretaris is het wél met haar eens, want hij geeft aan dat er sprake is van een democratisch tekort. Hij zegt letterlijk: "Ik ben mij ervan bewust dat er een democratisch tekort is."

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Van der Burg (VVD):

Daarover is dus geen verschil van mening tussen GroenLinks-PvdA en het kabinet. Maar de staatssecretaris zegt vervolgens "het Nederlandse kabinet is het niet eens met het verruimen van het actief kiesrecht", hetgeen ik eens ben met het kabinet. Maar als het kabinet constateert dat er sprake is van een democratisch tekort en het niet eens is met de oplossing van GroenLinks-PvdA, wat vindt deze staatssecretaris dan dat er wél moet gebeuren om dat democratisch tekort te dichten?

Staatssecretaris Van Marum:

Volgens mij heb ik u daar net antwoord op gegeven.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Meneer Van der Burg was zo aardig om dit onderwerp voor mij aan te snijden. Ik verbaasde mij ook een beetje over de discrepantie tussen het schriftelijke antwoord over het democratisch tekort op de CAS-eilanden en de passie waarmee de staatssecretaris staat te pleiten — iets wat hem siert — voor de uitbreiding van de eilandsraden op de BES-eilanden. Ik vind dat heel vreemd. Hebben we nou een democratisch tekort op die eilanden en willen we dat oplossen, of niet?

Staatssecretaris Van Marum:

Volgens mij heb ik die differentiatie niet gemaakt.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Jawel, want die eilandsraden gaan we uitbreiden, omdat het geen goede democratische representatie is, maar het advies van de Raad van State wordt door dit kabinet niet gedeeld. Het kabinet wil er ook niks mee doen, terwijl er op de CAS-eilanden ook een probleem met de democratische representatie is. Willen we dus de problemen met de democratische representatie oplossen, of niet?

Staatssecretaris Van Marum:

Volgens mij kun je als kabinet op een advies van de Raad van State een overweging maken. Volgens mij heb ik die overweging gewoon duidelijk in de brief gezet.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ik vind dit vervelend; het is geen antwoord op mijn vraag. Ik weet wat de staatssecretaris in de brief heeft gezet. Mijn vraag is waarom de staatssecretaris anders kijkt naar het democratisch tekort op de BES-eilanden dan naar het democratisch tekort op de CAS-eilanden.

Staatssecretaris Van Marum:

Volgens mij zijn we appels met peren aan het vergelijken. We hebben te maken met autonome landen aan de ene zijde en we hebben te maken met openbare lichamen met een bestuur dat onder Nederlandse verantwoordelijkheid valt. Dat is het verschil. Om dat in één kommetje te gieten, is te moeilijk, denk ik. Of nee, te makkelijk.

De heer Van der Burg (VVD):

Met alle respect, maar dit kan niet, want volgens mij vergist de staatssecretaris zich. Laat ik het positief formuleren. De vraag die gisteren is gesteld door GroenLinks-PvdA ging over CAS. Het ging er nadrukkelijk over dat Koninkrijksinwoners geen standpunten kunnen formuleren aangaande defensie et cetera. De antwoorden die de staatssecretaris net gaf, gingen over BES. Dat is een compleet andere situatie. Het ene is namelijk gewoon Europees Nederland en het andere is Koninkrijk. Ik vraag een reactie van de staatssecretaris op datgene wat hij zegt over CAS. Hij zegt in de brief dat hij vindt dat er op het gebied van CAS sprake is van een democratisch tekort. Het zijn dus wel degelijk appels en appels.

Staatssecretaris Van Marum:

Ik kom daar in tweede termijn even op terug.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik wil voor de tweede termijn van deze begrotingsbehandeling het woord geven aan mevrouw Dijk namens de fractie van D66. We schorsen eerst een enkel ogenblik.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan mevrouw Dijk voor haar inbreng namens D66 in tweede termijn. Wellicht kan de staatssecretaris plaatsnemen in vak K. Mevrouw Dijk, u heeft het woord.

Termijn inbreng

Mevrouw Heera Dijk (D66):

Dank, voorzitter. Ook dank voor de schorsing, want ik wilde heel even wat checken. Dank voor de antwoorden. Ik heb één motie, die ik wil voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) halverwege januari komt met nieuwe armoedecijfers over de eilanden in de vorm van de monitor macro-economische context Caribisch Nederland;

overwegende dat nog steeds grote groepen mensen op de eilanden kampen met grote armoede die slechts deels wordt aangepakt met veel incidentele maatregelen;

overwegende dat de Kamer eerder de motie-Bamenga heeft aangenomen, die vroeg om een jaarlijkse voortgangsrapportage over de vervolgstappen na de commissie-Thodé;

verzoekt de regering zo snel mogelijk na de publicatie van de nieuwe armoedecijfers door het CBS te komen met een kabinetsreactie en een voorstel voor verdere opvolging van de commissie-Thodé en daarbij expliciet aandacht te besteden aan het incidentele karakter van veel eerder genomen maatregelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Heera Dijk.

Zij krijgt nr. 34 (36800-IV).

Dank u wel. Het woord is aan de heer Van der Burg. Hij ziet af van zijn tweede termijn. De heer Vlottes ziet af van zijn tweede termijn. Mevrouw Tseggai krijgt het woord voor haar inbreng in tweede termijn namens GroenLinks-Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Eén motie van de zijde van GroenLinks-PvdA.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de geopolitieke situatie in het Caribisch gebied er bij bewoners op de Benedenwindse Eilanden zorgen zijn over de veiligheid op en rond de eilanden en over wat te doen in het geval van een noodsituatie;

overwegende dat de Rijksoverheid voor Europees Nederland de website denkvooruit.nl heeft ingesteld met informatie over noodsituaties, maar dat voor de eilanden in het Caribisch deel van het Koninkrijk er geen informatie op deze website te vinden is en dat er ook geen aparte website is met informatie voor de inwoners van de eilanden;

verzoekt de regering om samen met de eilandbesturen te verkennen op welke soortgelijke wijze de bewoners van de eilanden in Caribisch Nederland via een publiek bekende website in het Nederlands, Engels en Papiaments kunnen worden geïnformeerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tseggai, Nanninga en Ceder.

Zij krijgt nr. 35 (36800-IV).

Dank u wel, mevrouw Tseggai. Ik geef het woord aan de heer Van den Brink voor zijn inbreng in tweede termijn namens het CDA.

De heer Tijs van den Brink (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Hartelijk dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Er is één vraag blijven liggen wat mij betreft. Wij hadden gevraagd naar de aanwezigheid van het stationsschip in het Caribisch gebied, of het lukt om daar permanent te zijn. Uw antwoord was: we zetten ons altijd in om daar aanwezig te zijn. Dat vond ik niet echt een antwoord op de vraag. Is dat schip daar continu aanwezig? Hoe was dat bijvoorbeeld in het afgelopen jaar? Ik ga daar geen motie over indienen. Er zijn al genoeg moties ingediend dit jaar.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van den Brink. Dat ben ik volmondig met u eens. Dan geef ik het woord aan mevrouw Nanninga voor haar inbreng in tweede termijn namens JA21.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Voorzitter. De discipline van het CDA heb ik vandaag niet. Ik heb wel moties. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Op een aantal punten hebben we wat meer duidelijkheid gekregen, maar we houden zorgen over de betaalbaarheid van vervoer voor de eilandbewoners en over het ontbreken van structureel inzicht in de vluchtelingenstromen richting de eilanden. Daarom dien ik twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bereikbaarheid van Caribische eilanden onder druk staat door sterk gestegen prijzen voor lucht- en veerverbindingen;

constaterende dat deze prijsstijgingen het voor eilandbewoners steeds moeilijker maken om toegang te houden tot essentiële voorzieningen, werk, onderwijs en zorg;

overwegende dat bereikbaarheid een randvoorwaarde is voor leefbaarheid, economische ontwikkeling en sociale samenhang op de eilanden;

overwegende dat structurele subsidiëring van commerciële vervoerders niet vanzelfsprekend is en zorgvuldig moet worden afgewogen;

verzoekt de regering te onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om het openbaar vervoer van de Caribische eilanden betaalbaar te houden ten minste totdat de PSO in werking treedt, daarbij de belangen van zowel de markt als de gemeenschap mee te nemen, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nanninga en Tseggai.

Zij krijgt nr. 36 (36800-IV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er vluchtelingenstromen vanuit Venezuela richting de ABC-eilanden zijn en dat deze bij verdere geopolitieke escalatie kunnen toenemen;

constaterende dat de Kustwacht Caribisch Gebied een centrale rol vervult bij grensbewaking, signalering en monitoring van migratiestromen over zee;

overwegende dat tijdige en betrouwbare informatie over deze stromen noodzakelijk is om te kunnen anticiperen op een mogelijke vluchtelingencrisis in de regio;

verzoekt de regering na te gaan of de Kustwacht Caribisch Gebied beschikt over voldoende capaciteit en middelen om, in het licht van een mogelijke vluchtelingencrisis, haar taken adequaat uit te voeren;

en verzoekt de regering, indien nodig, in samenwerking met de andere landen binnen het Koninkrijk maatregelen te treffen om deze capaciteit toereikend te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nanninga en Van der Burg.

Zij krijgt nr. 37 (36800-IV).

Mevrouw Nanninga (JA21):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb heel snel gepraat.

De voorzitter:

Het ging u goed af.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Ik ben over de tijd gegaan.

De voorzitter:

Het ging u goed af. Het woord is aan de heer Ceder voor zijn inbreng in tweede termijn namens de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige situatie bij Selibon voor risico's zorgt voor de volksgezondheid;

overwegende dat er recent een bestuursovereenkomst is afgesloten om de stortplaats in 2028 te sluiten;

verzoekt de regering voor 1 juli 2026 een gedragen (financieel) plan aan te leveren voor een structurele oplossing van Selibon Lagun dat is opgesteld door de verantwoordelijke ministeries in samenwerking met het bestuurscollege van Bonaire en hierin expliciet de verantwoordelijkheid van ieder betrokken ministerie een plek te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Van der Burg.

Zij krijgt nr. 38 (36800-IV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de structurele subsidie voor energiebedrijven in Caribisch Nederland wordt verlaagd, waardoor de netbeheertarieven minder worden gecompenseerd en de elektriciteitstarieven per 1 januari 2026 flink gaan stijgen;

overwegende dat de elektriciteitstarieven in Caribisch Nederland in verhouding tot het gemiddeld inkomen veel hoger zijn dan in Europees Nederland;

spreekt uit dat het onwenselijk is dat inwoners van Caribisch Nederland per 1 januari 2026 een veel hoger tarief moeten betalen en de Kamer aan zet is om een begroting vast te stellen waarin deze stijging voorkomen wordt;

verzoekt de regering de prijsstijging voor elektriciteitstarieven in Caribisch Nederland per 1 januari 2026 ongedaan te maken en in aanloop naar definitieve vaststelling van de begroting hiervoor dekking te zoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 39 (36800-IV).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb nog een paar tellen, dus ik wil nog even het belang hiervan benadrukken. Ik heb al een aantal kabinetten meegemaakt en elk jaar gaat het over de vraag of wij voldoende geld uittrekken voor Caribisch Nederland. Op het totale budget van de begroting gaat het echt helemaal nergens over. Het zijn telkens politieke keuzes. Ik heb een paar maanden geleden een amendement ingediend om 50 miljoen voor energiearmoede uit te trekken. Dit gaat om niet eens 10% daarvan. Dat kunnen we dekken, dus ik zou zeggen: kom Kamer, ga aan de slag.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde van de tweede termijn van de Kamer gekomen. Ik schors tot 17.20 uur, waarna we gaan luisteren naar de appreciaties van de zijde van het kabinet.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de staatssecretaris voor de beantwoording van de gestelde vragen en de appreciaties van de ingediende moties.

Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Marum:

Dank u wel, voorzitter. Wilt u beginnen met de vragen of met de appreciaties van de moties?

De voorzitter:

Laten we beginnen met de moties.

Staatssecretaris Van Marum:

De motie op stuk nr. 34 ontraad ik. De staatssecretaris Participatie en Integratie heeft uw Kamer op 21 november van dit jaar geïnformeerd over diverse onderwerpen, waaronder de monitoring van de effecten van de genomen maatregelen. De CBS-cijfers die in januari gepubliceerd zullen worden, zullen een beter beeld geven van de effecten van de maatregelen die zijn genomen om de inkomens te verhogen en de kosten van het levensonderhoud te verlagen. Het is inderdaad van belang dat de maatregelen structureel gemaakt worden. Mijn collega gaf daarnaast in zijn brief aan dat het besluit over de kostenverlaging na 2026 in eerste aanleg ligt bij een nieuw kabinet, om de betaalbaarheid van de nutsvoorzieningen te garanderen. Dat wil ik hierbij benadrukken.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 35.

Staatssecretaris Van Marum:

De motie op stuk nr. 35 kan ik oordeel Kamer geven. Hij is wel voor JenV en de NCTV, dus ik zal 'm ook doorgeleiden. Of het moet gaan over een website, want dan is het ook onderdeel van de verkenning, en dan moet het gaan om de BES.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 36.

Staatssecretaris Van Marum:

De motie op stuk nr. 36 kan ik oordeel Kamer geven. Ik neem daarbij aan dat u doelt op de connectiviteit tussen de bovenwindse eilanden, dus Sint-Maarten, Sint-Eustatius en Saba. Ik apprecieer de motie als oordeel Kamer. In 2023 is een onderzoek ingesteld door het ministerie van IenW. Daaruit is gebleken dat een public service obligation het effectiefste instrument is voor betaalbare vliegtickets. Met een PSO kunnen aan een marktpartij nadere eisen worden gesteld ten aanzien van de ticketprijzen en het minimumaantal vluchten. De kosten voor een PSO zijn hierbij ook in beeld gebracht. Op dit moment wordt het kostenplaatje geactualiseerd. Voor de mogelijke PSO is nog geen financiering gevonden. Ook is er onderzoek gedaan naar wat er nodig is om een veerverbinding mogelijk te maken. Hieruit blijkt dat zonder subsidie een veerverbinding niet levensvatbaar is. Ik heb recentelijk subsidie verleend voor de jaren 2026 en 2027 voor de veerboot. Voor de periode na '27 is nog geen geld beschikbaar.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 36 krijgt oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 37.

Staatssecretaris Van Marum:

De motie op stuk nr. 37: oordeel Kamer. De Kustwacht Caribisch Gebied is een organisatie van alle landen binnen het Koninkrijk. Hoewel de Kustwacht Caribisch Gebied nog geen directe impact voorziet op haar optreden, is het voorstelbaar dat er veranderingen kunnen plaatsvinden op het gebied van migratiestromen. Nederland houdt die ontwikkeling samen met andere landen binnen het Koninkrijk in de gaten. De Kustwacht blijft onverminderd actief in zijn reguliere taken. Daarom geef ik ook de motie op stuk nr. 37 oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 38.

Staatssecretaris Van Marum:

De motie op stuk nr. 38 kan ik ook oordeel Kamer geven. In de bestuurlijke afspraken heb ik met het bestuurscollege van Bonaire vastgelegd dat het bestuurscollege en ik ons zullen inspannen om uiterlijk 1 juli tot nadere afspraken te komen over het langetermijnperspectief voor de afvalverwerking op Bonaire. Deze afspraken zien toe op de richting en de duidelijke contouren van een structurele oplossing. De verdere uitwerking van deze afspraken vindt plaats in samenwerking met de ministeries van LVVN en IenW en binnen de verantwoordelijkheden van betrokken partijen. Deze uitwerking omvat onder meer de technische haalbaarheid, de mogelijke financieringsstructuur, de benodigde vergunningverlening en de samenloop met fase 2 van het natuur- en milieubeleidsplan en het beleidsterrein van de fysieke infrastructuur. De ministeries van LVVN en IenW ondersteunen in de samenwerkingsafspraken de vastgelegde koers en zullen worden betrokken bij de voorbereiding en uitwerking van het plan.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 39.

Staatssecretaris Van Marum:

De motie op stuk nr. 39 moet ik "ontijdig" verklaren. De heer Ceder stelt vast dat de budgetten van KGG de komende jaren afnemen. De tarieven voor elektra kunnen per 2026 niet meer tot het niveau van Europees Nederland gesubsidieerd worden door onvoldoende middelen bij KGG om het bestaande budget te verhogen. Voor nadere vragen over de begroting van KGG verwijs ik door naar mijn collega van KGG en de begrotingsbehandeling van KGG.

De voorzitter:

Dan moet ik de heer Ceder formeel vragen of hij bereid is de motie aan te houden.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dit is ingewikkeld, voorzitter, want op 1 januari schieten de prijzen omhoog en het KGG-debat is volgens mij minimaal in januari. Wij zitten dus gewoon met een deadline. Ik zoek een pragmatische manier en daarom heb ik dit gedaan. Ik ben bereid om een amendement in te dienen om het initiatief te nemen vanuit de Kamer, maar daar wordt pas in maart 2026 over gestemd. Ik zou het fijn vinden als tot die tijd de kosten niet doorberekend worden. Daarvoor heb ik geprobeerd om het zo te formuleren. Ik hoop dat de staatssecretaris begrijpt dat ik met dit oordeel niet zo veel kan, omdat ik de situatie probeer te voorkomen dat het op 1 januari klachten regent en dat wij als parlementariërs kennelijk onze taak niet gedaan hebben. Ik vraag mij af of de staatssecretaris met me kan meedenken. Ik wil het amendement best bij het debat met KGG indienen, maar het gaat mij erom dat wij voorkomen dat dit scenario zich voordoet. Ik heb ook de vraag gesteld om hoeveel geld het gaat. Volgens mij gaat het ook niet om heel veel geld.

Staatssecretaris Van Marum:

Naar de middelen moet ik straks even kijken, want die vraag komt straks waarschijnlijk bij de beantwoording van de vragen terug. Ik wil met u meedenken, maar dan moeten we na het debat eventjes met elkaar in overleg om te kijken hoe we dit vorm kunnen geven.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dan houd ik de motie tot die tijd aan. Ik hoop dat we dit straks al kunnen afspreken. Rond 20.30 uur stemmen wij. Ik wil niet de druk opvoeren, maar ik hoop dat wij in het kader van een brede kerstgedachte een mooi cadeau kunnen afgeven en dit kunnen afconcluderen richting het Caribisch deel.

Staatssecretaris Van Marum:

Laten we na het debat eventjes samen zitten en kijken of we tot iets kunnen komen.

De voorzitter:

Akkoord.

De voorzitter:

Daarmee hebben we de appreciaties van de ingediende moties. We gaan luisteren naar de staatssecretaris voor het resterende deel van de beantwoording.

Staatssecretaris Van Marum:

Daarin heb ik: uitbreiding eilandsraden, Selibon, geopolitiek en democratisch tekort.

De heer Van der Burg vroeg mij: wat zijn de standpunten van de drie eilandsraden als het gaat om het voorliggende wetsvoorstel uitbreiding eilandsraad? Welk standpunt neemt het kabinet als uitgangspunt voor zijn keuzes ten aanzien van de ratio inwoneraantal/raadslid? We vergelijken de drie BES-eilanden met de zes Nederlandse eilanden of met de gemiddelde Nederlandse gemeente. Wij werken hierbij volledig in lijn met de afsprakenlijst van De Bilt. Daar hebben de bestuurscolleges en de eilandsraden van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius mee ingestemd. We groeien toe naar een staffel die in artikel 8 van de Gemeentewet is opgenomen, die ook geldt voor alle gemeentes in Europees Nederland. Het inwoneraantal gaat bepalen hoeveel raadsleden er zijn. In overleg met de eilandsbesturen en de eilandsraden hebben we zo het ingroeipad en de staffel aangepast en zo wordt het maatwerk toegepast.

De voorzitter:

Mevrouw Tseggai was eerst, meneer Van der Burg.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Houdt de staatssecretaris zich aan alle afspraken die op deze afsprakenlijst zijn vastgesteld?

Staatssecretaris Van Marum:

Over één afspraak die daarop stond, het verdwijnen van de Rijksvertegenwoordiger, hebben wij vanuit Nederland gezegd: dat gaan we niet doen. Dat geeft namelijk een probleem. Elke bestuurslaag moet een mogelijkheid hebben om in het geval van disfunctioneren of problemen met inwoners te kunnen ingrijpen. Daarom wilden we de Rijksvertegenwoordiger behouden. Dat is ook in het belang van de inwoners. Ik heb wel gezegd dat we over de vorm van de Rijksvertegenwoordiger met elkaar kunnen spreken en dat we het profiel dat daarvoor gezocht wordt in gezamenlijkheid met de eilanden kunnen bekijken.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Het klopt toch dat er in De Bilt vorig jaar een afsprakenlijst is vastgesteld waar handtekeningen onder zijn gezet? Heeft de staatssecretaris na het eenzijdig opzeggen van deze ene afspraak nog een nieuwe afsprakenlijst gemaakt met de eilandraden?

Staatssecretaris Van Marum:

Voor zover ik weet niet. Dat zou ik na moeten vragen, maar volgens mij niet.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Wat was de laatste keer dat de staatssecretaris dan wel met de eilandraden heeft gesproken, want het is mij nog steeds onduidelijk wat die eilandraden nou zelf vinden van … Nou, het is mij wel duidelijk, maar ik vraag me af of de staatssecretaris ook weet wat de eilandraden vinden van het uitbreiden van de eilandraden.

Staatssecretaris Van Marum:

Volgens mij heb ik hier duidelijk uitgelegd dat dit onderdeel was van de afspraken die gemaakt zijn. Als het gaat over de vraag of wij gesproken hebben met de eilandraden, kan ik zeggen: tijdens mijn laatste bezoek aan de BES-eilanden heb ik met alle raden gesproken en toen hebben we met name gesproken over de Rijksvertegenwoordiger.

De heer Van der Burg (VVD):

Vanavond ligt op voorstel van D66, GroenLinks-PvdA en JA21 voor of we dit voorstel controversieel verklaren of niet. Wat willen de drie eilandraden dat wij doen met het voorstel van deze drie partijen?

Staatssecretaris Van Marum:

Ik heb hier gezegd dat wij dit conform de afspraken gedaan hebben. Het voorstel dat ik richting de Kamer heb gedaan, heb ik naar voren gehaald met de motivatie dat ik denk dat het goed zou zijn als we de opdracht die op dit moment op de BES-eilanden afkomt ten aanzien van het bestuurlijk tekort dat daar zit naar voren halen, omdat we anders nog vier jaar moeten wachten voordat we daar een voltallige vertegenwoordiging hebben. Wat de eilandraden daar nu met terugwerkende kracht van vinden of als ze daar vervolgens weer een ander besluit over genomen hebben … Ik heb me gericht naar de afspraken die we daar gemaakt hebben.

De heer Van der Burg (VVD):

De voorzitter maakte zijn zin … Sorry, de voorzitter doet niks. Althans, hij werkt heel erg hard. De staatssecretaris maakte zijn zin niet af. Hij zei namelijk: "Wat de eilandraden daar nu van vinden …" toen stopte hij met zijn zin en begon hij over zijn mening. Ik vraag aan de staatssecretaris: is de staatssecretaris dan wel zijn ministerie geïnformeerd door een of meerdere van de drie eilandraden aangaande dit wetsvoorstel over of dat nu wel of niet in behandeling moet worden genomen, ja of nee?

Staatssecretaris Van Marum:

Ik ben er niet van op de hoogte. Ik zal ambtelijk navragen of daar nog andere zaken over binnen gekomen zijn. Dat is niet bij mij terecht gekomen.

De heer Van der Burg (VVD):

Tot slot, voorzitter. Dan zou ik graag het antwoord van de staatssecretaris schriftelijk willen hebben voor we vanavond gaan stemmen, want dan moeten we weten of wij het voorstel van GroenLinks-PvdA, D66 en JA21 wel of niet steunen.

Staatssecretaris Van Marum:

Dat kan ik toezeggen.

De voorzitter:

De staatssecretaris zegt dat toe.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Het maakt onze fractie in zekere zin niet zo veel uit of het controversieel wordt verklaard of niet. De reden dat ik dat voorstel van D66 en GroenLinks-PvdA heb gesteund, is omdat ik — ik zeg maar wat geks — met die eilandraden gesproken heb en zij dat uitdrukkelijk voorleggen. Dat staat even los van de inhoud van dat voorstel.

De voorzitter:

En uw vraag?

Mevrouw Nanninga (JA21):

Wat mij bevreemdt, is dat de staatssecretaris kennelijk dat contact niet heeft of niet weet waar dan precies het probleem zit. Als die mensen daar zelf om vragen, waarom heeft hij daar dan niet even de tijd voor genomen en waarom zouden we dit dan niet voor nu controversieel verklaren?

Staatssecretaris Van Marum:

Nogmaals, ik heb u mijn motivering hier gegeven. Op de vraag die hier net gesteld is, zal ik nog voor de stemmingen schriftelijk terugkomen.

De voorzitter:

U vervolgt uw beantwoording van de twee resterende vragen.

Staatssecretaris Van Marum:

De heer Van der Burg stelde een vraag over de problematiek inzake Selibon. "Zet BZK zich ervoor in om in Q2 2026 meer geld te regelen? Nu zegt de staatssecretaris 'verkennen', maar waarvoor wordt de aanvullende financiering geregeld? Kan de staatssecretaris een overzicht geven waaruit blijkt hoeveel geld daarvoor in 2026 op de eigen begroting en op die van de collega's nodig is? Of denkt de staatssecretaris dat alles kan worden opgelost op de bestaande begroting? Als dat niet kan, moet extra geld worden vrijgemaakt. Dat kan alleen nu via de stemmingen die daarover gaan." Ik kan alleen reflecteren op de benodigde investeringen voor de korte termijn. Ik heb reeds dit jaar 1,5 miljoen bijgedragen voor het inrichten van een nieuw stortvak. Het bestuurscollege heeft aangegeven de kosten voor de omheining op dit moment zelf te kunnen dragen. Daarnaast zet ik mij ervoor in een bijdrage te leveren aan een gezondheidseffectrapportage voor de omwonenden van de stortplaats Lagun. Tot slot zijn er middelen nodig voor het afwerken van de afvalberg en het mitigeren van de risico's. Het ministerie van IenW zal in overleg met het bestuurscollege van Bonaire in 2026 bezien of en onder welke voorwaarden middelen die al op de begroting van IenW staan, voor het programma Afvalbeheer op Maat kunnen worden ingezet voor het afwerken van een stortplaats. Het kostenplaatje voor een structurele oplossing op de lange termijn moet nog duidelijk worden. Ik zal dit samen met mijn collega's van IenW en van LVVN verkennen. Het besluit hierover is aan een volgend kabinet.

Dan kom ik op de vraag van mevrouw Nanninga over het verbeteren van de cybersecurity. Er zitten verschillende zaken in de pijplijn voor cyber. Voor CN wordt er gewerkt aan een plan voor digitale weerbaarheid. Dat gaat over zaken als awareness en opleidingen, maar ook over regulering. Daarnaast is er een aanvulling op het Overheidsbreed Cyberprogramma voor alle Caribische delen van het Koninkrijk. Dit staat in het teken van het verbeteren van de bewustwording, kennisdeling en samenwerking. Zo worden in webinars verschillende thema's gezamenlijk uitgediept en wordt er ook gezamenlijk geoefend in het kader van de crisisbeheersing.

Dan had ik nog een vraag van het CDA: is het stationsschip continu aanwezig? Defensie zet zich ervoor in om altijd een stationsschip in het Caribisch gebied aanwezig te hebben. De schepen die hiervoor worden ingezet, rouleren. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Defensie.

Dan is er nog een vraag over het democratisch tekort: waarom kijkt de staatssecretaris anders naar het democratisch tekort op de BES-eilanden dan naar het democratisch tekort op de CAS-eilanden? Het democratisch tekort waar door GroenLinks-PvdA naar wordt gevraagd, is wat we als formeel democratisch tekort in het Koninkrijk hebben. Dat erken ik. Dat heeft het Nederlandse kabinet ook in zijn positionpaper erkend. Bij de BES hebben we het niet over een democratisch tekort, maar over een representatie. Ik vind het niet goed uitlegbaar dat de inwoners van de BES minder goed vertegenwoordigd worden dan inwoners in een gemeente met vergelijkbare inwoneraantallen. Van alle wetgeving is slechts 2% à 3% een rijkswet. De overige wetsvoorstellen betreffen autonome aangelegenheden van het land Nederland. Door actief kiesrecht uit te breiden krijgen de Nederlanders in de Caribische landen hierop invloed. Ik ben in gesprek met de andere mp's in het kader van een nader rapport inzake het ongevraagde advies van de landen, waarbij we wat betreft dit onderwerp mogelijk op andere oplossingen komen.

De voorzitter:

Bent u daarmee aan het einde gekomen van uw beantwoording in tweede termijn?

Staatssecretaris Van Marum:

Ja.

De voorzitter:

Ik bied ruimte voor twee interrupties.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Als ik het even samen mag vatten: de staatssecretaris ziet dus dat er een democratisch tekort is op de CAS-eilanden, maar hij gaat er niks aan doen.

Staatssecretaris Van Marum:

Kijk, in formele zin zijn we één Koninkrijk. Op een aantal onderdelen hebben we samenwerkingsverbanden, waarin we gezamenlijk zaken doen. Een deel van die besluitvorming is ook gewoon in het autonome land. We hebben de gevolmachtigde ministers, die in de Rijksministerraad zitten en die over die onderwerpen kunnen meespreken. Dus in die zin, in formele zin, zou je kunnen spreken van een democratisch ... Hoe noem je dat? Dat het democratisch niet gelijk zou zijn. Maar in absolute zin: we hebben een vertegenwoordiging in de Rijksministerraad op de onderdelen die wij voor die eilanden in gezamenlijkheid doen.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ik heb hier een schriftelijke beantwoording van de staatssecretaris voor me: "Binnen het Koninkrijk zijn de Nederlanders gebonden aan wetten die zijn en worden aangenomen door de volksvertegenwoordigende organen, terwijl die Nederlanders geen invloed hebben gehad op de samenstelling daarvan". Dat is correct, denk ik. Dit komt van de staatssecretaris zelf. Hij zegt nu dat er wel wordt meegestemd in de Rijksministerraad, maar het gaat ook om het controleren van die wetten. Ik ga het nu dus nog één keer proberen: de staatssecretaris ziet het probleem, maar hij gaat er niks aan doen.

Staatssecretaris Van Marum:

Of de staatssecretaris ziet geen probleem en vindt dat het op deze manier voldoende gewaarborgd is.

De heer Van der Burg (VVD):

De staatssecretaris ziet wél een probleem. Hij zegt nu dat hij geen probleem ziet, maar hij zegt in de tekst dat hij wel een probleem ziet. Daar zegt hij namelijk dat er sprake is van een democratisch tekort. En een staatssecretaris van Binnenlandse Zaken vindt een democratisch tekort een probleem; dat is niet eens een mening, maar een feit, zo zou ik bijna zeggen. Maar de staatssecretaris las net iets anders voor dan wat hij nu als antwoord geeft aan GroenLinks-PvdA.

Staatssecretaris Van Marum:

Dat ging ook over twee verschillende zaken.

De voorzitter:

Nee, de heer Van der Burg is aan het woord.

De heer Van der Burg (VVD):

De vraag zou zijn: hoe kan de staatssecretaris zeggen dat er geen sprake is van een probleem en dat er wel sprake is van een democratisch tekort?

Staatssecretaris Van Marum:

Nou, in absolute zin, als we kijken naar de landen van het Koninkrijk, hebben we te maken met een aantal zaken waar wij gezamenlijk over besluiten. Die zaken komen in de Rijksministerraad met de gevolmachtigde ministers aan de orde. Waar ik het hier over had, in de beantwoording van deze vragen, waren de BES-eilanden. Er zijn twee zaken ... Ja, ik zeg dat wél, en ik ga hierbij wel even over mijn eigen woorden. Het democratisch tekort waarnaar gevraagd wordt door GroenLinks-PvdA is wat we als formeel democratisch tekort in Nederland hebben. Dat erken ik, en dat hebben wij in ons positionpaper ook neergelegd. Of we dat een probleem vinden, is een ander verhaal. We hebben daar een oplossing voor bedacht. We hebben daar de oplossing voor bedacht dat we gevolmachtigde ministers in de Rijksministerraad hebben die meebeslissen over die onderdelen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van der Burg ...

Staatssecretaris Van Marum:

Dat is één deel van het verhaal. In het andere deel van het verhaal, wanneer we het hebben over de BES, gaat het niet over een democratisch tekort, maar over de representatie, een tekort aan representatie. Dát is het verschil dat ik hier in deze uitleg heb willen maken. Ik hoop dat u nu snapt hoe ik dit als zodanig bedoeld heb.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van der Burg.

De heer Van der Burg (VVD):

Ja, het is vrij lastig, voorzitter. Als je kijkt naar de positionpaper waar de staatssecretaris aan refereert en we de hele tekst nemen die de staatssecretaris zojuist heeft voorgelezen en die daarmee in de annalen komt te staan ... Gaat het kabinet naar aanleiding van het democratisch tekort actie ondernemen anders dan datgene wat GroenLinks-PvdA wil, namelijk het stemrecht uitbreiden? Want dat gaat het kabinet niet doen, schrijft u hier. Gaat het kabinet andere dingen doen dan het actief kiesrecht uitbreiden?

Staatssecretaris Van Marum:

De afgelopen periode hebben we van alle vier de landen, Nederland en de CAS-eilanden, positionpapers gekregen. Daar zitten verschillen tussen. We gaan met elkaar bekijken wat we in gezamenlijkheid kunnen bedenken om met een soort standpuntbepaling te komen. Op dit moment zijn we daarover nog in overleg. Nederland heeft een standpunt ingenomen en op dit moment zijn we met de vier landen aan het bekijken hoe we tot een definitieve tekst kunnen komen.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de beantwoording van de zijde van het kabinet in tweede termijn. Ik dank de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid en voor de beantwoording.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Als de minister met het schriftelijke antwoord is gekomen over het controversieel verklaren van de wetten over de eilandsraad, zou ik wel graag vanavond een derde termijn willen, voor de stemmingen. Ik heb toch het gevoel dat de laatste dingen hierover nog niet gezegd zijn. Het wordt er ook niet duidelijker op, dus ik zou willen vragen om vanavond na het laatste tweeminutendebat een korte derde termijn te houden.

De voorzitter:

Daar heeft u dan wel een meerderheid voor nodig en dat wordt heel ingewikkeld. U kunt het ook doen met de beraadslaging die heeft plaatsgevonden in de termijnen.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Dan zou ik daarover willen stemmen.

De voorzitter:

Als dat uw voorstel is, dan zal er een meerderheid voor moeten zijn.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Het kan wat mij betreft kort; het hoeft niet lang te duren.

De voorzitter:

Ja, maar een extra derde termijn moet wel geregeld worden. Is daar steun voor? Mevrouw Tseggai doet een voorstel.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik onderschrijf het probleem dat mevrouw Tseggai voorlegt, maar volgens mij is dit formeel niet een punt dat in de begroting thuishoort. Dat betekent dat we een eventuele derde termijn of een commissiedebat ook na het reces zouden kunnen doen. Ik zeg dit, omdat ik niet weet of we het elkaar moeten aandoen om het vanavond te doen.

De voorzitter:

De heer Van der Burg. Dus geen steun van de heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik snap het punt, maar ik zou het niet vanavond doen. Het kan ook na het reces volgens mij.

De heer Van der Burg (VVD):

Ik kijk ook even naar u, voorzitter, aansluitend op wat de heer Ceder zegt. Kan het dat wij aan GroenLinks-PvdA, D66 en JA21 vragen om het controversieel verklaren uit te stellen tot nadat wij de brief van de staatssecretaris hebben, opdat wij dan kunnen kijken of een derde termijn noodzakelijk is?

De voorzitter:

Het antwoord daarop is: ja.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Steun.

De heer Tijs van den Brink (CDA):

Steun.

Mevrouw Heera Dijk (D66):

Steun voor het laatste.

De voorzitter:

Ik constateer dat de vraag die de heer Van der Burg stelde, ook een instemming is met dat voorstel?

De heer Van der Burg (VVD):

Ik ben het altijd eens met mijzelf, voorzitter.

De heer Vlottes (PVV):

Steun voor het tweede voorstel.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Ik zou graag een derde termijn voorkomen, als dat kan, dus steun voor het voorstel-Van der Burg.

De voorzitter:

Akkoord. Dan is daarvoor een meerderheid.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik had nog twee vragen die openstonden. Wat was het bedrag dat volgens KGG niet opgebracht kon worden om de energieprijs niet sterk te verhogen? Het stond niet in de begroting en dan kan ik ook geen amendement indienen.

Staatssecretaris Van Marum:

Het gaat om 4,1 miljoen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Nee, 4,1 miljoen is wat er uitgegeven wordt. Dat wordt nu gehandhaafd. Door de prijsstijgingen behoort de subsidie mee te stijgen. Dat gebeurt dus niet, waardoor er een gat ontstaat. Mijn vraag is wat dat gat is, want dat is het bedrag dat geamendeerd zou moeten worden om op hetzelfde prijsniveau te kunnen blijven.

De voorzitter:

Kan de staatssecretaris daar nu op antwoorden, of kunt u dat wellicht ook meenemen in de brief die u toch nog gaat sturen?

Staatssecretaris Van Marum:

Ik zal daar schriftelijk op ingaan.

De voorzitter:

Akkoord, meneer Ceder, dan is dat voor nu wat het is.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik had nog één vraag die openstond. De staatssecretaris zou verkennen hoe bij Koninkrijksaangelegenheden de commissie-stiekem, maar ook het seniorenconvent et cetera, samen geïnformeerd kunnen worden, want er bestaat flinke behoefte aan vanuit de parlementariërs die geconfronteerd worden met uitdagingen die een landsaangelegenheid overstijgen. Daar heb ik een motie over ingediend. Die heb ik aangehouden tot dit debat, omdat ik een oordeel van de staatssecretaris wil afwachten. Het is een verkenning. Die kan alle kanten op, maar ik zou wel graag willen weten welke verkenning gedaan wordt. De vraag is hoe de staatssecretaris daarnaar kijkt.

Staatssecretaris Van Marum:

De vraag was: kan de regering verkennen op welke wijze relevante vertrouwelijke informatie gedeeld kan worden met de parlementariërs van de CAS-eilanden? De Koninkrijksministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken houden de regeringen van Aruba, Sint-Maarten en Curaçao geïnformeerd over de geopolitieke situatie. De regeringen van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten zijn er dan voor verantwoordelijk om hun staatsleden goed te informeren. Dat doen zij via het seniorenconvent. Naast de veiligheidsdiensten van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten kan daar bijvoorbeeld ook de Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied worden gevraagd om een toelichting. Hier is ook daadwerkelijk gebruik van gemaakt.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording in tweede termijn.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zal vanavond worden gestemd. Wij zien de brief van de staatssecretaris nog tegemoet.

Staatssecretaris Van Marum:

Mag ik nog één ding zeggen?

Meneer Ceder, het gaat wel om ongeveer 4 miljoen.

De voorzitter:

De vergadering is geschorst tot 18.15 uur. Correctie, de vergadering is geschorst tot 18.20 uur.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Zzp. Ik heet de staatssecretaris en de minister in vak K van harte welkom.

Ik geef het woord aan de heer Ergin als eerste spreker van de zijde van de Kamer, namens de fractie van DENK.

De heer Ergin (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Vanochtend hebben we een debat gevoerd. Eigenlijk was de conclusie dat er helemaal geen ruimte was bij de staatssecretaris. Tegelijkertijd hebben wij een verantwoordelijkheid richting al die zelfstandigen die met onzekerheid en onduidelijkheid te maken hebben. We moeten ons best doen om voor die grote groep mensen wat te betekenen. Ik heb heel goed geluisterd naar alle argumenten. Ook na het debat heb ik diverse gesprekken gevoerd. Ik ben tot de conclusie gekomen dat er meerdere wegen naar Brussel leiden. Daarom heb ik twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige zzp-regelgeving voor te veel onduidelijkheid en onzekerheid zorgt;

overwegende dat de huidige onduidelijkheid in de zzp-regelgeving vraagt om terughoudendheid in de handhaving en om een aanpak die primair is gericht op voorlichting en begeleiding in plaats van bestraffing;

verzoekt de regering bij de handhaving het opleggen van verzuimboetes zoveel mogelijk te vermijden en daarbij de voorkeur te geven aan bedrijfsbezoeken boven boekenonderzoeken, en dit vast te leggen in het Handhavingsplan arbeidsrelaties 2026,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 297 (31311).

De heer Ergin (DENK):

Voorzitter. In mijn tweede motie heb ik echt maximaal bewogen richting de staatssecretaris. In mijn ideale situatie wil ik gewoon veel meer, wil ik de zachte landing tot het einde van 2026 verlengen, maar we moeten ook realistisch zijn. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer op 2 oktober 2025 bij meerderheid de motie-Ergin c.s. (29544, nr. 1289) heeft aangenomen, waarin de regering wordt verzocht de handhavingsstrategie "zachte landing" te verlengen tot eind 2026;

constaterende dat het kabinet heeft besloten deze motie niet uit te voeren, terwijl de onrust en rechtsonzekerheid onder zzp'ers en opdrachtgevers voortduren;

verzoekt de regering om de handhavingsstrategie "zachte landing", met risicogerichte handhaving en oog voor de menselijke maat, te verlengen tot ten minste 31 maart 2026;

verzoekt de regering tevens in de tussentijd met de Europese Commissie in overleg te treden om maximale ruimte te zoeken voor gepaste handhaving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ergin, Flach, Ceulemans, Van Houwelingen en Neijenhuis.

Zij krijgt nr. 298 (31311).

Dank u wel. Het woord is aan de heer Flach, SGP.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter, dank u wel. De SGP wil voor zzp'ers na de zachte landing in 2025 geen harde klap in 2026: dat was de kern van mijn boodschap in het commissiedebat van vanmorgen. Daarom steunen wij de motie-Ergin voor het verlengen van de zachte landing in 2026 totdat er eindelijk een helder wettelijk kader is.

Van het kabinet horen we alleen wat er niet mogelijk is, niet wat er nu wél mogelijk is per 1 januari, terwijl veel zelfstandigen en opdrachtgevers al met de handen in het haar zitten. Natuurlijk moet schijnzelfstandigheid worden aangepakt, maar daar moeten de goedwillenden niet onder lijden. Daarom vinden wij dat de handhaving zich nu eindelijk echt moet gaan richten op waar de grootste problemen zitten. Denk daarbij aan situaties van onderbetaling en evidente schijnzelfstandigheid. Daarover de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een risicogerichte handhavingsstrategie zich dient te richten op sectoren en situaties met een verhoogd risico op schijnzelfstandigheid;

verzoekt de regering het Handhavingsplan arbeidsrelaties aan te passen zodat handhaving in 2026 specifiek wordt gericht op probleemgevallen met een verhoogd risico op gedwongen zelfstandigheid, onderbetaling, evidente schijnzelfstandigen en arbeidsmigratieconstructies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Flach, Ergin, Ceulemans en Bühler.

Zij krijgt nr. 299 (31311).

Dank u wel. Het woord is aan de heer Bühler namens de fractie van het CDA. Correctie: mevrouw Bühler. Sorry. Het zal de kerststress zijn.

Mevrouw Bühler (CDA):

Dank u wel. Meneer Bühler, mijn vader, zit voor de tv vanavond.

De voorzitter:

Kijk aan. Dan is hij er toch een beetje bij.

Mevrouw Bühler (CDA):

Zeker.

Voorzitter. Ondanks dat we het tijdens het debat niet over alles eens waren, zijn we het er volgens mij wél over eens dat we gaan handhaven, maar dat we dat alleen verstandig moeten doen. De minister erkent dat er meer zekerheid aan de voorkant nodig is, maar de staatssecretaris houdt de deur dicht. De Belastingdienst blijft handhaven volgens de eigen strakke regels. Dat noemen ze daar "fiscaal risicogericht". Het CDA wil risicogericht handhaven op sectoren waar echte schijnzelfstandigheid bestreden moet worden. Daarom heb ik ook de motie van de SGP mede ingediend. Wij kiezen voor risicogericht handhaven in sectoren waar de kans op schijnzelfstandigheid daadwerkelijk het grootst is. We doen ook een oproep aan de minister en de staatssecretaris om het Handhavingsplan arbeidsrelaties daarop aan te passen.

Tot slot merk ik op dat wij volgens mij met z'n allen dezelfde wens hebben. Dat is mooi, vlak voor de kerst: we willen echt heel graag duidelijkheid voor de zzp'ers en die duidelijkheid moet er snel komen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Het woord is aan de heer Boon voor zijn inbreng namens de PVV.

De heer Boon (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik moet u eerlijk zeggen dat het een vrij teleurstellend debat was. De staatssecretaris komt niet verder dan "nee, nee, nee, nee en nog eens nee". Heel erg jammer, zeker voor de vele zzp'ers en de mensen die in onzekerheid zitten.

Ik heb een motie die gericht is op de gehandicaptenzorg en de ouderenzorg, want dat zijn de meest kwetsbare groepen. Ik wil dat die groepen daar zeker niet onder komen te lijden. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het beëindigen van de zachte landing per 1 januari 2026 kan leiden tot opnamestops en zorgafbouw in de gehandicaptenzorg en de ouderenzorg, en dat instellingen waarschuwen dat hiermee de continuïteit en veiligheid van zorg voor kwetsbare mensen in het geding komt;

verzoekt de regering de zachte landing voor de inzet van zzp'ers in de gehandicaptenzorg en ouderenzorg te verlengen en deze pas te beëindigen nadat in overleg met de sector aantoonbaar is geborgd dat opnamestops en zorgafbouw worden voorkomen en dat de continuïteit en veiligheid van zorg zijn verzekerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Boon en Ten Hove.

Zij krijgt nr. 300 (31311).

De heer Boon (PVV):

Voorzitter, tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Ceulemans voor zijn inbreng namens de fractie van JA21.

De heer Ceulemans (JA21):

Voorzitter, dank. De conclusie van het commissiedebat van vanmiddag zijn wat JA21 betreft helder. De argumenten van de staatssecretaris om de aangenomen motie van de heer Ergin niet uit te voeren, zijn niet overtuigend. De zachte landing moet in het belang van zzp'ers en opdrachtgevers verlengd worden. We zijn toe aan een snelle vervanging van de Wet DBA en we moeten onszelf als Nederland nooit meer opknopen aan Brusselse eisen om een fractie van ons eigen geld terug te krijgen.

Ik dien zelf geen moties in, maar ik heb wel de motie van de heer Ergin medeondertekend om de zachte landing tot ten minste 31 maart te verlengen en in de tussentijd naar een werkbare oplossing te zoeken. Medeondertekend heb ik ook de motie van de heer Flach om het handhavingsplan aan te passen, zodat de handhaving die plaatsvindt, gericht is op probleemgevallen met verhoogde risico's op schijnzelfstandigheid en andere misstanden, in plaats van met hagel op alle zelfstandigen te schieten.

Dank, tot zover, en alvast een zalig kerstfeest.

De voorzitter:

Insgelijks. Wij wensen u allen niets minder. Ik geef het woord aan mevrouw Patijn voor haar inbreng namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Al tien jaar wordt er niet gehandhaafd op schijnzelfstandigheid. Al tien jaar hebben we te maken met het bijzondere fenomeen van het handhavingsmoratorium. De staatskas loopt jaarlijks miljoenen mis aan premies, en pensioenfondsen en UWV moeten straks uitkeringen verstrekken aan mensen voor wie nooit premie is afgedragen. Graag hoor ik nog van de staatssecretaris om welke bedragen dit mogelijk zou kunnen gaan, zoals hij in zijn eerste termijn ook heeft toegezegd.

Mijn grootste zorg betreft de tienduizenden bouwvakkers die onverzekerd op de steigers staan, de arbeidsmigranten die zonder cao-rechten als zzp'ers in de slachthuizen werken en de beveiligers die geen doorbetaalde vrije dagen hebben. Voor deze schijnzelfstandigen is er echt heel veel reden om nu eindelijk te gaan handhaven.

Voorzitter. In het hele debat ging het nauwelijks over goed werkgeverschap. Daar waar mensen voorheen als schijnzelfstandigen moesten werken, zien we nu dat diezelfde werkgevers ervoor kiezen om mensen in slecht betaalde uitzendconstructies te laten werken, zonder enige autonomie over het werk. Op die manier slaan we echt de verkeerde weg in. Ik wil de minister dan ook vragen om hier meer aandacht aan te besteden en het gesprek aan te gaan over hoe goed werkgeverschap vormgegeven kan worden, waarbij werknemers met meer zekerheid en meer autonomie tegen goede voorwaarden kunnen werken.

Ik heb verder geen motie, voorzitter. Ik wens u eveneens een zalig kerstfeest.

De voorzitter:

Ook voor u, mevrouw Patijn. Dan is het woord aan mevrouw Martens-America voor haar inbreng namens de VVD. Ga uw gang.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Voorzitter. Ook ik had vanochtend hoop op een andere uitkomst dan het debat uiteindelijk heeft opgeleverd. Ik blijf niet alleen zoeken naar alternatieven, maar ook naar duidelijkheid, voor eens en altijd, voor al die zzp'ers, want dat is waarvoor wij hier uiteindelijk staan. Ik kom wel met een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat per 1 januari 2026 de zachte landing voor inhurende bedrijven van zelfstandigen verloopt;

overwegende dat er nog steeds onrust is onder sommige zzp'ers en opdrachtgevers die zelfstandigen in dienst hebben;

overwegende dat de verzuimboetes en het direct starten van boekenonderzoek druk kunnen leggen op opdrachtgevers die zelfstandigen in dienst hebben;

verzoekt de regering bij de Europese Commissie na te gaan of het tijdelijk niet-opleggen van verzuimboetes en het in beginsel blijven starten met bedrijfsbezoeken in plaats van onmiddellijk boekenonderzoek, in het jaar 2026 geen gevolgen heeft voor de toekenning van de middelen uit het Herstel- en Veerkrachtplan;

verzoekt de regering, indien door de Europese Commissie aangegeven wordt dat dit geen gevolgen heeft voor de uitkering van de HVP-gelden, om in de periode van 1 januari 2026 tot 1 januari 2027 geen verzuimboetes op te leggen en in beginsel te blijven starten met bedrijfsbezoeken in plaats van onmiddellijk boekenonderzoek te doen bij opdrachtgevers die zelfstandigen inhuren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Martens-America en Vermeer.

Zij krijgt nr. 301 (31311).

Dank u wel. Het woord is aan de heer Neijenhuis voor zijn inbreng namens D66.

De heer Neijenhuis (D66):

Voorzitter, dank u wel. Het commissiedebat van vanmorgen was misschien wel een van de moeizaamste die ik heb meegemaakt. Je zou kunnen zeggen dat het mijn eerste commissiedebat was, maar ik heb er toch best wel wat meegemaakt als medewerker en als raadslid. Zelden heb ik bewindspersonen op deze manier gezien. Een nota bene aangenomen Kamermotie wordt niet uitgevoerd. Er werd zó weinig meegedacht met de Kamer om tot een inspanning te komen om tegemoet te komen aan de wensen van de Kamer die die daaraan ten grondslag lagen. Deze Kamer kwam nota bene meermaals met een uitgestoken hand om tot een werkbare oplossing te komen.

Daarom hebben wij de motie van de heer Ergin over het met enkele maanden voortzetten van de zachte landing, graag mede-ingediend, zodat die tijd door de staatssecretaris gebruikt kan worden om nu echt dat goede gesprek met Brussel te voeren om te kijken wat er wel kan. Vanmorgen hebben we daarentegen vooral gehoord wat er allemaal niet kan of wat het kabinet niet wil doen. Zeker gezien alle noodkreten van mensen die te maken hebben met deze wet, zou ik het kabinet willen oproepen om positief tegenover deze laatste uitgestoken hand vanuit de Kamer te staan. Zeker omdat dit een dubbeldemissionair kabinet is, dat op zo weinig steun in de Kamer kan rekenen, zou ik zeggen dat een motie niet zomaar een vraag is, maar echt een opdracht waar je serieus mee om moet gaan. Dat kwam nog niet naar voren in het debat van vanmorgen.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot van de zijde van de Kamer is het woord aan de heer Vermeer voor zijn inbreng namens BBB.

De heer Vermeer (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Het debat van vanmorgen was inderdaad wat teleurstellend, maar we moeten door. Eerder is hier door collega's ook al opgemerkt dat het coronaherstelfonds ons zeer beperkt. Die beperkingen hebben we onszelf opgelegd om ons eigen geld uit Europa terug te krijgen. Dit is echt een waarschuwing aan de Kamer om dit soort dingen nooit meer te doen. Wij hebben vanmorgen gevraagd of er gekeken kan worden wat er allemaal nog meer aan vasthangt, zodat we dat goed op een rij hebben. Misschien kunnen we er op sommige momenten beter voor kiezen om dat geld dan maar te laten zitten, zodat we kunnen doen wat echt goed is voor Nederland.

Voorzitter. Ik hoop dat de minister en de staatssecretaris kunnen helpen om ervoor te zorgen dat de Vbar en de Zelfstandigenwet zo spoedig mogelijk behandeld kunnen worden en dat we eindelijk eens een eind kunnen maken aan deze onzekerheid voor meer dan een miljoen zzp'ers en hun werkgevers.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik wijs zowel de kabinetsleden als de Kamerleden erop dat het kerstregime geldt. Dat geeft de leden ruimte voor slechts één interruptie op eigen ingediende moties. Ik vraag de leden van het kabinet om korte en bondige appreciaties. Ik schors voor vijf minuten.

De voorzitter:

Ik heropen en geef het woord aan de staatssecretaris.

Termijn antwoord

Staatssecretaris Heijnen:

Voorzitter. Vanochtend hebben we met elkaar het debat gevoerd. Uw Kamer maakt zich grote zorgen over de gevolgen op de arbeidsmarkt en de gevolgen voor individuele zzp'ers wanneer de zachte landing komt te vervallen per 1 januari aanstaande. Die zorgen wil ik serieus nemen, maar ik wil ook eerlijk staan voor wat er wel en niet mogelijk is.

Ik heb in de afgelopen uren nogmaals en nauwgezet met mijn mensen gekeken of, met inachtneming van wat ik hiervoor schetste, er nog ruimte is om de Kamer tegemoet te treden. Ook hebben we nogmaals contact gehad met de Europese Commissie en gekeken waar die ruimte zit. Daarbij weeg ik mee dat het kabinet nog steeds staat voor ondernemers en opdrachtgevers die het afgelopen jaar stappen hebben gezet en sectoren die zelf goede initiatieven hebben genomen, zoals het onderwijs en de kinderdagopvang.

Concreet betekent dit dat ik uw Kamer tegemoet kan komen. De Belastingdienst kan in 2026 geen verzuimboetes opleggen en daarmee zorgen we ook voor minder administratieve pijn. Daarnaast kunnen we naar de wil van uw Kamer in beginsel blijven starten met een bedrijfsbezoek, zoals ook reeds aangegeven in het eerdere commissiedebat.

Voorzitter. Met deze maatregelen vinden we dat wat ons betreft de juiste balans is gevonden voor de ondernemer, een eerlijk speelveld, het HVP, de uitvoerbaarheid én uw politieke oproep. Kortom: we werken mee met hen die van goede wil zijn, maar treden op tegen misstanden.

Voorzitter. Dan kom ik nu bij de appreciaties van mijn moties.

De voorzitter:

Dank u wel.

Staatssecretaris Heijnen:

U was er al aan toe, zo te zien.

De voorzitter:

Zeker!

Staatssecretaris Heijnen:

Even kijken. Ik begin met de motie op stuk nr. 297 van de heer Ergin. Hij verzoekt de regering om tijdelijk geen verzuimboetes op te leggen en in beginsel te blijven starten met bedrijfsbezoeken in 2026. Ik heb in mijn inleiding al aangegeven dat dat mogelijk is. Ik kan deze motie dan ook oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 297: oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 298.

Staatssecretaris Heijnen:

De motie op stuk nr. 298 is ook van de heer Ergin, met het verzoek om de zachte landing tot 31 maart 2026 te verlengen. Ik erken dat er qua termijn een hele grote stap is gemaakt. Desalniettemin is het handhaven en het verlengen van de zachte landing wat ons betreft een slecht signaal richting partijen die zich houden aan wet- en regelgeving. Wij denken dat de beweging van organisaties zal stagneren, waardoor er oneerlijke concurrentie blijft bestaan. Daarbij is het opleggen van boetes over een gebroken jaar voor de uitvoering zeer moeilijk uitvoerbaar. Daarom moet ik deze motie ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 298: ontraden. De motie op stuk nr. 299.

Staatssecretaris Heijnen:

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Bühler. Zij vraagt om risicogericht te handhaven in sectoren waar de kans op schijnzelfstandigheid het grootst is.

De voorzitter:

Dat is motie op stuk …

Staatssecretaris Heijnen:

Dat is de motie op stuk nr. 300. Sorry, voorzitter.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 300 is van meneer Boon en mevrouw Ten Hove en gaat over de zachte landing voor de inzet van zzp'ers.

Staatssecretaris Heijnen:

De motie op stuk nr. 299 zal door mijn collega, de minister, worden geapprecieerd.

De voorzitter:

Ja. De motie op stuk nr. 300.

Staatssecretaris Heijnen:

De motie op stuk nr. 300. Dank u, voorzitter. Dat is de motie van mevrouw Bühler.

De voorzitter:

Nee, van meneer Boon. De motie op stuk nr. 300 is van meneer Boon en gaat over de zachte landing voor de inzet van zzp'ers in de gehandicaptenzorg.

Staatssecretaris Heijnen:

Sorry, mijn volgorde klopte niet.

Een uitzondering in de handhaving ten aanzien van schijnzelfstandigheid voor een bepaalde sector is juridisch onhaalbaar, voor de uitvoering onhaalbaar en beleidsmatig onwenselijk, zeker vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid tussen sectoren.

De voorzitter:

En dat leidt tot welke appreciatie?

Staatssecretaris Heijnen:

Ontraden.

De voorzitter:

Tot slot de motie op stuk nr. 301.

Staatssecretaris Heijnen:

Is dat dan de motie-Bühler?

De voorzitter:

Nee, dat is de motie-Martens-America. Er is geen motie-Bühler. Er is wel een motie die mevrouw Bühler mede heeft ingediend, maar dat is de motie-Flach op stuk nr. 299, die de minister zou appreciëren.

Staatssecretaris Heijnen:

Oké. Dan ben ik abuis. Sorry, voorzitter.

De voorzitter:

Geeft niks. Samen komen we er wel!

Staatssecretaris Heijnen:

De motie-Martens-America op stuk nr. 301 verzoekt de regering tijdelijk geen verzuimboetes op te leggen en te blijven starten met bedrijfsbezoeken in 2026. Dat is in overeenstemming met wat ik in de inleiding heb aangegeven wat wij kunnen doen. Daarom geef ik deze motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 301: oordeel Kamer. Ik dank de staatssec... Uw motie kreeg toch oordeel Kamer, mevrouw Martens-America?

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dat klopt. We zijn heel kritisch geweest vandaag, dus ik wil in ieder geval de staatssecretaris bedanken voor de moeite die hij heeft gedaan na het debat dat we vanochtend hebben gehad om op zoek te gaan naar de ruimte die er is. Dank u wel! Dit zeg ik mede namens de heer Vermeer.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik heb nog één openstaande vraag van mevrouw Patijn.

De voorzitter:

Gaat uw gang, excellentie.

Staatssecretaris Heijnen:

Daar had ik wellicht mee moeten beginnen. Mevrouw Patijn vraagt of ik kan aangeven wat de omvang van de naheffingen zou zijn als de premies wel worden betaald. We hebben daarnaar gekeken, maar de Belastingdienst houdt die cijfers helaas niet bij. Mijn antwoord op de vraag van mevrouw Patijn is dus helaas: nee, ik kan dat niet aangeven.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording en wens hem hele goede feestdagen toe.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik wens u, voorzitter, alle leden van de Kamer, de Griffie en alle medewerkers die ons zo goed helpen, ook hele fijne feestdagen en een heel gelukkig en gezond volgend jaar.

De voorzitter:

Hogelijk gewaardeerd. Het woord is aan de minister.

Minister Paul:

Voorzitter, dank u wel. Ik mag de appreciatie doen van de motie-Flach c.s. op stuk nr. 299. Die motie kan ik oordeel Kamer geven, waarbij ik voor de volledigheid en in alle scherpte wil toelichten dat risicogerichte handhaving, handhaving gericht op probleemgevallen, langs twee sporen gaat. Dat is deels de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris en deels de verantwoordelijkheid van mijn ministerie. De Belastingdienst handhaaft risicogericht op juistheid en volledigheid van aangifte loonheffingen om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. De sectoren met de grootste risico's krijgen dus daadwerkelijk de grootste prioriteit en de aandacht. De Nederlandse Arbeidsinspectie, die onder het ministerie van SZW valt, is verantwoordelijk voor de naleving van arbeidswetten en handhaaft risicogericht op bijvoorbeeld onderbetaling en uitbuiting van arbeidsmigranten. In feite wordt zo langs twee routes bereikt wat met deze motie wordt beoogd. Belangrijk daarbij is inderdaad dat er goed samengewerkt wordt door de Belastingdienst en de Nederlandse Arbeidsinspectie.

De voorzitter:

Eén korte interruptie van de heer Flach.

De heer Flach (SGP):

Om te zorgen dat ik het goed begrijp: betekent dit dat er op basis van eerder geconstateerde misstanden bij eerdere handhaving of bezoeken waarbij gebleken is dat er een bepaald risico is, in bepaalde sectoren of segmenten gecontroleerd zal worden? Moet ik het zo beluisteren?

Minister Paul:

Zeker. Op het moment dat er geconstateerd wordt dat er veel misstanden zijn in een bepaalde sector, is dat altijd aanleiding om daar verder op in te zoomen. Dat is in ieder geval ook iets wat de Arbeidsinspectie doet, bijvoorbeeld als het gaat om uitbuiting en het niet naleven van allerlei arbeidswetten. Dat gebeurt risico- en signaalgestuurd.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat. Mevrouw Patijn?

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ik had nog een vraag gesteld aan de minister over goed werkgeverschap. Ik had gevraagd of zij bereid is om in de gesprekken met de werkgevers nog wat steviger in te zetten om dat vorm te geven.

Minister Paul:

Excuses dat ik daar niet direct antwoord op gaf. Goed werkgeverschap is volgens mij cruciaal. In vrijwel alle activiteiten die we ontplooien, ligt daar wat mij betreft de nadruk op; daar voer ik ook reguliere gesprekken over. Daarvoor doe ik mijn best — ik deed dat ook onlangs nog — om de grote wet, de Wtta, door de Eerste Kamer te halen. Het is namelijk heel belangrijk dat bij de inzet van mensen, zeker ook kwetsbare medewerkers of zelfstandigen, ervoor gezorgd wordt dat die mensen goed worden behandeld. Voor die naleving is het belangrijk dat de Arbeidsinspectie daar strak op blijft handhaven, vandaar ook mijn reactie op het lid Flach. Maar handhaven zit aan het einde van de keten, en je wil dat goed werkgeverschap aan de voorkant plaatsvindt. Dat vind ik belangrijker.

De voorzitter:

Ja.

Minister Paul:

Sorry, voorzitter, dit is dan toch een hartenkreet voordat we afsluiten. Ik begrijp niet dat je in een arbeidsmarkt waarin we gigantische arbeidstekorten hebben, geen goed werkgeverschap aan de dag zou leggen. Dat is namelijk dé manier om goede mensen te vinden, te behouden en te binden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ook de minister wens ik heel goede feestdagen toe. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

Termijn inbreng

De voorzitter:

We gaan meteen verder met het volgende tweeminutendebat. Dat betreft het tweeminutendebat Leefomgeving en Externe veiligheid. Ik zie dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat daarvoor al heeft plaatsgenomen in vak K. Ik nodig dus ook maar meteen mevrouw Zalinyan aan het spreekgestoelte uit voor haar inbreng in eerste termijn namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Zalinyan (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Mijn voorganger heeft in de commissie al een warm pleidooi gehouden voor gezondheid in de meest basale vorm. Over de maatwerkafspraken gaan we nog een stevig debat tegemoet. Voor nu wil ik graag een paar moties indienen om die inzet voort te zetten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterend dat in de joint letter of intent met Tata Steel een reductiedoel voor fijnstof is opgenomen van 38% ten opzichte van 2019, en dat de uitstoot in 2024 41% lager was dan in 2019;

overwegende dat dit betekent dat Tata Steel in 2030 alsnog meer fijnstof mag uitstoten dan het in 2024 deed;

verzoekt de regering in een eventuele maatwerkafspraak met Tata Steel in te zetten op aanscherping van de plafonds voor de uitstoot van fijnstof in 2030,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Zalinyan en Kostić.

Zij krijgt nr. 342 (28089).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gebruik van staalslakken een risico vormt voor schade aan de gezondheid van mensen en het milieu;

constaterende dat in de joint letter of intent met Tata Steel een clausule is opgenomen waarin staat dat de deal mag worden opgezegd als er nationale beleidsmaatregelen met betrekking tot staalslakken worden ingevoerd die een aanzienlijk negatief effect hebben op de financiële situatie van Tata Steel;

overwegende dat dit artikel toekomstig beleid ten aanzien van staalslakken in de weg kan staan;

verzoekt de regering om te garanderen dat de maatwerkafspraken geen belemmering vormen om beleid te voeren op staalslakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Zalinyan en Kostić.

Zij krijgt nr. 343 (28089).

Dank u wel. Het woord is aan het lid Kostić voor de inbreng namens de Partij voor de Dieren. Ik wijs ook in dit debat de leden op het kerstregime, wat betekent dat u slechts één interruptie krijgt, een vraag voor de staatssecretaris, en alleen op de eigen moties. Het lid Kostić.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Voorzitter. Ik heb één motie. We hebben als Kamer afgesproken dat we de plannen voor de JLoI laten toetsen door de Expertgroep Gezondheid IJmond. Het enige waar deze motie om vraagt, is precies dat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Expertgroep Gezondheid IJmond is aangesteld om de regering te adviseren over de maatwerkafspraak met Tata Steel;

constaterende dat er een joint letter of intent is overeengekomen met daarin reductiedoelen voor schadelijke stoffen;

verzoekt de regering de Expertgroep Gezondheid IJmond te vragen zo spoedig mogelijk een advies uit te brengen over de joint letter of intent met Tata Steel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kostić en Zalinyan.

Zij krijgt nr. 344 (28089).

Dank u wel.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Misschien mag ik nog even afronden. Ik kijk terug op een hele mooie periode in mijn eerste termijn. Ik verheug me op de samenwerking met de nieuwe Kamer. Wat ik heb gezien, zijn heel veel mensen die samen vooruit willen, maar zich tegelijkertijd zorgen maken over schone lucht, over schoon water, over bestrijdingsmiddelen die worden gebruikt en over de industrie die hun gezondheid bedreigt. Ik wens iedereen een nieuw jaar dat schoner, gezonder en liefdevoller is.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Schutz voor zijn inbreng namens de VVD.

De heer Schutz (VVD):

Voorzitter. Naar aanleiding van het commissiedebat Leefomgeving en Externe veiligheid van 30 september jongstleden heb ik nog een drietal aanvullende vragen voor de staatssecretaris.

Allereerst over de situatie in Spijk. Tijdens het debat deed de staatssecretaris een toezegging aan mijn voorganger in deze commissie, de heer Buijsse, op pagina 41 van het verslag, om de Kamer voor het einde van het jaar te informeren over de situatie in Spijk, inclusief de voortgang van de gesprekken met de betrokken overheden en wat er binnen de bestaande financiële kaders mogelijk is. De Kamer heeft deze brief vooralsnog niet ontvangen. Kan de staatssecretaris toelichten wat de actuele stand van zaken is, wanneer de Kamer deze informatie alsnog kan verwachten en welke stappen inmiddels zijn gezet?

Mijn tweede vraag is naar aanleiding van punt acht, beleidskaders secundaire bouwstoffen, en de industrietafel. In diezelfde toegezegde brief gaf de staatssecretaris aan ook in te gaan op het zogenoemde punt acht, dat ziet op het ontwikkelen van een beleidskader voor secundaire bouwstoffen in samenhang met de industrietafel staalslakken en de ervaringen rondom toepassing, waaronder die in de Ooster- en Westerschelde. Kan de staatssecretaris dit punt nader uitleggen zodat duidelijk wordt wat de doelstelling en reikwijdte van dit beleidskader zijn, hoe lessen uit de casus staalslakken hierin worden verwerkt en hoe dit kader toekomstige risico's van andere secundaire bouwstoffen moet voorkomen?

Mijn derde en laatste vraag gaat over de Europese noodregeling en onderzoeken. Tot slot ontvang ik graag een toelichting op de actuele status van het conceptbesluit van de Europese Commissie over de Nederlandse nationale noodregeling staalslakken en de planning en voortgang van de vertraagde pH- en bodemonderzoeken die hieraan ten grondslag liggen.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Huidekooper van D66.

De heer Huidekooper (D66):

Dank, voorzitter. Stel je voor: je kind speelt op een plein, je drinkt water uit de kraan of je zwemt op een warme dag in open water. Dan wil je niet hoeven twijfelen over wat er allemaal in zit; dat zou vanzelfsprekend moeten zijn. Toch draagt vrijwel iedere Nederlander pfas bij zich, stoffen die we nauwelijks kunnen verwijderen en die jarenlang in water en bodem blijven. Voorkomen is daarom slimmer, eerlijker en haalbaarder. Datzelfde geldt voor staalslakken. Wat bedoeld was voor hergebruik, leidt op sommige plekken tot zorgen over bodem en water. Mensen vragen zich af: is mijn leefomgeving wel veilig? Die vraag verdient een helder antwoord.

Voorzitter. Dit laat zien dat problemen bij de bron aanpakken essentieel is. Daarom verdienen stevige Europese afspraken de voorkeur boven nationale regels. Dat is beter voor onze bedrijven: één helder speelveld, duidelijke normen en ruimte voor innovatie. De Kamer heeft via mijn motie aan het kabinet gevraagd om zich in de Milieuraad hard te maken voor duidelijke en voorspelbare regels via de REACH-herziening. Mijn vraag is concreet: is dat pleidooi daadwerkelijk gevoerd, met wie stonden wij schouder aan schouder en wie heeft geremd?

Stel dat er op korte termijn onvoldoende Europese steun is, welke nationale maatregelen overweegt het kabinet dan concreet? Hoe prioriteert het die en welke opties sluit het uit om mensen, bodem en water toch effectief te beschermen? Zo krijgt de Kamer niet alleen beloftes, maar ook een duidelijk overzicht van keuzes en grenzen. Nederland heeft de kennis, de bedrijven en de innovatiekracht om dit goed te regelen. Duidelijke regels beschermen mensen, geven zekerheid aan bedrijven en voorkomen dat we problemen doorschuiven naar de toekomst. Zoals ik zal zei: voorkomen is slimmer, eerlijker en haalbaarder.

Graag een reactie van de regering.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Vermeer namens de BBB.

De heer Vermeer (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Eén motie over een al lang slepend probleem.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Duitsland plannen heeft voor grote windturbines dicht bij de Nederlandse grens, wat zorgen oproept bij grensbewoners en mogelijk schade aan Nederlandse natuur veroorzaakt;

constaterende dat het Verdrag van Espoo voorschrijft dat grensoverschrijdende projecten voorafgaand overleg vereisen om milieueffecten te beoordelen;

overwegende dat de Kamer in november 2024 unaniem een motie heeft aangenomen (36600-XXIII, nr. 41) om in gesprek te gaan met de Duitse overheid om te komen tot één uniforme procedure voor bouwprojecten in de grensregio's, waaronder ook windturbines vallen en waarbij omwonenden uit het buurland worden betrokken bij procedures;

verzoekt de regering om zorg te dragen dat Nederland geen nadelige effecten ondervindt van bouwprojecten aan de grens, waaronder windturbines,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vermeer.

Zij krijgt nr. 345 (28089).

De heer Vermeer (BBB):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik schors vijf minuten voor de beantwoording van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de staatssecretaris.

Termijn antwoord

Staatssecretaris Aartsen:

Dank, voorzitter. Dank aan bekende gezichten en nieuwe gezichten in deze Kamer. We hebben het commissiedebat met de oude Kamer gevoerd. Leuk om hier iedereen te zien vandaag. Ik begin even met vragen, voorzitter, met uw goedkeuren.

Er waren vragen van de heer Schutz over de staalslakkenproblematiek. Een drietal punten. Ik heb de toezegging gedaan dat er een totaalbrief over staalslakken zou komen voor het einde van het jaar. Voordat de heer Schutz en ik vanmorgen met elkaar in debat gingen in het commissiedebat Spoor, heb ik de postzegel op die brief geplakt. Toen is die in elk geval door ons verzonden. Dan duurt het meestal nog even voordat die hier daadwerkelijk door alle systemen is, maar die is dus verstuurd. Ik denk dat die ergens vandaag is aangekomen en anders krijgt u die vanavond of morgenochtend in de bus. Hij is in elk geval vanmorgen om 10.00 uur verstuurd.

Ik zal er wel even op ingaan, want dat vind ik wel zo netjes. Ik heb zelf ook aan die kant mogen staan en niks is vervelender dan dat er een paar uur voor het debat nog een brief komt. De situatie in Spijk. Ik heb een aantal keer bestuurlijk overleg gehad met de provincie, de gemeente en het waterschap. We hebben ook een paar weken geleden nog een-op-een gesproken met de burgemeester over de situatie. Inmiddels verlenen wij ambtelijke ondersteuning in de situatie in Spijk. Het is een kleine gemeente en het gaat om 650.000 kilo staalslakken. Dat zijn 13.000 vrachtwagens, om er even een beeld bij te krijgen. Wij hebben gezegd dat het belangrijk is dat we die gemeente helpen en dat dit probleem zo snel als mogelijk wordt opgelost. Wij hebben ambtelijke ondersteuning geleverd. We zijn nu samen aan het kijken hoe we het in gezamenlijkheid tot een oplossing kunnen brengen. Wij verwachten in januari adviesuitspraak van de bodemkamer. Dan zal er een bestuurlijk overleg plaatsvinden en zal er ook een ei worden gelegd over wat de beste manier is om de situatie daar op te lossen.

In de brief staat ook dat wij bezig zijn met het beleidskader secundaire bouwstoffen. Daar zetten we goede stappen in. Omdat we in een circulaire economie zitten, zal het vaker voorkomen dat bepaalde stoffen die we hergebruiken, toch op een of andere manier een risico zouden kunnen vormen voor de leefomgeving. Dat wil je aan de voorkant goed ondervangen, bijvoorbeeld door een onafhankelijk stempel dat iets schoon is of dat het aan de voorkant is getoetst, of door voldoende monitoring en vergunningssystematiek in te bouwen.

Als iets dan onverwachts toch niet goed voor de leefomgeving blijkt te zijn, kun je ingrijpen. Een van de grootste problemen die wij nu bijvoorbeeld met staalslakken ervaren, is dat je onvoldoende grip hebt om in te grijpen. Dat zijn dus elementen daarin. Ik hoop dat beleidskader echt z.s.m. naar u te sturen, omdat er echt nog wel een aantal parallellen zijn met andere bouwstoffen. Ik denk dat het goed is dat we met elkaar nadenken over hoe we dit probleem in de circulaire economie goed oplossen.

Voorzitter. De derde vraag van de heer Schutz ging over de Europese Commissie. Die heeft op dit moment nog geen oordeel geveld over de noodregeling die Nederland heeft getroffen. Dat heeft ermee te maken dat zij inhoudelijke vragen heeft gesteld aan Nederland. Die hebben wij netjes beantwoord, maar pas op het moment dat zij die beantwoording akkoord hebben bevonden, gaat de beoordelingstermijn lopen. Tussentijds is de noodregeling wel gewoon van kracht. Dat is uiteindelijk mijn belangrijkste doelstelling. Parallel daaraan hebben we nog een hele hoop onderzoeken lopen, die hopelijk ook wat meer informatie voor en antwoorden op de vragen van de Europese Commissie geven.

De heer Huidekooper vroeg mij wat Nederland heeft gedaan ten aanzien van REACH. Daarin zijn wij heel actief geweest. Wij hebben als Nederland een non-paper geschreven om te deponeren in Brussel. Ik heb zelf ook in Luxemburg wat wij een "REACH-updiner" noemen georganiseerd, juist rondom de REACH-herziening. Dat hebben we gedaan met Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Finland, Zweden, Luxemburg en België, en Noorwegen, want hoewel dat niet tot de Unie behoort, is het wel belangrijk hen erbij te betrekken. En het is heel bijzonder dat het gelukt is om de Eurocommissaris daarbij uit te nodigen, die erg content was dat Nederland zo actief is op het gebied van de herziening van REACH. Het is belangrijk dat we dat ook doen. We laten met het organiseren van zo'n diner ook echt zien in Europa dat wij koploper zijn. Ik heb het ook besproken met mijn Cypriotische en mijn Ierse collega, die komend jaar het voorzitterschap van de Europese Unie op zich nemen. Het is belangrijk dat we daarover gaan spreken, waarschijnlijk in de eerste week van februari, in de Milieuraad.

Voorzitter, dan ben ik bij de moties. De motie op stuk nr. 342 van GroenLinks-PvdA, over het onderdeel fijnstof binnen de maatwerkafspraken, kan ik oordeel Kamer geven. Dit punt is al een aantal keer als inzicht meegenomen om die doelen te actualiseren, omdat het inderdaad zo lijkt te zijn dat de gerapporteerde emissies in 2014 anders zijn dan het doel in 2030. Vandaar dat het verstandig is om dat verschil terug te laten komen. We weten inmiddels ook waar dat verschil vandaan komt. Dat heeft met de staalproductie te maken, en met de reeds uitgevoerde milieumaatregelen, die toch vrij goed blijken te werken. Dat betreft onder andere de stoffilter in de palletfabriek. Het is dus verstandig om die mee te nemen. De motie op stuk nr. 342 krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 343.

Staatssecretaris Aartsen:

De motie op stuk nr. 343 is ook van GroenLinks-PvdA en ook deze wil ik graag oordeel Kamer geven. Zoals ik al eerder in het debat heb gezegd, staat het zowel het kabinet als het parlement vrij om beleid te maken en wetten aan te passen, los van welke privaatrechtelijke afspraak dan ook.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 344.

Staatssecretaris Aartsen:

De motie op stuk nr. 344 van het lid Kostić moet ik helaas ontraden. Dat heeft ermee te maken dat we met elkaar aan de voorkant een proces hebben afgesproken met de Expertgroep, die ook in dit kader belangrijk werk doet. Zij hebben de concept-JLoI beoordeeld. Die adviezen hebben wij ook meegenomen. Dat is de werkwijze die wij hebben afgesproken over dit traject. Ik wil daar nog twee dingen over zeggen. Eén. Het staat de adviescommissie vrij om ook ongevraagd het advies te delen. Twee. Het staat natuurlijk ook de Kamer vrij om zelf met de adviesgroep te praten.

Kamerlid Kostić (PvdD):

De afspraak met de Kamer was dat we afspraken met Tata Steel zouden toetsen met de expertgroep. Dit is onderdeel daarvan, als het gaat om gezondheid en milieueffecten. De expertgroep heeft gezegd dat ze niet hebben kunnen kijken naar de laatste versie. Die hebben ze pas ingezien toen die gepubliceerd was.

De voorzitter:

En uw vraag?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Daar hebben ze een paar opmerkingen bij. Als Kamer zouden we het toch wel fijn vinden, aangezien we dat vanaf het begin wilden, dat dit wordt getoetst. Ik snap dus niet waarom het kabinet daar zo moeilijk over doet, procedureel gezien.

Staatssecretaris Aartsen:

Dat is zo omdat wij een afspraak hebben gemaakt over hoe we het proces hebben ingericht. De adviescommissie heeft gekeken naar de concept-JLoI. Het voordeel daarvan was nou juist dat we die adviezen niet alleen ter kennisgeving konden aannemen, maar dat we die vervolgens ook daadwerkelijk hebben kunnen verwerken in de afspraken die we hebben gemaakt met Tata ten aanzien van de JLoI. Dat is ook de functie geweest: niet alleen de adviezen krijgen, maar deze ook kunnen gebruiken. Dat is hoe wij dat proces hebben ingericht. Nogmaals, het staat de Kamer vrij om zelf te spreken met de adviescommissie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 344: ontraden. De motie op stuk nr. 345.

Staatssecretaris Aartsen:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 345 van de heer Vermeer kan ik oordeel Kamer geven. Het is een taak van de Nederlandse regering om er zorg voor te dragen dat er in Nederland geen nadelige effecten zullen plaatsvinden. Het is daarbij wel primair de verantwoordelijkheid van de lokale overheden, de medeoverheden, om dat te doen voor de fysieke leefomgeving. Op dit onderwerp zijn al een aantal keren Kamervragen beantwoord door de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Daar verwijs ik gemakshalve ook naar.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 345: oordeel Kamer.

De heer Vermeer (BBB):

Ik wil de staatssecretaris daarvoor danken, maar wil nog wel even de aandacht ervoor vragen dat inderdaad in die brieven verwezen wordt naar de lokale overheden. Maar die lokale overheden worden vervolgens weer naar Berlijn doorverwezen, waar ze geen toegang hebben, waarna toch Den Haag weer in actie moet komen. Dus ik wil er blijvend aandacht voor vragen dat dit niet alleen aan de lokale overheden overgelaten mag worden.

Staatssecretaris Aartsen:

Waarvan akte.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat. Ik dank de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid. We zien hem vanavond nog, want hij zal nog moeten stemmen.

De voorzitter:

We gaan ook over deze moties vanavond stemmen.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Ik stel de leden voor om meteen door te gaan met het tweeminutendebat Energiebesparing en betaalbare energierekening voor huishoudens. Ik nodig mevrouw Kröger van GroenLinks-Partij van de Arbeid uit voor haar inbreng.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Gister werden we opgeschrikt door cijfers van het CBS, die aantonen dat armoede toeneemt. Ondertussen liet TNO zien dat er 300.000 kinderen opgroeien in armoede: een op de twaalf kinderen. Energiearmoede is verschrikkelijk, maar je kan er ook iets aan doen. Dat heeft het vorige kabinet gedaan met een tijdelijk noodfonds. Helaas is dat deze winter er niet voor mensen. Wij vinden dat zeer zorgelijk en problematisch en willen heel graag de minister en de staatssecretaris echt vragen om op zoek te gaan naar een route om toch geld bij die mensen te krijgen via een tijdelijk noodfonds. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer meermaals heeft verzocht om deze winter gerichte inkomensondersteuning te bieden aan huishoudens die hun energierekening niet kunnen betalen;

constaterende dat de gekozen route via het gemeentefonds volgens de G4 onvoldoende soelaas biedt voor deze groep;

overwegende dat de rechtbank Gelderland op 4 december heeft geoordeeld dat ook volledige financiering van het Tijdelijk Noodfonds Energie door het Rijk niet automatisch leidt tot de kwalificatie van de uitvoerende stichting als (buitenwettelijk) bestuursorgaan of tot het ontstaan van een openeinderegeling;

overwegende dat het Tijdelijk Noodfonds Energie klaarstaat, en daarmee de enige uitvoeringsroute is die op zeer korte termijn kan zorgen voor gerichte inkomenssteun;

overwegende dat volgens TNO circa 300.000 kinderen opgroeien in energiearmoede en hierdoor risico lopen op ernstige gezondheidsproblemen, stress en leerachterstanden;

verzoekt de regering om per direct de heropening van het Tijdelijk Noodfonds Energie mogelijk te maken door:

  • te kiezen voor volledige financiering van het Tijdelijk Noodfonds Energie door het Rijk middels een subsidiebijdrage;
  • daarbij de zelfstandige positie, beleidsruimte en beslissingsvrijheid van de uitvoerende stichting Tijdelijk Noodfonds Energie expliciet te borgen, zodat deze niet kwalificeert als (buitenwettelijk) bestuursorgaan;
  • eventuele resterende risico's zo veel mogelijk te mitigeren en waar volledige mitigatie niet mogelijk is, deze restrisico's bewust en tijdelijk als Rijk te accepteren, waarbij het belang van huishoudens die hun energierekening niet kunnen betalen voorop wordt gesteld;

verzoekt de regering de Kamer op de kortst mogelijke termijn te informeren over de te nemen stappen, het tijdpad en de wijze waarop de heropening van het Tijdelijk Noodfonds Energie nog deze winter gerealiseerd wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Lahlah.

Zij krijgt nr. 605 (29023).

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Flach voor zijn inbreng namens de SGP.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Met name kwetsbare huishoudens met lage inkomens lijden onder de hoge energierekening, omdat het voor hen veel lastiger is om besparende maatregelen te nemen, terwijl ze die besparingen zo goed kunnen gebruiken. Ik heb nog twee vervolgvragen in dit verband. Ik had gevraagd om niet alleen in de Monitor Energiearmoede apart aandacht te besteden aan kwetsbare groepen in plaats van alleen aan gemiddelden, maar ook bij de beleidsvorming zelf. De minister gaf aan dat de monitorresultaten meegenomen worden in de augustusbesluitvorming. Dat is mooi, maar wil ze ook bezien hoe de effecten van individuele beleidsvoorstellen, zoals het Belastingplan, op de energierekening van de kwetsbare huishoudens meegenomen en verantwoord kunnen worden?

Verder kan ik me voorstellen dat huishoudens door de bomen het bos niet meer zien. Er zijn allerlei subsidieregelingen en die zijn vaak tijdelijk. Er zijn fixteams actief. Wil de minister samen met gemeenten eens kijken naar de mogelijkheid van een centraal loket bij gemeenten dat huishoudens koppelt aan voor hen geschikte regelingen?

Tot slot één motie, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet heeft aangegeven dat energiebesparende maatregelen die in het kader van de voorgenomen verlenging van de termijn voor de energiebesparingsplicht van vijf naar zeven jaar genomen moeten worden, niet langer gesubsidieerd of fiscaal ondersteund kunnen worden;

overwegende dat de verlenging van de termijn voor de energiebesparingsplicht voor een deel van de bedrijven aanzienlijke financiële gevolgen kan hebben, mede omdat andere Europese landen deze aanscherping van de energiebesparingsplicht niet hebben;

overwegende dat het staatssteunkader ruimte biedt voor genoemde ondersteuning, zoals aangegeven in onder meer het staatssteunkader voor de Clean Industrial Deal;

overwegende dat bij ongeveer 40% van de maatregelen sprake is van voorwaardelijke belemmeringen die ervoor zorgen dat een deel van deze maatregelen niet uitgevoerd kunnen worden;

verzoekt de regering de verlenging van de termijn voor de energiebesparingsplicht alleen door te voeren als financiële ondersteuning voor bijbehorende maatregelen mogelijk blijft en de genoemde belemmeringen aangepakt worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Flach.

Zij krijgt nr. 606 (29023).

Dank u wel. Tot slot vraagt de heer Klos toestemming aan uw Kamer om deel te nemen aan dit tweeminutendebat. Dat is nodig omdat hij niet deel heeft genomen aan het commissiedebat. Ik zie dat daartegen geen bezwaar is, dus ik nodig hem uit op het rostrum voor zijn inbreng namens D66. Gaat uw gang.

De heer Klos (D66):

Dank voor de flexibiliteit. Ik wilde hier graag aan deelnemen, omdat mijn eerste werkbezoek als woordvoerder Klimaat en Energie aan een huishouden was waar de aanpak van de Energiebanken en de FIXbrigades heel erg heeft geholpen om de energierekening naar beneden te brengen. De effectiviteit daarvan zou ik graag willen bespoedigen. Daarom heb ik een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het verduurzamen van huurwoningen, sociale huurwoningen en betaalbare koophuizen sociaal én groen is;

constaterende dat niet-commerciële organisaties zoals energiebanken en FIXbrigades hiervoor een bewezen effectieve en doelmatige aanpak hebben ontwikkeld;

constaterende dat er ook nog veel gemeenten zijn die kiezen voor commerciële partijen waarvan de effectiviteit niet bewezen is;

verzoekt de regering om met de VNG en het NPLW in gesprek te gaan, met als doel dat lokale energiehulporganisaties vaker worden geselecteerd bij de ondersteuning van de verduurzaming van huishoudens met een lager inkomen, door het opnemen van voorwaarden in aanbestedingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klos.

Zij krijgt nr. 607 (29023).

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de inbreng van de zijde van de Kamer. Ik schors een enkel ogenblik voor de appreciatie van de moties van de zijde van het kabinet. Ik wijs de leden op het kerstregime dat geldt. Dat betekent dat u slechts één interruptie krijgt per zelf ingediende motie. De vergadering is voor een enkel ogenblik geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de staatssecretaris.

Termijn antwoord

Staatssecretaris Nobel:

Dank u wel, voorzitter. Het kabinet blijft zich natuurlijk inzetten voor de aanpak om energiearmoede tegen te gaan. Dat doen we op allerlei manieren, allereerst door middel van de verduurzaming van de woningen, om ervoor te zorgen dat energierekening betaalbaar wordt. We proberen natuurlijk ook huishoudens met lage inkomens te ondersteunen. Dat hebben we in het verleden gedaan en dat zullen we blijven doen.

Uw Kamer heeft het kabinet gevraagd om zowel op de korte als op de lange termijn actie te ondernemen. We hebben uw Kamer laten weten dat we via het gemeentefonds 30 miljoen aan gemeentes willen overmaken. Daar hebben we niet allerlei voorwaarden aan verbonden. Dat zijn we samen met gemeenten overeengekomen. We hebben gezegd: wij willen er wel voor zorgen dat u die huishoudens snel kunnen helpen, dus als wij daar allerlei voorwaarden aan gaan verbinden, dan gaat het niet helpen. Wij zijn hier dus na afstemming met de VNG toe gekomen. Een beetje tot mijn verbazing heb ik toen een brief gekregen van de G4. Ik heb op mijn beurt geprobeerd contact te zoeken met onder andere de wethouder van Amsterdam, de heer Groot Wassink. Ik heb daar geen reactie meer op mogen ontvangen, maar ook op de lange termijn willen we huishoudens ondersteunen.

Mede naar aanleiding van het amendement van de heer Grinwis, waarmee uw Kamer extra middelen heeft vrijgespeeld, hebben we gezegd: laten we de resterende middelen gebruiken voor het publieke energiefonds op de langere termijn. Hopelijk krijgen we daar dan ook van de Europese Commissie extra middelen voor. Op die manier willen we deze huishoudens zowel op de korte als op de lange termijn ondersteunen.

De motie die is ingediend door GroenLinks-PvdA op stuk nr. 605 moet ik echter ontraden, want de risico's die daaraan kleven, blijven ondanks de uitspraak van de rechter overeind. De rechter heeft een uitspraak gedaan over de manier waarop we het in het verleden hebben gedaan. Zoals u weet, is dat niet zoals we het nu zouden moeten gaan doen, namelijk: volledig publiek. Vorig jaar hebben we met elkaar afgesproken dat één derde door private partijen wordt betaald en twee derde door de Rijksoverheid. De manier die nu wordt voorgesteld, zou betekenen dat het volledig publiek zou moeten gebeuren. De risico's, waar u ook eerder over bent geïnformeerd, blijven daarmee bestaan. Dat zou betekenen dat we mogelijk nog steeds een openeinderegeling tegemoet kunnen zien, en daarmee loopt de Staat nog steeds een risico van honderden miljoenen.

Ik zou de motie daarom willen ontraden, want dat risico willen we niet lopen. Dat zou mijn advies zijn. Bovendien hebben we voldaan aan het verzoek dat de Kamer bij het kabinet heeft neergelegd, namelijk om huishoudens zowel op de korte als de lange termijn te ondersteunen bij de energierekening.

De voorzitter:

Eén korte vervolgvraag.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Als staatssecretaris zou ik behoorlijk schrikken van de CBS-cijfers van gisteren. Het is overduidelijk dat die 30 miljoen voor deze winter volstrekt onvoldoende is. De vraag is dus: wat kunnen wij nú doen om mensen deze winter te helpen? Het Tijdelijk Noodfonds Energie staat klaar. De staatssecretaris geeft een uitgebreide juridische analyse. Die hebben wij niet op papier gezien. Er ligt een nieuwe uitspraak van de rechter. Wij willen graag dat deze route serieus wordt verkend en dat de staatssecretaris echt serieus bekijkt wat de juridische mogelijkheden zijn. Hij schetst hier argumenten die de Kamer niet heeft gekregen.

Staatssecretaris Nobel:

De Kamer is natuurlijk ook al eerder geïnformeerd, onder andere in de brief van 7 november. De argumenten die daarin gewisseld zijn, blijven ondanks de uitspraak van de rechter overeind. De fractie van mevrouw Kröger heeft ook nog vervolgvragen aangekondigd. In de beantwoording daarvan zal ik het antwoord meenemen op de vragen die zij nu heeft gesteld. Het advies blijft echter ontraden, want een openeinderegeling is nog steeds een reëel risico van honderden miljoenen. Dat zou u als Kamer ook niet moeten willen, denk ik. We doen nu iets met de 30 miljoen en in structurele zin gaan we ons inzetten voor het publiek fonds.

De voorzitter:

Dank u wel. Bent u daarmee aan het einde gekomen van uw beantwoording? Ja. Dan geef ik het woord aan de minister van Klimaat en Groene Groei.

Minister Hermans:

Voorzitter, dank u wel. Ik begin met de moties en dan zal ik de twee vragen van de heer Flach nog beantwoorden.

De motie van de heer Flach op stuk nr. 606 verzoekt de regering om de verlenging van de termijn voor de energiebesparingsplicht alleen door te voeren als de financiële ondersteuning ook mogelijk blijft. Deze motie moet ik ontraden. Ik ben het eens met de heer Flach dat bedrijven in staat moeten zijn om de maatregelen te kunnen treffen, maar we moeten onze middelen wel doelmatig inzetten. Er is 100 miljoen beschikbaar voor een energiebesparingsfonds ter ondersteuning, waar bedrijven ook een lening kunnen krijgen om die maatregelen te treffen.

De heer Flach (SGP):

Ik moet zeggen dat ik daar toch drie goede overwegingen bij heb gezet — al zeg ik het zelf. Ik luisterde goed. De minister zegt nu niet meer dat het niet kan? Ik heb inderdaad aangegeven dat het onder het staatssteunkader gewoon kan. Eerder in het debat hebben we het daarover gehad, en toen zei de minister: dit kan niet, want iets wat letterlijk verplicht is, kan ik niet subsidiëren. Het zijn dus louter budgettaire redenen waarom het kabinet dit ontraadt?

Minister Hermans:

Ik grijp terug naar het debat dat we hierover gevoerd hebben. Volgens mij was dat inderdaad een commissiedebat. Er zit ook een gedachte achter: wanneer doe je een subsidie; wanneer doe je een lening? Maar hier is ook de vraag: wilt u de middelen verlengen? Ik geef hier het antwoord: er is 100 miljoen beschikbaar om bedrijven via een lening te helpen bij het nemen van energiebesparende maatregelen. We hebben daarnaast nog een kennisuitwisselingsprogramma en ook nog de afspraak dat, als een bedrijf kan aantonen dat het last heeft van netcongestie, we daar ook nog over in gesprek kunnen gaan. Aan dit verzoek om de verlenging van de termijn alleen te doen als er financiële ondersteuning mogelijk blijft, kan ik geen gehoor geven. Maar ik zeg wel: er is een fonds waar 100 miljoen in zit om bedrijven te helpen.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 607.

Minister Hermans:

De motie op stuk nr. 607 van de heer Klos verzoekt om met de VNG en het NPLW in gesprek te gaan om lokale organisaties als de Energiebanken en Fixbrigades te ondersteunen — laat ik het zo maar zeggen. Ik geef oordeel Kamer voor deze motie. Het is natuurlijk wel, met de juiste aanbestedingsvoorwaarden, aan gemeenten om te kiezen wie zij de meest geschikte partij vinden. Maar met die opmerking: oordeel Kamer.

Dan heb ik nog twee vragen van de heer Flach. De eerste vraag gaat over of ik het effect van beleidsvoorstellen niet alleen bij de beleidsvorming zelf, maar ook bij het Belastingplan wil betrekken. De ontwikkeling van de energierekening wordt jaarlijks in haar totaliteit integraal gewogen bij de augustusbesluitvorming. Dat doen we via gericht beleid zoals verduurzaming, waar de staatssecretaris net ook al naar verwees. Daar hebben we natuurlijk het noodfonds voor. Daarnaast is er de jaarlijkse Monitor Energiearmoede, waarin we heel specifiek kijken naar huishoudens met een laag inkomen in combinatie met een hoge energierekening. En vandaag heb ik ook nog een studie gedeeld met de Kamer over de ontwikkeling van energiearmoede in de energietransitie. Het wordt dus allemaal betrokken bij de augustusbesluitvorming, waar ook het Belastingplan voorbijkomt.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we ...

Minister Hermans:

Nee, want de heer Flach had twee vragen, realiseer ik mij. Het gaat erover dat er heel veel subsidieregelingen zijn en mensen door de bomen het bos soms niet meer kunnen zien. Wil ik samen met gemeenten kijken naar de mogelijkheid van een centraal loket bij gemeenten, dat huishoudens koppelt aan voor hen geschikte regelingen? Het doel van het Energiehuis is het regelen van zo'n centraal loket. Dat gaan we natuurlijk in overleg met de gemeenten doen. De precieze vormgeving zal aan een nieuw kabinet zijn en hangt ook af van de beoordeling van de Europese Commissie, want dit voorstel zit in het voorstel dat dit kabinet heeft gedaan in het kader van het Social Climate Fund.

De voorzitter:

Zijn we daarmee nu wel ...?

Minister Hermans:

Absoluut.

De voorzitter:

We zijn daarmee aan het einde gekomen van de beantwoording van de zijde van het kabinet, en daarmee ook aan het einde van dit tweeminutendebat.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we meteen doorgaan naar het volgende tweeminutendebat.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Dat is meteen het laatste tweeminutendebat van dit jaar: het tweeminutendebat Netcongestie en energie-infrastructuur. Ik geef de heer Grinwis als eerste het woord namens de fractie van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Toch mooi om dit laatste debat van het jaar te mogen aftrappen, met een thema dat ook het volgende jaar met dit jaar verbindt, namelijk de file: congestie op het net. Die zal volgend jaar nog niet zijn opgelost. Maar oké, we geven de moed niet op en daarom twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat netbewuste nieuwbouw systeemkosten bespaart en meer woningbouw mogelijk maakt, maar dat de randvoorwaarden hiervoor wel op orde moeten zijn, zoals datastandaarden en -toegang, flexibiliteitssturing en techniekonafhankelijke prestatienormen;

overwegende dat provincies die werken aan het normeren van netbewuste nieuwbouw te maken hebben met een ongelijk speelveld en meerkosten voor woningbouw doordat niet overal in ons land netbewust bouwen een vereiste is;

verzoekt de regering om, in samenspraak met decentrale overheden, netbeheerders en brancheorganisaties, met oplossingen te komen voor de knelpunten rond netbewuste nieuwbouw, zodat zo spoedig als mogelijk netbewust bouwen in heel Nederland brede toepassing vindt, en de Kamer voor het zomerreces over de voortgang te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Flach.

Zij krijgt nr. 608 (29023).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

De tweede motie gaat over een onderwerp waar we het vaak over hebben gehad het afgelopen jaar.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat besluiten van de ACM, bijvoorbeeld het vaststellen van de nettarieven en van een prioriteringskader dat bepaalt wie wel en wie niet prioriteit krijgt bij toekenning van netcapaciteit, verstrekkende gevolgen hebben voor zaken als woningbouw, economie en ruimtelijke ontwikkeling, en daarmee ook grote impact hebben op de ruimte die decentrale overheden hebben om keuzes hierover maken;

overwegende dat EU-lidstaten op verschillende wijze invulling geven aan de Europese richtlijnen en er in Nederland voor een strikte invulling lijkt te zijn gekozen met weinig ruimte voor democratische controle en zeggenschap, terwijl het bij bijvoorbeeld prioritering op basis van maatschappelijke waarde om politiek gevoelige keuzes gaat;

verzoekt het Presidium de Raad voor het Openbaar Bestuur te verzoeken een advies uit te brengen over de democratische controle en zeggenschap bij keuzes rondom netbeheer en over de rolverdeling tussen ACM, netbeheerders, Rijk en decentrale overheden hierbij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Jumelet.

Zij krijgt nr. 609 (29023).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik had het natuurlijk ook aan de minister kunnen vragen, maar dit is een onderwerp dat best wel precair is in de verhouding tussen het ministerie en de ACM ...

De voorzitter:

U bent wel door uw spreektijd heen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Daarom lijkt het mij zuiverder om het te doen via een verzoek aan het Presidium.

De voorzitter:

Waarvan akte. Het woord is aan de heer Kops namens de fractie van de PVV.

De heer Kops (PVV):

Voorzitter, dank.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de problemen rond netcongestie "vooral worden veroorzaakt door de snelle toename van duurzaam opgewekte energie en het groeiende duurzame energieverbruik", aldus de minister van Klimaat en Groene Groei;

constaterende dat de regering, desondanks, met het Actieplan windenergie op zee 1 miljard aan subsidies beschikbaar stelt voor nieuwe windturbineparken op zee;

verzoekt de regering het Actieplan windenergie op zee in te trekken en géén subsidies te verstrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kops.

Zij krijgt nr. 610 (29023).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat volgens TenneT de leveringszekerheid van elektriciteit na 2030 onder druk komt te staan, mede door het sluiten van de kolencentrales;

verzoekt de regering de kolencentrales open te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kops.

Zij krijgt nr. 611 (29023).

De heer Kops (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Jumelet namens het CDA.

De heer Jumelet (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Van inzicht naar overzicht naar actie; dat is nodig om netcongestie op te lossen. De motie die ik wil indienen, luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat netcongestie de verduurzaming van bestaande bedrijven en de ontwikkeling van nieuwe, innovatieve bedrijven die de economie van morgen zullen vormen ernstig belemmert;

overwegende dat naast investeren in uitbreiding van het elektriciteitsnet voor de lange termijn, ook het bestaande elektriciteitsnet op korte termijn slimmer moet worden benut;

overwegende dat dit alleen mogelijk is met voldoende en actueel inzicht in het netgebruik;

constaterende dat netbeheerders uiterlijk 6 februari 2026 een verbeterplan bij de ACM moeten indienen waaruit duidelijk wordt wanneer maatregelen tegen netcongestie worden ingevoerd en hoe er gezorgd wordt voor voldoende inzicht in het netgebruik;

van mening dat bij het zorgen voor voldoende inzicht in het netgebruik ook regie van de Rijksoverheid nodig is;

verzoekt de regering de regie te nemen in het verkrijgen en benutten van inzicht in relevante data van netbeheerders en energieaanbieders, teneinde het elektriciteitsnet slimmer te gebruiken en netcongestie op korte termijn te verminderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jumelet, Peter de Groot en Grinwis.

Zij krijgt nr. 612 (29023).

Dank u wel, meneer Jumelet. Het woord is aan mevrouw Van Oosterhout namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een mooi debat gevoerd over netcongestie. Daarom de volgende drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat energiebesparing een manier is om ruimte op het net te vergroten en netcongestie tegen te gaan;

overwegende dat het recente rapport Kantelpunt voor klimaat en industrie stelt dat actievere handhaving met structurele capaciteit bij de omgevingsdiensten nodig is om de energiebesparingsplicht te verbeteren;

overwegende dat het kabinet in kaart aan het brengen is hoeveel bedrijven en instellingen voldoen aan de energiebesparingsplicht en wat de bijdrage is van gemeenten en provincies aan toezicht en handhaving;

verzoekt de regering hierbij ook met concrete voorstellen te komen voor verbetering van de handhaving, inclusief de benodigde middelen, en dit voor de begrotingsbehandeling KGG met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Oosterhout.

Zij krijgt nr. 613 (29023).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een prioriteringskader voor transportverzoeken van de ACM komt;

overwegende dat onduidelijk is wat de precieze impact op verschillende elektriciteitsgebruikers gaat zijn en hoe dit kader precies uit gaat pakken in de praktijk;

verzoekt de regering snel na de inwerkingtreding van het prioriteringskader een evaluatie uit te voeren, en de resultaten hiervan in het najaar van 2026 met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Oosterhout.

Zij krijgt nr. 614 (29023).

Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):

Tot slot een motie over nettarieven. U weet allemaal dat dit een heel groot probleem is. Het is belangrijk om hier dan ook doelmatig mee om te gaan. Wij stellen voor om te kijken naar de verduurzamingsplannen van bedrijven om te beoordelen welke bedrijven we eerst helpen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat hoge nettarieven een groot obstakel vormen voor de energietransitie en de verduurzaming van de economie;

constaterende dat het van belang is om doelmatig om te gaan met het verlagen van de nettarieven;

verzoekt de regering om in kaart te brengen hoe verduurzamingsplannen van bedrijven, zoals het al dan niet hebben van een klimaatplan in lijn met het Parijsakkoord, kunnen worden meegenomen in het al dan niet verlagen van nettarieven, en opties hiervoor eind van het eerste kwartaal van 2026 met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Oosterhout.

Zij krijgt nr. 615 (29023).

Dank u wel. Het woord is aan de heer Van den Berg namens de fractie van JA21.

De heer Van den Berg (JA21):

Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor het goede debat in de commissie. Wij hebben twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat netcongestie de elektrificatie van huishoudens en bedrijven vertraagt en daarmee de economische groei en woningbouw belemmert;

constaterende dat ook het rapport-Wennink stelt dat gashybride oplossingen, zoals gashybride warmtepompen, op korte termijn netcongestie kunnen verlichten;

overwegende dat bij de nieuwbouw van woningen enkel vol elektrische warmtepompen zijn toegestaan en hier alleen bij uitzondering van af wordt geweken;

verzoekt de regering om standaard gashybride warmtepompen toe te staan bij de nieuwbouw van woningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Berg.

Zij krijgt nr. 616 (29023).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gascentrales de komende jaren een rol houden voor flexibiliteit in het energiesysteem en piekbelasting, terwijl marktprikkels kunnen leiden tot sluiting;

overwegende dat Nederland in tegenstelling tot veel Europese landen geen capaciteitsmechanisme kent en daarmee risico's loopt op leveringszekerheid;

verzoekt de regering om uiterlijk binnen zes maanden een voorstel aan de Kamer te sturen voor een capaciteitsmechanisme gericht op leveringszekerheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Berg.

Zij krijgt nr. 617 (29023).

De heer Van den Berg (JA21):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Klos namens de fractie van D66.

De heer Klos (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ook van mijn kant twee moties. De eerste motie gaat over de aansluiting van de woningbouw.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kleinverbruikers nu nog automatisch een nieuwe aansluiting krijgen, maar dat het nieuwe prioriteringskader ertoe leidt dat aansluitingen voor nieuwe woningen onzeker worden in gebieden met netschaarste;

constaterende dat hierdoor woningbouwprojecten vertragen, terwijl de woningnood groot is en mensen juist nu een betaalbaar en passend huis nodig hebben;

constaterende dat netbeheerders voor grootverbruikers in tijden van netschaarste wel verschillende vormen van flexibiliteit bieden om uitbreiding mogelijk te maken, maar dat deze mogelijkheden voor kleinverbruikers, waaronder woningbouw, nagenoeg niet beschikbaar zijn;

van mening dat ook woningbouw en andere kleinverbruikers eerst alle redelijke mogelijkheden moeten kunnen benutten om binnen de beschikbare netruimte aangesloten te worden;

verzoekt de regering zich ervoor in te zetten dat netbeheerders maximaal flexibiliteitsopties voor kleinverbruikers ontwikkelen, zodat een (tijdelijke) stop op nieuwe aansluitingen voor woningbouw pas aan de orde is nadat aantoonbaar is gebleken dat deze opties onvoldoende zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klos.

Zij krijgt nr. 618 (29023).

De heer Klos (D66):

Dan heb ik nog een motie over het European Grids Package. Helaas is dit pas gepubliceerd na ons debat, maar het is wel heel relevant.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie het EU Grids Package heeft gepresenteerd om de uitbreiding en versterking van het elektriciteitsnet te versnellen;

constaterende dat het EU Grids Package voorziet in de versnelling van vergunningprocedures voor netprojecten en duurzame energieprojecten door aanpassingen in de toepassing van milieuregels;

overwegende dat Nederland voor een grote opgave staat op het gebied van netuitbreiding en dat projecten momenteel vertraging oplopen door knelpunten in de vergunningverlening, waaronder de stikstofimpasse;

overwegende dat een tijdige en effectieve omzetting van Europese regelgeving naar nationale wetgeving noodzakelijk is om netcongestie te verminderen en investeringen te versnellen;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze de voorstellen uit het EU Grids Package zo snel mogelijk kunnen worden omgezet in Nederlandse wet- en regelgeving, daarbij in kaart te brengen welke nationale beleids- en wetswijzigingen nodig zijn en welke ruimte bestaat voor nationale keuzes en versnelling, en de Kamer twee keer per jaar te informeren over de voortgang van dit onderzoek en de opvolging daarvan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klos.

Zij krijgt nr. 619 (29023).

Dank u wel. Het woord is aan de heer Flach, SGP.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter, dank u wel. We kijken terug op een goed, inhoudelijk debat over een onderwerp dat veel mensen bezighoudt. Het bepaalt de snelheid van onze energietransitie. De SGP heeft, naar aanleiding van het rapport van Gerard Schouw, eerder aangedrongen op het kijken naar de mogelijkheden om het elektriciteitsnet zwaarder te belasten. Techneuten zien hier kansen voor en netbeheerders kijken ernaar, maar het is lastig. Ik wil voorkomen dat de hete aardappel te veel vooruitgeschoven wordt. Kan de minister de Kamer binnenkort informeren over de opvolging van deze aanbevelingen van Gerard Schouw? Welke stappen worden er nu precies gezet?

Ik heb in het debat opnieuw gepleit voor een stikstofvrijstelling voor energie-infraprojecten. Er ligt een aangenomen motie en de minister gaf aan: het is goed verdedigbaar, maar juridisch helaas te kwetsbaar. Die infrastructuur is echter keihard nodig voor de energietransitie. In Europa is er ook wat in beweging op dit punt. Waarom hebben we niet gewoon het lef om het te doen? Dan moet de rechter uiteindelijk maar een oordeel vellen.

Voorzitter. Tot slot een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) onlangs het codebesluit prioriteringsruimte transportverzoeken 2025 heeft vastgesteld, waarbij de ACM heeft aangegeven het kader periodiek te evalueren om rekening te houden met gewijzigde maatschappelijke omstandigheden;

overwegende dat gemeenten zich zorgen maken over onder meer het schrappen van de werkwijze waarbij netbeheerders transportcapaciteit reserveren voor toekomstige kleinverbruikers;

overwegende dat het voorliggende kader grote invloed heeft op de verdeling van schaarse ruimte en de economische en maatschappelijke ontwikkeling van gebieden, bij uitstek zaken die normaal gesproken politieke keuzes en democratische besluitvorming vragen;

verzoekt de regering in overleg met gemeenten en netbeheerders op korte termijn een gestructureerd overleg te organiseren over de toepassing van het prioriteringskader, waaronder de relatie tussen netcapaciteit en omgevingsrechtelijke sturingsinstrumenten;

verzoekt de regering te verduidelijken hoe keuzes van decentrale overheden en netbeheerders een expliciete plaats kunnen krijgen in de afwegingen rond netcongestie en prioritering, met behoud van een duidelijke rolverdeling;

verzoekt de regering eventuele knelpunten bij toepassing van het prioriteringskader te adresseren bij de periodieke evaluatie door de ACM,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Flach.

Zij krijgt nr. 620 (29023).

De heer Flach (SGP):

Voorzitter, wat doen we onszelf af en toe toch aan.

De voorzitter:

Zo is dat. Dank u wel. Nee, helaas, meneer Van den Berg. Het kerstregime geldt; dat had ik aangekondigd. Er is dus helaas geen ruimte voor interrupties. Ik nodig meneer Peter de Groot uit voor zijn inbreng namens de VVD.

De heer Peter de Groot (VVD):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een mooi debat gehad, maar het is zaak om tempo te maken met het verminderen van netcongestie. Daar speelt de flexibilisering een grote rol in. Ik heb een tweetal moties meegenomen. De eerste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat netcongestie in de regio Flevoland, Gelderland en Utrecht (de FGU-regio) momenteel het meest urgent is;

overwegende dat meer experimenteerruimte voor innovatieve oplossingen in de FGU-regio kan bijdragen aan het versneld tegengaan van netcongestie;

overwegende dat de FGU-regio reeds ruime ervaring heeft opgedaan met het ontwikkelen van oplossingen die ook op nationaal niveau kunnen worden benut;

verzoekt de regering om de FGU-regio aan te merken als innovatiegebied en daarbij meer experimenteerruimte te creëren door te kijken naar meer ruimte in de huidige wettelijke en beleidsmatige kaders, zodat overheden in samenwerking met marktpartijen aan de slag kunnen om netcongestie op innovatieve, onorthodoxe manieren aan te pakken;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat de expertise van de FGU-regio zo goed mogelijk wordt benut door goede samenwerking te bevorderen tussen de regionale expertisecentra in de FGU-regio en andere regio's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peter de Groot.

Zij krijgt nr. 621 (29023).

De heer Peter de Groot (VVD):

Dan mijn tweede motie. De ACM ontwikkelt een prioriteringskader. Voor ondernemers en bedrijven is het dan wel belangrijk dat we goed weten welke bedrijven daar als eerste aansprak op zullen maken. Daar gaat de tweede motie over.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ruim 14.000 bedrijven momenteel wachten op een aansluiting op het elektriciteitsnet;

overwegende dat er onvoldoende zicht is op welke kritieke sectoren en bedrijven op dit moment geen aansluiting kunnen krijgen, terwijl het vanuit maatschappelijk of economisch oogpunt wel wenselijk is;

verzoekt de regering in kaart te brengen welke kritieke sectoren of bedrijven momenteel geen toegang hebben tot het elektriciteitsnet, terwijl aansluiting vanuit economisch of maatschappelijk oogpunt wenselijk is;

verzoekt de regering dit overzicht uiterlijk in het tweede kwartaal van 2026 met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peter de Groot en Jumelet.

Zij krijgt nr. 622 (29023).

Dank u wel. Het woord is aan de heer Vermeer als laatste spreker van de zijde van de Kamer.

De heer Vermeer (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Eén motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gemeente Moerdijk heeft uitgesproken geen andere uitkomst te zien dan het dorp Moerdijk op te heffen om plaats te maken voor de circulaire economie en de energietransitie;

constaterende dat dit besluit gebaseerd is op nog onvoldragen plannen;

verzoekt de regering geen onomkeerbare stappen te zetten die consequenties hebben voor het voortbestaan van Moerdijk dan nadat vaststaat dat dit absoluut noodzakelijk is en alle inwoners van Moerdijk hier ook mee hebben ingestemd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vermeer.

Zij krijgt nr. 623 (29023).

De heer Vermeer (BBB):

Bij het commissiedebat heb ik aandacht gevraagd voor het prioriteringskader van de ACM. Daar is de minister uitgebreid op ingegaan. Maar sinds het commissiedebat hebben ons ook nieuwe signalen bereikt dat ook supermarkten niet betrokken zijn bij het prioriteringskader. Deze sector voorziet ons dagelijks in de primaire levensbehoeften. Dat zij betrokken worden bij het prioriteringskader van de ACM lijkt mij dus logisch. Kan de minister aangeven of het signaal dat wij binnen hebben gekregen, klopt en, zo ja, hoe het dan komt dat zo'n cruciale sector niet mee is genomen in het prioriteringskader?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik schors enkele minuten voor de appreciatie van de ingediende moties.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister.

Termijn antwoord

Minister Hermans:

Voorzitter, dank u wel. Ik begin met twee vragen van de heer Flach en een vraag van de heer Vermeer. De heer Flach had een vraag over de stikstofvrijstelling — ah, daar komt meneer Flach binnen — waar wij eerder in het debat over gedebatteerd hebben. Hij vroeg of we dat niet gewoon moeten doen; de rechter kan dan uiteindelijk een oordeel vellen. Ik doe dat niet om de volgende reden. Als zo'n vrijstelling geen stand houdt bij de rechter — de inschatting op het ministerie is dat die kans echt aannemelijk is — dan moeten opeens alle projecten die onder de vrijstelling vielen alsnog een vergunning voor stikstof krijgen en worden de projecten die dan in aanleg zijn of gebouwd worden, stilgelegd. Dat zou in plaats van een versnelling alleen maar tot een vertraging leiden. Daarom wil ik dus niet voor deze juridisch risicovolle weg kiezen. Ik zeg daar wel bij dat ik blij ben dat er in het Grid Package, dat deze week gepresenteerd is en waar de heer Klos ook al naar verwees, vanuit Europa aangekondigde wetgeving zit die het mogelijk maakt om zo'n juridisch houdbare vrijstelling vorm te geven. Wij bestuderen nu hoe dat precies in het voorstel zit en hoe we dit zo snel mogelijk ook in Nederland van toepassing kunnen laten zijn.

Voorzitter. Dan vroeg de heer Flach nog naar het zwaarder belasten van het net, ook naar aanleiding van het advies van Gerard Schouw. Dat onderzoek voeren we op dit moment uit en zit in de afrondende fase. In de voortgangsrapportage over netcongestie, die in maart naar de Kamer komt, zal ik daarover nader rapporteren.

Voorzitter. Dan heb ik nog de vraag van de heer Vermeer, over supermarkten. Hij vroeg of die er wel of niet bij betrokken zijn. In het algemeen is het zo dat iedereen een zienswijze kon indienen op het prioriteringskader, dus ook supermarkten. In het bijzonder lopen supermarkten in nieuwe wijken bij woningbouw mee in het prioriteringskader of hebben voorrang in het kader van het belang of de leefbaarheid van zo'n nieuwe wijk.

Voorzitter. Dan kom ik bij de moties. De motie op stuk nr. 608, van de heer Grinwis en de heer Flach, over netbewuste nieuwbouw: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 609 is een verzoek aan het Presidium, dus ik denk niet dat ik daar een oordeel over hoef te geven.

De voorzitter:

Als de motie wordt aangenomen, zal die besproken worden in het Presidium. We gaan door naar de motie op stuk nr. 610.

Minister Hermans:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 610, van de heer Kops, over het intrekken van het Actieplan windenergie op zee. Ik heb al meermaals, ook in het debat van gisteren, het belang van wind op zee voor ons toekomstig energiesysteem benadrukt, dus deze motie ontraad ik.

De motie op stuk nr. 611 gaat over het openhouden van de kolencentrales. Daarover zijn afspraken gemaakt en het is wettelijk vastgelegd. Deze motie ontraad ik ook.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 612, van de heer Jumelet, de heer De Groot en de heer Grinwis, over beter inzicht krijgen. Inzicht in toegankelijkheid van de data van netbeheerders is essentieel om tot betere benutting van het net te komen, dus ik geef deze motie oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 613, van mevrouw Van Oosterhout, verzoekt om met concrete voorstellen te komen voor de handhaving van de energiebesparingsplicht, inclusief de middelen die daarvoor nodig zijn, en die voor de behandeling van KGG-begroting met de Kamer te delen. Op dit moment brengen we in kaart hoeveel bedrijven en instellingen voldoen aan de energiebesparingsplicht en welke financiële bijdragen provincies en gemeenten leveren aan toezicht en handhaving. Ik heb al toegezegd dat ik de Kamer daar begin volgend jaar over informeer. In de afgelopen periode zijn er veel maatregelen in gang gezet om de handhaving te verbeteren. Ik wil echt de effecten daarvan afwachten voordat ik bepaal of er aanvullende maatregelen nodig zijn. Hierover informeren nog voor de begrotingsbehandeling van KGG, die bij mijn weten begin februari gepland staat, ga ik niet halen. Als ik de motie zo mag lezen dat de voortgang op de energiebesparingsplicht, inclusief toezicht en handhaving, voor de zomer met Kamer wordt gedeeld, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik zie dat dat het geval is. Dan krijgt de motie met die interpretatie oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 614.

Minister Hermans:

De motie op stuk nr. 614 gaat over het prioriteringskader. Daarin verzoekt mevrouw Van Oosterhout mij om snel na de inwerkingtreding een evaluatie uit te voeren. Deze motie moet ik ontraden. De evaluatie van het prioriteringskader is aan de ACM en de ACM heeft al aangekondigd om minimaal iedere twee jaar het prioriteringskader te evalueren. Als daartoe aanleiding is of als het noodzakelijk is, zullen ze dat eerder doen.

Dan de motie op stuk nr. 615, ook van mevrouw Van Oosterhout, over het in kaart brengen van de manier waarop verduurzamingsplannen van bedrijven kunnen worden meegenomen bij het al dan niet verlagen van de nettarieven. Ook die motie moet ik ontraden. De Europese Commissie schrijft ons voor dat nettarieven gebaseerd moeten zijn op het kostenverdelingsprincipe. Vanuit dat principe is het niet toegestaan om rekening te houden met de mate van verduurzaming. In algemene zin kan het verlagen van netkosten wel. Dat zou bijvoorbeeld via een subsidie aan TenneT kunnen, maar die besluitvorming is aan een volgend kabinet.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 616, van de heer Van den Berg, over het standaard toestaan van gashybride warmtepompen bij de nieuwbouw van woningen. Die motie moet ik ontraden. Er zijn afspraken gemaakt over netbewuste nieuwbouw en daar past het verzoek van deze motie niet in.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 617, over het capaciteitsmechanisme. Het verzoek is om de Kamer daarover een voorstel te sturen binnen zes maanden. Die motie geef ik oordeel Kamer. In de eerste helft van 2026 zal, zoals ik eerder heb aangegeven in een brief, het kabinet hierover een besluit nemen. Ik ga de Kamer daar dus over informeren.

Voorzitter. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 618. Dat is een motie van de heer Klos en gaat over dat netbeheerders maximaal flexibiliteitsopties voor kleinverbruikers ontwikkelen. Die motie geef ik oordeel Kamer. Ik ondersteun alles dat kan helpen, en dit is er daar zeker een van.

De motie op stuk nr. 619, ook van de heer Klos, verzoekt om te kijken hoe de voorstellen uit het EU Grids Package zo snel mogelijk kunnen worden omgezet in wet- en regelgeving. Ik verwees daar net ook al naar in de richting van de heer Flach. Deze motie geef ik oordeel Kamer. We doen er alles aan om zo snel mogelijk tot vergunningverlening over te gaan, dus ik zie dit als een aansporing.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 620 van de heer Flach. Dat is een motie met een drietal verzoeken. Het eerste verzoek krijgt oordeel Kamer. We hebben namelijk geregeld overleg. Als ik het tweede verzoek mag lezen als de betrokkenheid van de decentrale overheden bij de toepassing van het prioriteringskader, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Ik ben het namelijk ook met het derde verzoek eens.

De voorzitter:

Dan krijgt de motie op stuk nr. 620, met deze interpretatie, oordeel Kamer. Ik kijk even of de heer Flach daarmee kan leven.

De heer Flach (SGP):

Ik vroeg wat dat tweede verzoek betreft om een expliciete plaats. Als dat dus mag worden uitgelegd als expliciete betrokkenheid, dan kan ik daarmee leven.

Minister Hermans:

Het gaat dus over het betrekken van de decentrale overheden bij de toepassing van het prioriteringskader. Het gaat echt om betrokkenheid, en niet om het geven van een plek, omdat het vaststellen van het prioriteringskader een exclusieve bevoegdheid van de ACM is. Ik kan partijen daar dus geen plaats in geven. Maar betrokkenheid is natuurlijk van belang, ook in hoe het nu in de periode van het overgangsrecht wordt toegepast.

De voorzitter:

De heer Flach accepteert de interpretatie van de minister. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 620 oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 621.

Minister Hermans:

Voorzitter. Dan … De motie op stuk nr. 620? Waar ben ik nu gebleven? Ik ben de tel kwijt, voorzitter.

De voorzitter:

U bent bij de motie op stuk nr. 621.

Minister Hermans:

Ben ik bij de motie op stuk nr. 621?

De voorzitter:

Ja. Dat is een motie van Peter de Groot en die gaat over de FGU-regio.

Minister Hermans:

Hm, oké. Ik dacht dat de heer De Groot nog een andere motie had. Maar dan ga ik naar de motie op stuk nr. 621.

De voorzitter:

De andere motie van de heer De Groot komt hierna.

Minister Hermans:

Ja, oké. Dan heb ik het verkeerd genummerd, maar dat maakt niet uit. Dan kom ik bij de motie over de FGU-regio.

De motie op stuk nr. 621 geef ik oordeel Kamer, als ik het zo mag interpreteren dat we dan in héél Nederland innovaties en experimenten doen. Dat is namelijk hoe we deze aanpak hebben vormgegeven. Dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik zie de heer De Groot knikken. De motie op stuk nr. 622.

Minister Hermans:

De motie op stuk nr. 622. Dan kijk ik even …

De voorzitter:

Dat is de motie over de 14.000 bedrijven die wachten op aansluiting op het elektriciteitsnet.

Minister Hermans:

Het verzoek is om in kaart te brengen welke kritieke sectoren geen toegang hebben tot het elektriciteitsnet …

De voorzitter:

Ja, correct.

Minister Hermans:

… en om dat in het tweede kwartaal met de Kamer te delen. De motie op stuk nr. 622 geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

Akkoord. Tot slot, de motie op stuk nr. 623.

Minister Hermans:

De motie op stuk nr. 623 van de heer Vermeer. Die motie verzoekt om geen onomkeerbare stappen te zetten in Moerdijk en dat daarnaast alle inwoners van Moerdijk hiermee moeten hebben ingestemd. Op 1 december hebben we met het Rijk, de provincie en de gemeente afspraken gemaakt over hoe we verdergaan met dit proces. Het is een precair proces, zeg ik daar direct bij. Die afspraken zijn ook met de Kamer gedeeld. Onderdeel daarvan is dat we de komende maanden gebruiken om een aantal dingen nog nader te onderzoeken. Ook worden de randvoorwaarden die vanuit de gemeente zijn geformuleerd nader uitgewerkt. Zo wordt er gekeken wat die randvoorwaarden betekenen en wat er nodig is om die uit te kunnen voeren. Tot het volgende besluitvormingsmoment, voorzien in de zomer van 2026, worden er geen onomkeerbare stappen gezet. De verdere besluitvorming ligt bij het Rijk, de gemeente en de provincie, via de democratische weg. Ik moet de motie ontraden vanwege de expliciete oproep in het verzoek dat alle inwoners van Moerdijk moeten hebben ingestemd.

De voorzitter:

Akkoord. Eén interruptie van de heer Van den Berg. Ik denk over de motie op stuk nr. 616. Gaat uw gang.

De heer Van den Berg (JA21):

Ik snap iets niet. U weet dat ik uit de techniek kom. U heeft het over netbewust bouwen, wat we al toestaan. Ik snap gewoon niet waarom we niet ook warmtepompen, en dan specifiek hybride warmtepompen, zouden toestaan. Als we dat zouden doen, zijn er vier keer zoveel woningen mogelijk ten opzichte van nu. Het is gewoon een hoogst onverstandige keuze om alleen maar in te zetten op het elektrische. Kunt u mij daar eens in meenemen?

Minister Hermans:

Voor de nieuwbouw zijn er afspraken gemaakt over netbewuste nieuwbouw. Dat heeft de minister van VRO gedaan op de Woontop eind vorig jaar. Ik vind dat goede en belangrijke afspraken, want door netbewust nieuw te bouwen kun je ook als je aan het elektrificeren bent toch de netbelasting verminderen. Als je dan ook nog een gasnetwerk moet gaan aanleggen, leidt dat natuurlijk tot extra kosten. Bovendien moeten die woningen dan op termijn aardgasvrij gemaakt worden, want daar hebben we al eerder afspraken over gemaakt. Dus in dat hele concept van netbewust bouwen past dit verzoek niet. Vandaar dat mijn oordeel "ontraden" is.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit allerlaatste tweeminutendebat van 2025. Ik dank de minister voor haar aanwezigheid.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering tot 21.00 uur, waarna we gaan stemmen. De vergadering is geschorst.

Stemmingen Verdere behandeling van aanhangige stukken

Stemmingen Verdere behandeling van aanhangige stukken

Aan de orde is de stemming in verband met de verdere behandeling van aanhangige stukken (36770).

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde zijn de stemmingen. De heer Flach wenst als eerste het woord.

De heer Flach (SGP):

Ja, voorzitter. Ik zou graag de motie op stuk nr. 620 (29023) willen aanhouden.

De voorzitter:

We nemen dat op.

Op verzoek van de heer Flach stel ik voor zijn motie (29023, nr. 620) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt het voorstel van de fractie GroenLinks-PvdA tot het toevoegen van een brief over de weging ontwikkelingen huursector 2025 (stuk nr. 64).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor dit voorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel voor om de lijst vast te stellen zoals deze nu is komen te luiden.

Daartoe wordt besloten.

Stemmingen moties Begrotingsonderdeel Emancipatie

Stemmingen moties Begrotingsonderdeel Emancipatie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2026 (begrotingsonderdeel Emancipatie) (36800-VIII),

te weten:

  • de motie-Moorman over het wetsvoorstel Wijziging vermelding geslacht in geboorteakte alsnog aan de Kamer voorleggen (36800-VIII, nr. 24);
  • de motie-Moorman over zich inzetten voor een bredere bekendheid van het lespakket "Adolescence en mediawijsheid" (36800-VIII, nr. 25);
  • de motie-Moorman over verlenging van het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (36800-VIII, nr. 26);
  • de motie-Vermeer over een verplichte cursus gelijke behandeling en non-discriminatie opleggen bij discriminatie van vrouwen of lhbtiq+-personen (36800-VIII, nr. 27);
  • de motie-Podt/Hamstra over in het emancipatiebeleid expliciet aandacht hebben voor lhbti+-kinderen (36800-VIII, nr. 28);
  • de motie-Dobbe over onderzoeken of volledige doorbetaling bij ouderschapsverlof een bijdrage levert aan het dichten van de loonkloof (36800-VIII, nr. 29);
  • de motie-Dobbe over een actieplan tegen de loonkloof (36800-VIII, nr. 30);
  • de motie-Dobbe over het verband tussen het aandeel werkzame vrouwen en de financiële beloning in de publieke sector inzichtelijk maken (36800-VIII, nr. 31).

De fractie van de SGP verzoekt om een hoofdelijke stemming over de motie op stuk nr. 24. Dat betreft deze motie.

De heer Stoffer (SGP):

Nee, het gaat me nog om het voorstel van zojuist. U noemde ons op bij de voorstemmers, maar we hadden de handen naar beneden en riepen ook nog: niet de SGP.

De voorzitter:

We noteren dat in ieder geval in de Handelingen. Fijn dat u dat alsnog even gecorrigeerd heeft.

Dan komen we nu toch bij een hoofdelijke stemming, dus daar vraag ik wel uw aandacht voor. Ik verzoek de griffier de namen voor te lezen. Ik verzoek de leden om uiterste stilte. Anders is het niet te verstaan hier op het rostrum.

In stemming komt de gewijzigde motie-Moorman/Kostić (36800-VIII, nr. ??, was nr. 24).

Vóór stemmen de leden: Michon-Derkzen, Mohandis, Moorman, Mutluer, Neijenhuis, Nobel, Van Oosterhout, Oosterhuis, Oualhadj, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Piri, Podt, Rajkowski, Rooderkerk, Schoonis, Schutz, Sneller, Struijs, Stultiens, Synhaeve, Teunissen, Tseggai, Vellinga-Beemsterboer, Vervuurt, Vijlbrief, Vliegenthart, Wendel, Van der Werf, Westerveld, Yeşilgöz-Zegerius, Zalinyan, Aartsen, Abdi, Van Asten, Bamenga, Becker, Beckerman, Belhirch, Van Berkel, Bevers, Biekman, El Boujdaini, Brekelmans, Van Brenk, Bromet, Van der Burg, Bushoff, Van Campen, Dassen, Heera Dijk, Jimmy Dijk, Dobbe, Van Eijk, Ellian, Erkens, Peter de Groot, Heinen, Den Hollander, De Hoop, Huidekooper, Huizenga, Jetten, Karremans, Kathmann, Kisteman, Klaver, Klos, De Kort, Köse, Kostić, Kröger, Lahlah, Van der Lee en Martens-America.

Tegen stemmen de leden: Van Meetelen, Van Meijeren, Moinat, Mooiman, Edgar Mulder, Nanninga, Van der Plas, Prickaertz, Raijer, De Roon, Schilder, Steen, Stoffer, Stöteler, Straatman, Tijmstra, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vos, Wiersma, Wilders, Zwinkels, El Abassi, Van Ark, Armut, Van Baarle, Baudet, Van den Berg, Bikker, Boelsma-Hoekstra, Bontenbal, Boomsma, Boon, Martin Bosma, Boswijk, Bart van den Brink, Tijs van den Brink, Bühler, Ceder, Ceulemans, Claassen, Clemminck, Coenradie, Dekker, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Van Duijvenvoorde, Eerdmans, Ergin, Faber, Flach, Goudzwaard, Graus, Grinwis, Hamstra, Heutink, Hoogeveen, Van Houwelingen, Ten Hove, Chris Jansen, Frederik Jansen, Jumelet, Keijzer, Koorevaar, Kops, Krul, Lammers, Van Lanschot, Maeijer en Markuszower.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze gewijzigde motie met 77 stemmen voor en 73 stemmen tegen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Moorman (36800-VIII, nr. 25).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, D66, Volt en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Vermeer (36800-VIII, nr. ??, was nr. 27).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, D66, Volt, het CDA, de VVD, de ChristenUnie, JA21 en BBB voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Podt/Hamstra (36800-VIII, nr. 28).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dobbe (36800-VIII, nr. 29).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dobbe (36800-VIII, nr. 30).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dobbe (36800-VIII, nr. 31).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemming Novelle Asielnoodmaatregelenwet inzake aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf

Stemming Novelle Asielnoodmaatregelenwet inzake aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht in verband met maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen (Asielnoodmaatregelenwet) (novelle aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf) (36855).

De voorzitter:

De fractie van de ChristenUnie heeft verzocht om een hoofdelijke stemming over het wetsvoorstel, maar allereerst is er een stemverklaring van de heer Ceder en vervolgens een stemverklaring van de heer Diederik van Dijk.

De stemverklaring van de heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Vanavond stemmen we over de asielnovelle. De ChristenUnie pleit al langer voor een hervorming naar een effectiever en rechtvaardiger werkend migratiestelsel. Voor de ChristenUnie waren drie vragen vooraf van belang. Doet de novelle wat het doel was? Kan iemand een kop soep geven aan ongedocumenteerden zonder dat deze strafbaar is? Veel hulporganisaties hebben ook na het debat hun twijfels geuit of de formulering de deur voor vervolging niet alsnog op een kier zet. Vervolgens is de vraag of strafbaarstelling van illegaliteit doet wat de bedoeling is: mensen uitzetten die hier de boel verstieren. Zelfs de politie zegt nee. Daarnaast zegt de minister zich te richten op een specifieke groep, maar de wettekst is veel breder. Het staat een volgende minister dan ook vrij om de reikwijdte aan te passen, ook in het licht van veranderende Europese regels. Tot slot: wordt het uitzetbeleid effectiever? Nee. De maatregel zet mensen vast in Nederlandse cellen en laat hen daarna weer vrij op Nederlandse grond.

Drie keer nee, voorzitter. Alles overwegend zullen wij daarom tegen de novelle stemmen.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Diederik van Dijk.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u, voorzitter. Naastenliefde mag nooit bestraft worden. Deze novelle sluit hulpverlening zonder twijfel uit van strafbaarstelling en tegelijkertijd laten we de strafbaarstelling van illegaal verblijf in stand, als logisch sluitstuk van ons asielsysteem. Juist om herbergzaam te kunnen blijven voor echte vluchtelingen, moeten we nee zeggen tegen hen die ten onrechte asiel aanvragen. De strafbaarstelling richt zich op uitgeprocedeerde asielzoekers die wel terug kunnen, maar terugkeer frustreren. Deze aanpassing brengt de broodnodige aanscherping van nationale asielwetgeving een stap dichterbij. De asielwetten, die in de Eerste Kamer liggen te wachten, versnellen de asielprocedures, scherpen de nareisvoorwaarden aan en schaffen asieldwangsommen definitief af. Zo brengen we ons asielbeleid iets meer bij de tijd. Daarom stemt de SGP voor deze novelle.

Voorzitter. Ik vermoed dat ik de collega's met de kerst mis. Daarom langs deze weg: gezegende kerstdagen, wees welkom in de kerk.

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel. Wij gaan u allen ook ongelofelijk missen.

Hedenmiddag heeft de Kamer reeds over de ingediende amendementen en de artikelen gestemd. Het wetsvoorstel komt nu in stemming.

In stemming komt het wetsvoorstel.

Vóór stemmen de leden: Van den Berg, Bevers, Boelsma-Hoekstra, Bontenbal, Boomsma, Boon, Martin Bosma, Boswijk, Brekelmans, Van Brenk, Bart van den Brink, Tijs van den Brink, Bühler, Van der Burg, Van Campen, Ceulemans, Claassen, Clemminck, Coenradie, Dekker, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Van Duijvenvoorde, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Faber, Flach, Goudzwaard, Graus, Peter de Groot, Hamstra, Heinen, Heutink, Den Hollander, Hoogeveen, Van Houwelingen, Ten Hove, Chris Jansen, Frederik Jansen, Jumelet, Karremans, Keijzer, Kisteman, Koorevaar, Kops, De Kort, Krul, Lammers, Van Lanschot, Maeijer, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Michon-Derkzen, Moinat, Mooiman, Edgar Mulder, Nanninga, Nobel, Van der Plas, Prickaertz, Raijer, Rajkowski, De Roon, Schilder, Schutz, Steen, Stoffer, Stöteler, Straatman, Struijs, Tijmstra, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vos, Wendel, Wiersma, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Zwinkels, Aartsen, Van Ark, Armut, Baudet en Becker.

Tegen stemmen de leden: Beckerman, Belhirch, Van Berkel, Biekman, Bikker, El Boujdaini, Bromet, Bushoff, Ceder, Dassen, Heera Dijk, Jimmy Dijk, Dobbe, Ergin, Grinwis, De Hoop, Huidekooper, Huizenga, Jetten, Kathmann, Klaver, Klos, Köse, Kostić, Kröger, Lahlah, Van der Lee, Mohandis, Moorman, Mutluer, Neijenhuis, Van Oosterhout, Oosterhuis, Oualhadj, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Piri, Podt, Rooderkerk, Schoonis, Sneller, Stultiens, Synhaeve, Teunissen, Tseggai, Vellinga-Beemsterboer, Vervuurt, Vijlbrief, Vliegenthart, Van der Werf, Westerveld, Zalinyan, El Abassi, Abdi, Van Asten, Van Baarle en Bamenga.

De voorzitter:

Ik constateer dat dit wetsvoorstel met 91 stemmen voor en 59 stemmen tegen is aangenomen.

Stemmingen moties Najaarsnota 2025

Stemmingen moties Najaarsnota 2025

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Najaarsnota 2025,

te weten:

  • de motie-Tony van Dijck over incassokosten van verkeersboetes maximeren tot het niveau zoals is vastgesteld in de Wki (36850, nr. 2);
  • de motie-Tony van Dijck over de accijnzen verlagen tot onder het niveau van onze buurlanden (36850, nr. 3);
  • de motie-Tony van Dijck over de Nederlandse goudvoorraad in de Verenigde Staten repatriëren (36850, nr. 4);
  • de motie-Flach/Grinwis over opties voor de problemen met de tolheffing bij de Blankenburgtunnel (36850, nr. 5);
  • de motie-Jimmy Dijk over 30 miljoen uit het Klimaatfonds inzetten voor energiearmoede (36850, nr. 6);
  • de motie-Jimmy Dijk over de huurprijzen komend jaar bevriezen (36850, nr. 7).

In stemming komt de motie-Tony van Dijck (36850, nr. 2).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, DENK, de SGP, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Tony van Dijck (36850, nr. 3).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Tony van Dijck (36850, nr. 4).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Flach/Grinwis (36850, nr. 5).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, DENK, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Jimmy Dijk (36850, nr. ??, was nr. 6).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, BBB, de PVV en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jimmy Dijk (36850, nr. 7).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen Wijziging begroting OCW 2025 samenhangende met de Najaarsnota

Stemmingen Wijziging begroting OCW 2025 samenhangende met de Najaarsnota

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (36850-VIII).

In stemming komt het amendement-Stultiens/Abdi (stuk nr. 3, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, DENK, de ChristenUnie en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 3 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemmingen 36850-X Wijziging begroting Defensie 2025 samenhangende met de Najaarsnota

Stemmingen 36850-X Wijziging begroting Defensie 2025 samenhangende met de Najaarsnota

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (36850-X).

In stemming komt het amendement-Stultiens (stuk nr. 7).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemmingen Wijziging begroting Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 2025 samenhangende met de Najaarsnota

Stemmingen Wijziging begroting Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 2025 samenhangende met de Najaarsnota

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (XXII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (36850-XXII).

In stemming komt het amendement-Flach c.s. (stuk nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, DENK, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Beckerman (stuk nr. 5).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, de ChristenUnie en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Beckerman (stuk nr. 6).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, de ChristenUnie en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Flach c.s. (stuk nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemmingen Wijziging begroting Klimaat en Groene Groei 2025 samenhangende met de Najaarsnota

Stemmingen Wijziging begroting Klimaat en Groene Groei 2025 samenhangende met de Najaarsnota

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (XXIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (36850-XXIII).

In stemming komt het amendement-Beckerman (stuk nr. 3).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, DENK en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Stultiens c.s. (stuk nr. 7).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, DENK, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemmingen Wijziging begroting gemeentefonds 2025 samenhangende met de Najaarsnota

Stemmingen Wijziging begroting gemeentefonds 2025 samenhangende met de Najaarsnota

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Gemeentefonds voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (36850-B).

In stemming komt het amendement-Jimmy Dijk (stuk nr. 4).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, DENK, de PVV en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, de PvdD, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemming Najaarsnota 2025

Stemming Najaarsnota 2025

Aan de orde is de stemming over de Najaarsnota 2025.

De voorzitter:

Ik stel voor de Kamerstukken 36850, hoofdstukken I tot en met VII, IX, XII tot en met XVII en XX en de fondsen A, C, J en K zonder stemming aan te nemen onder de aantekening dat de fracties van de SP en DENK geacht wensen te worden tegen te zijn.

Daartoe wordt besloten.

Stemming motie Belastingplan 2026

Stemming motie Belastingplan 2026

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026),

te weten:

  • de motie-Hoogeveen over in de MFK-onderhandelingen uitdragen dat uitbreiding van Europese eigen middelen voor Nederland geen optie is (36812, nr. 87).

Stemming motie Europese top van 18 en 19 december 2025

Stemming motie Europese top van 18 en 19 december 2025

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de Europese top van 18 en 19 december 2025,

te weten:

  • de motie-Klos c.s. over zich inzetten voor afschaffing van het vetorecht en invoering van meerderheidsbesluitvorming in het buitenland- en defensiebeleid van de EU (21501-20, nr. 2338).

In stemming komt de gewijzigde motie-Klos c.s. (21501-20, nr. ??, was nr. 2338).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, het CDA, DENK en de VVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Begrotingen Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2026

Stemmingen moties Begrotingen Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2026

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2026,

te weten:

  • de motie-Heera Dijk over zo snel mogelijk na publicatie van de nieuwe armoedecijfers door het CBS met een kabinetsreactie en een voorstel voor verdere opvolging van de commissie-Thodé komen (36800-IV, nr. 34);
  • de motie-Tseggai c.s. over met de eilandbesturen (36800-IV, nr. 35);
  • de motie-Nanninga/Tseggai over onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om het openbaar vervoer van de Caribische eilanden betaalbaar te houden (36800-IV, nr. 36);
  • de motie-Nanninga/Van der Burg over nagaan of de Kustwacht Caribisch Gebied beschikt over voldoende capaciteit en middelen om, in het licht van een mogelijke vluchtelingencrisis, haar taken adequaat uit te voeren (36800-IV, nr. 37);
  • de motie-Ceder/Van der Burg over voor 1 juli 2026 een gedragen (financieel) plan voor een structurele oplossing van Selibon Lagun (36800-IV, nr. 38);
  • de motie-Ceder over de prijsstijging voor elektriciteitstarieven in Caribisch Nederland per 1 januari 2026 ongedaan maken (36800-IV, nr. 39).

In stemming komt de motie-Heera Dijk (36800-IV, nr. 34).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, DENK, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Tseggai c.s. (36800-IV, nr. 35).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nanninga/Tseggai (36800-IV, nr. 36).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nanninga/Van der Burg (36800-IV, nr. 37).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ceder/Van der Burg (36800-IV, nr. 38).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ceder (36800-IV, nr. ??, was nr. 39).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de SGP en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Ruzie in het kabinet over mest

Stemmingen moties Ruzie in het kabinet over mest

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de ruzie in het kabinet over mest,

te weten:

  • de motie-Bromet/Kostić over het opzeggen van het vertrouwen in de minister van LVVN (33037, nr. 630);
  • de motie-Grinwis c.s. over tot het aantreden van het nieuwe kabinet doorgaan met het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn (33037, nr. 631);
  • de motie-Kostić over het achtste actieprogramma in lijn brengen met de verplichtingen uit de KRW en de Nitraatrichtlijn (33037, nr. 632);
  • de motie-De Vos/Flach over niet heel Nederland maar specifieke gebieden als kwetsbare zone aanwijzen (33037, nr. 633).

We hebben een stemverklaring van het lid Kostić. U heeft het woord.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank, voorzitter. Deze week hebben we een spoeddebat gehad, omdat minister Wiersma in strijd met alle adviezen de regels wil afzwakken, zodat meer mest en gif kan worden gespoten, wat ten koste gaat van de waterkwaliteit. De Kamer en het kabinet zouden dit niet mogen accepteren en ervoor moeten zorgen dat er een actieprogramma ligt dat in lijn is met de afspraken die we hebben gemaakt rondom de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn. Daar hebben we een eigen motie voor. We hebben stappen vooruit nodig. De motie van de ChristenUnie kiest voor stilstand. Daarmee verliezen we wel kostbare tijd. Ook wordt met deze motie ingezet op meer doelsturing, ondanks de grote risico's. Tegelijkertijd vrezen wij dat dit dubbeldemissionaire kabinet op het laatste moment toch gaat kiezen voor stappen achteruit. En dat is nóg erger dan stilstand. Daarom zullen wij ondanks onze kanttekeningen voor de motie-Grinwis stemmen.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan stemmen over de moties.

In stemming komt de motie-Bromet/Kostić (33037, nr. 630).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Grinwis c.s. (33037, nr. ??, was nr. 631).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de VVD en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kostić (33037, nr. 632).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, DENK, de VVD en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Vos/Flach (33037, nr. 633).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties Onderhandelaarsakkoord Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord en voortgang Integraal Zorgakkoord

Stemmingen moties Onderhandelaarsakkoord Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord en voortgang Integraal Zorgakkoord

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Onderhandelaarsakkoord Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA) en voortgang Integraal Zorgakkoord (IZA),

te weten:

  • de motie-Bushoff over een plan van aanpak om het aantal polissen terug te laten dringen (31765, nr. 956);
  • de motie-Van der Plas over een brede uitwerking van een regionaal zorgbudget (31765, nr. 957);
  • de motie-Van der Plas over overleg om de toegang tot patiëntgegevens gelijk te trekken (31765, nr. 958);
  • de motie-Van der Plas over inzichtelijk maken welk percentage van het zorgbudget terechtkomt bij zorgverleners en patiënten (31765, nr. 959).

In stemming komt de motie-Bushoff (31765, nr. 956).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, DENK en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas (31765, nr. 957).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Plas (31765, nr. 958).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Plas (31765, nr. 959).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, DENK, de SGP, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties De toenemende uitbraken van vogelgriep

Stemmingen moties De toenemende uitbraken van vogelgriep

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de toenemende uitbraken van vogelgriep,

te weten:

  • de motie-Kostić c.s. over VWS doorzettingsmacht geven bij gevaarlijke besmettelijke dierziekten (28807, nr. 313);
  • de motie-Kostić c.s. over het stilleggen van de hobbyjacht op wilde vogels (28807, nr. 314);
  • de motie-Podt over inventariseren wat er nodig is voor een grootschalig vaccinatieprogramma (28807, nr. 315);
  • de motie-Podt over een overzicht van stappen van provincies tegen dierziekten (28807, nr. 316);
  • de motie-Koorevaar c.s. over met andere landen werken aan internationale acceptatie van producten van gevaccineerde kippen en gezamenlijke onderzoeks-, vaccinatie- en kennistrajecten (28807, nr. 317);
  • de motie-Van der Plas over eerst inzetten op het wegnemen van belemmeringen voor grootschalige vaccinatie (28807, nr. 318);
  • de motie-Van der Plas over onderzoeken of en in welke mate waterrijke natuurgebieden nog van invloed zijn op de verspreiding van vogelgriep (28807, nr. 319);
  • de motie-Beckerman c.s. over een landelijke voorlichtingscampagne over vogelgriep (28807, nr. 320);
  • de motie-Beckerman c.s. over structurele financiering voor dierenhulpverleners (28807, nr. 321).

In stemming komt de motie-Kostić c.s. (28807, nr. 313).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kostić c.s. (28807, nr. 314).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Podt (28807, nr. 315).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Podt (28807, nr. 316).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de VVD, de ChristenUnie, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Koorevaar c.s. (28807, nr. 317).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, D66, Volt, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Plas (28807, nr. 318).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, het CDA, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas (28807, nr. 319).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (28807, nr. 320).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (28807, nr. 321).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemming motie Verzameldebat CAS

Stemming motie Verzameldebat CAS

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het tweeminutendebat Verzameldebat CAS,

te weten:

  • de motie-Tseggai over een verkenning naar een Koninkrijksfonds voor de CAS-landen (36800-IV, nr. 33).

In stemming komt de motie-Tseggai (36800-IV, nr. 33).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, DENK en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties Leefomgeving en externe veiligheid

Stemmingen moties Leefomgeving en externe veiligheid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Leefomgeving en externe veiligheid,

te weten:

  • de motie-Zalinyan/Kostić over in een eventuele maatwerkafspraak met Tata Steel inzetten op aanscherping van de plafonds voor de uitstoot van fijnstof in 2030 (28089, nr. 342);
  • de motie-Zalinyan/Kostić over garanderen dat de maatwerkafspraken geen belemmering vormen om beleid te voeren op staalslakken (28089, nr. 343);
  • de motie-Kostić/Zalinyan over de Expertgroep Gezondheid IJmond vragen zo spoedig mogelijk een advies uit te brengen over de Joint Letter of Intent met Tata Steel (28089, nr. 344);
  • de motie-Vermeer over zorgdragen dat Nederland geen nadelige effecten ondervindt van bouwprojecten aan de grens (28089, nr. 345).

In stemming komt de motie-Zalinyan/Kostić (28089, nr. 342).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de SGP, de ChristenUnie en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Zalinyan/Kostić (28089, nr. 343).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kostić/Zalinyan (28089, nr. 344).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, DENK en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Vermeer (28089, nr. 345).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Energiebesparing en betaalbare energierekening voor huishoudens

Stemmingen moties Energiebesparing en betaalbare energierekening voor huishoudens

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Energiebesparing en betaalbare energierekening voor huishoudens,

te weten:

  • de motie-Kröger/Lahlah over per direct de heropening van het Tijdelijk Noodfonds Energie mogelijk maken (29023, nr. 605);
  • de motie-Flach over de verlenging van de termijn voor de energiebesparingsplicht alleen doorvoeren als financiële ondersteuning voor bijbehorende maatregelen mogelijk (29023, nr. 606);
  • de motie-Klos over met de VNG en het NPLW in gesprek gaan met als doel dat lokale energiehulporganisaties vaker worden geselecteerd bij de ondersteuning van de verduurzaming van huishoudens met een lager inkomen (29023, nr. 607).

In stemming komt de motie-Kröger/Lahlah (29023, nr. 605).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Flach (29023, nr. 606).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, DENK, de SGP, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Meneer Flach.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter. Het zijn zware tijden. Ik heb zojuist, aan het begin van de vergadering, een fout nummer doorgegeven. Ik had deze motie op stuk nr. 606 willen aanhouden. Maar goed, dat is te laat.

De voorzitter:

Nou ...

(Hilariteit)

De voorzitter:

Zullen we maar een tweeminutendebatje inplannen dan?

De heer Flach (SGP):

Nee. Maar dat betekent dus dat de motie op stuk nr. 620 (29023), zoals ik eerder heb doorgegeven, gewoon wel in stemming mag komen.

De voorzitter:

Ik zie dat dat kan, dus dat gaan we doen, aan het einde, als laatste.

De heer Flach (SGP):

Excuus voor de verwarring.

De voorzitter:

Kan gebeuren.

In stemming komt de motie-Klos (29023, nr. 607).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Netcongestie en energie-infrastructuur

Stemmingen moties Netcongestie en energie-infrastructuur

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Netcongestie en energie-infrastructuur,

te weten:

  • de motie-Grinwis/Flach over in samenspraak met decentrale overheden, netbeheerders en brancheorganisaties met oplossingen komen voor de knelpunten rond netbewuste nieuwbouw (29023, nr. 608);
  • de motie-Grinwis/Jumelet over de Raad voor het Openbaar Bestuur verzoeken een advies uit te brengen over de democratische controle en zeggenschap bij keuzes rondom netbeheer (29023, nr. 609);
  • de motie-Kops over het Actieplan windenergie op zee intrekken en geen subsidies verstrekken (29023, nr. 610);
  • de motie-Kops over de kolencentrales openhouden (29023, nr. 611);
  • de motie-Jumelet c.s. over het verkrijgen van inzicht in relevante data van netbeheerders en energieaanbieders teneinde het elektriciteitsnet slimmer te gebruiken en netcongestie op korte termijn te verminderen (29023, nr. 612);
  • de motie-Van Oosterhout over concrete voorstellen voor verbetering van de handhaving inzake het voldoen aan de energiebesparingsplicht door bedrijven en instellingen (29023, nr. 613);
  • de motie-Van Oosterhout over snel na de inwerkingtreding van het prioriteringskader een evaluatie uitvoeren (29023, nr. 614);
  • de motie-Van Oosterhout over in kaart brengen hoe verduurzamingsplannen van bedrijven kunnen (29023, nr. 615);
  • de motie-Van den Berg over standaard gashybride warmtepompen toestaan bij de nieuwbouw van woningen (29023, nr. 616);
  • de motie-Van den Berg over uiterlijk binnen zes maanden een voorstel aan de Kamer sturen voor een capaciteitsmechanisme gericht op leveringszekerheid (29023, nr. 617);
  • de motie-Klos over zich ervoor inzetten dat netbeheerders maximaal flexibiliteitsopties voor kleinverbruikers ontwikkelen (29023, nr. 618);
  • de motie-Klos over onderzoeken op welke wijze de voorstellen uit het EU Grids Package zo snel mogelijk kunnen worden omgezet in Nederlandse wet- en regelgeving (29023, nr. 619);
  • de motie-Flach over verduidelijken hoe keuzes van decentrale overheden en netbeheerders een expliciete plaats kunnen krijgen in de afwegingen rond netcongestie en prioritering (29023, nr. 620);
  • de motie-Peter de Groot over de FGU-regio aanmerken als innovatiegebied (29023, nr. 621);
  • de motie-Peter de Groot/Jumelet over in kaart brengen welke kritieke sectoren of bedrijven momenteel geen toegang hebben tot het elektriciteitsnet terwijl aansluiting vanuit economisch of maatschappelijk oogpunt wenselijk is (29023, nr. 622);
  • de motie-Vermeer over geen onomkeerbare stappen zetten die consequenties hebben voor het voortbestaan van Moerdijk dan nadat vaststaat dat dit absoluut noodzakelijk is en alle inwoners van Moerdijk hier mee hebben ingestemd (29023, nr. 623).

In stemming komt de motie-Grinwis/Flach (29023, nr. 608).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grinwis/Jumelet (29023, nr. 609).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kops (29023, nr. 610).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kops (29023, nr. 611).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jumelet c.s. (29023, nr. 612).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Oosterhout (29023, nr. 613).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, het CDA, DENK, de VVD en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Oosterhout (29023, nr. 614).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, DENK, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Oosterhout (29023, nr. 615).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, DENK en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van den Berg (29023, nr. 616).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van den Berg (29023, nr. 617).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klos (29023, nr. 618).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klos (29023, nr. 619).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Flach (29023, nr. 620).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Peter de Groot (29023, nr. 621).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Peter de Groot/Jumelet (29023, nr. 622).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vermeer (29023, nr. 623).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties Zzp

Stemmingen moties Zzp

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Zzp,

te weten:

  • de motie-Ergin over bij handhaving het opleggen van verzuimboetes zo veel mogelijk vermijden en de voorkeur geven aan bedrijfsbezoeken boven boekenonderzoeken (31311, nr. 297);
  • de motie-Ergin c.s. over de handhavingsstrategie "zachte landing" verlengen tot ten minste 31 maart 2026 (31311, nr. 298);
  • de motie-Flach c.s. over het Handhavingsplan arbeidsrelaties aanpassen zodat handhaving in 2026 wordt gericht op probleemgevallen met verhoogd risico op gedwongen zelfstandigheid, onderbetaling, evidente schijnzelfstandigen en arbeidsmigratieconstructies (31311, nr. 299);
  • de motie-Boon/Ten Hove over de zachte landing voor de inzet van zzp'ers in de gehandicaptenzorg en ouderenzorg verlengen (31311, nr. 300);
  • de motie-Martens-America/Vermeer over nagaan of het tijdelijk niet opleggen van verzuimboetes en het blijven starten met bedrijfsbezoeken in plaats van boekenonderzoek geen gevolgen heeft voor de toekenning van middelen uit het Herstel- en Veerkrachtplan (31311, nr. 301).

In stemming komt de motie-Ergin (31311, nr. 297).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van D66, Volt, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ergin c.s. (31311, nr. 298).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van D66, Volt, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Flach c.s. (31311, nr. 299).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van D66, Volt, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Boon/Ten Hove (31311, nr. 300).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de SGP, JA21, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Martens-America/Vermeer (31311, nr. 301).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van D66, Volt, het CDA, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemming motie Landbouw- en Visserijraad d.d. 11 en 12 december 2025

Stemming motie Landbouw- en Visserijraad d.d. 11 en 12 december 2025

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad d.d. 11 en 12 december 2025,

te weten:

  • de motie-Podt/Bromet over bij de Europese Commissie pleiten tegen de voorgenomen verzwakking van de toetsing van bestrijdingsmiddelen (21501-32, nr. 1741).

In stemming komt de gewijzigde motie-Podt/Bromet (21501-32, nr. ??, was nr. 1741).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, GroenLinks-PvdA, D66, Volt, de PvdD, DENK, de VVD en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de stemmingen.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:

Voordat wij met elkaar het reces ingaan, heb ik nog een kantje of tien voor u. Nee hoor, ik houd het kort. Het kerstreces staat nu echt voor de deur. Voor sommigen van u is dat een moment van religieuze waarde en voor anderen vooral een periode van gezelligheid en tot rust komen. Al kan ik me zo voorstelen dat voor sommige mensen, met het oog op de formatie, toch net even wat anders is dit jaar.

Als nieuwe Kamer hebben we inmiddels de eerste weken erop zitten. Als het goed is, weten alle collega's in dit uitdagende gebouw zelfstandig de weg naar deze zaal te vinden, en ook — dat is ook niet onbelangrijk — waar de beste koffie te krijgen is. Inmiddels zijn de portefeuilles verdeeld. De eerste maidenspeeches zijn uitgesproken. De commissies krijgen langzaam vorm. Kortom, de kop is er nu echt af.

Maar het echte werk gaat nog beginnen. Hoe een nieuwe regering er ook uit komt te zien, wij zullen als Tweede Kamer haar werk controleren, haar bevragen en waar nodig bijsturen. Dit vraagt om samenwerking en een frisse geest. Rust daarom goed uit en laat Den Haag even voor wat het is. Ik zie u allen graag in goede gezondheid in januari weer terug.

Zoals beloofd zet ik de ingezette, nog prille traditie voort om op momenten zoals deze het al eerder in deze zaal genoemde kantinegevoel voort te zetten, dus er staat iets verkoelends voor u klaar.

Ik sluit de vergadering.

(Geroffel op de bankjes)

Sluiting